Het monster van de oorlog
(2004)–Rob Kammelar, J.M.J. Sicking, Menno Wielinga– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 228]
| |
ScheveningenDe Engelsche soldaten
Die kwamen in ons land,
Met hun geplooide rokjeGa naar eind* aan
En stokjes in hun hand.
En menig jonge dame
Alhier uit onze stad,
Die sloeg haar handen samen
En zuchtte wat een schat.
Had ik zoo'n English boy
'k Ging met hem aan de rooi.
Refrein:
Op Scheveningen, op Scheveningen,
In de duinen zacht en kil,
Zit je geen minuutje stil.
Op Scheveningen, op Scheveningen,
Daar raakt menig Haagsche meid
Haar verstand vaak kwijt.
Onze Haagsche meisjes,
Die houden van een grap.
Zij gaan haast iedere avond
Met een Engelschman op stap.
Men hoort ze zachtkens fluisteren
You lijkt mijn ideaal.
In steenkolen Englishtaal,
Kom you maar met mien mee,
Dan gaan wij naar de zee.
Refrein
Marietje kwam verlegen
Laatst voor haar moeder staan.
Haar moeder sprak, wat zie je bleek,
Zeg kind, wat scheelt er aan?
Zij ging den dokter halen,
Den dokter uit de buurt.
Ze had de Engelsche ziekte
| |
[pagina 229]
| |
Die negen maanden duurt.
Hij vroeg, mijn lieve pop,
Waar zoo liep jij dat op?
Refrein
En nu na zooveel lijden
De oorlog is gedaan,
Dan ziet men al de Engelschen
Naar hun vaderland terug gaan.
Vergeten zijn de duinen,
De liefde van voorheen.
Het arme Haagsche hopje
Blijft hier in droef geween.
En nog een lange tijd
Zingt steeds die arme meid:
Refrein
Op Scheveningen, op Scheveningen,
In de duinen zacht en mooi
Met zoo'n kleine English boy.
Op Scheveningen, op Scheveningen,
Daar wandelt menig meisje fier
Met een Engelsch souvenier.
Anoniem
In zijn boek met herinneringen De donkere poort vertelt P.H. Ritter jr. ironisch over de populariteit van de Engelse (Britse) officieren die met name in Den Haag en Scheveningen dikwijls waren te zien. ‘De Duitschers waren schaarsch en stram, de Belgen te slobberig en te weinig gedistingeerd, - maar deze slanke, sportieve, voorname zonen van het volk der “bevrijders van kleine natieën”, met de aureoolen van krijgsman en menschenvriend om de slapen, sterk en spierkrachtig, en tegelijkertijd vol van een lichte, zoete sentimentaliteit, [...] zij bleken op slag halfgoden voor het naar liefde, mode en afwisseling hunkerende Hollandsche vrouwenhart.’ Men sprak in dit verband | |
[pagina 230]
| |
van de ‘Engelse ziekte’, maar die term kreeg er blijkens dit lied - zie Wouters en Moormann, deel 2 - nóg een extra betekenis bij. Vergelijk voor het thema van de oorlogsliefde ook het al vaker in bloemlezingen opgenomen ‘Minneliedje van een Engelsche krijgsgevangene’ van Speenhoff. |
|