Het monster van de oorlog
(2004)–Rob Kammelar, J.M.J. Sicking, Menno Wielinga– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 171]
| |
Rouw en hoopSept. '14 - Sept. '17 Holland, ik ween om u...
Waar bleef uw fierheid van voorheen...
Schaamtevol zie ik nu
Vluchten uw schepen van zeeën en reên.
Waar klinkt de stem tot weerGa naar eind* der vrije zee,
Van Staatsman in 't rustig woord,
Van 't stalen donderend geschut almeê,
Vlammend van boord tot boord?
Nederland! Rouw en buk het hoofd.
Ter neer ligt Vlaandren. Onder Germanje beeft,
Wien 't eerst beschermingGa naar eind* had beloofd.
Doch zie: aan verre stranden gloort de dag...
O Land van Goede Hoop!Ga naar eind* Dat weer in vrijheid leeft
En streeft een volk, onder eigen vlag!
Verdeeld zijt gij mijn volk, in ziel en leden.
Uw wil was vrede, uw weg was strijd.
Zoo zult gij thans den strijd begeeren om den vrede.
Rijs Holland! Hebt Nederlanden
Den moed te toonen wie gij zijt.
Breekt de boeien die 't lot U spande:
Wees vereend in roem of schand,
Groot Nederland.
v.E.
| |
[pagina 172]
| |
Dit gedicht, vermoedelijk geschreven door mederedacteur mr. W.J.L. van Es (1886-1943), werd op 13 oktober 1917 gepubliceerd in De Toorts, Staat- en Letterkundig Weekblad voor Holland, Vlaanderen en Zuid-Afrika: een Vlaams-nationalistisch en vaak ook pro-Duits blad waaraan ook René de Clerq was verbonden (zie rubriek 1). De dichter herinnert er eerst aan dat er door alle oorlogshandelingen en handelsbeperkingen niets is overgebleven van de idee van de vrije zee, die eeuwenlang door Nederland is verdedigd. Dan spreekt hij vanuit een Groot-Nederlands standpunt de hoop uit dat het stam- en taalverwante Nederland en Vlaanderen een einde zullen maken aan de verdeeldheid die hen tot een prooi van de grote mogendheden heeft gemaakt. |
|