Toen er in de loop van 1918 een tekort aan vlees ontstond, stelde minister Posthuma een rantsoen vast van drie ons per week per persoon. Deze hoeveelheid, deelt Moeyes mee, werd aangeboden in de zogenaamde eenheidsworst, die voor 10% uit varkens- en voor 90 % uit rundvlees bestond, maar was bijgemengd met kruiden, zout en suiker. De term is later in gebruik gebleven om een onwenselijk uniform geheel aan te duiden. Dit lied, door Louis Davids geschreven in samenwerking met zijn zwager Rido (= Philip Pinkhof) en op muziek gezet door Davids' echtgenote Margie Morris (= Margaret Whitefoot),
[pagina 250]
[p. 250]
maakte deel uit van de Eenheidsrevue (1918). Zie: Joh. Luger en H.P. van den Aardweg, Een kleine man die je nooit vergeet (1949). Aan de eenheidsworst werd ook een straatlied gewijd, met als refrein: ‘O, eenheidsworst,/ Jouw overheerlijk eten./ O, eenheidsworst, Ik zal je nooit vergeten.’