Het monster van de oorlog
(2004)–Rob Kammelar, J.M.J. Sicking, Menno Wielinga– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 107]
| |
Toon ons uw aangezichtToon ons uw aangezicht! de grijze heemlen treuren,
En aardes lieflijkheid is smadelijk besmet.
Glanzende velden zijn besmeurd, besmet...
De lauwe regenwinden bloedrig geuren.
Elk stil en leeg gehucht dreunt van het dol geruchten
Der donders, die elkâer met grof geluid verslaan.
Davrende dood alom! de stilten gaan
IJlend voorbij, schoon zwaar van sidderende zuchten.
Davrende dood alom! de aarde braakt zengend sulfer.
Puntige pijl en scherpe schicht treft snel.
Luchtschepen zeilen als in dartel spel
En werpen heeten dood in woest ontploffend pulver.
Man ligt naast man gemoord: versteveneGa naar eind* gelaten
Dragen den bittren ernst van een verwachten dood.
Knapen met oogen licht, verwonderd groot;
Mannen met monden wreed door een ontgoochlend haten.
En tusschen hen gesmakt de menigte gewonden,
Kreunend om 't laag en trage fijne martelspel
Van leven en van dood, weenend waanzinnig fel
Omdat zij niet den troost van moeders handen vonden.
En nergens heil of heul... een staâg op onheil zinnen,
Loeren uit hindernis en loozen achterlaag.
En altijd in 't vervretenGa naar eind* hart de plaag
Van kwaad te móeten doen, en nimmermeer beminnen.
Scheur dan de heemlen, Heer, en stil den storm ontstoken!
En blusch met uwen dauw der oogen brand.
En geef uw zegen aan 't verzengde land.
Berg onder blanken bloei de puinen die nog rooken.
| |
[pagina 108]
| |
Kom eens nog met uw vreê, voordat de donderwolken
U dragen in een rossen vuren gloed.
En wees de bevende aard nog eenmaal goed.
En balsem gij de breuk der bandelooze volken.
Willem de Mérode (1887-1939)
Willem de Mérode (= W.E. Keuning) groeide tijdens het interbellum uit tot de meest vooraanstaande protestants-christelijke dichter van zijn generatie. Zijn worsteling met het geloof werd verhevigd door zijn homoseksuele geaardheid, die ertoe leidde dat hij in 1925 werd ontslagen als onderwijzer. Bovenstaand gedicht, dat raakpunten vertoont met de retorisch-archaïserende stijl die een tijdlang in zwang was bij dichters als Geerten Gossaert en J.C. Bloem, verscheen in april 1916 (jrg. 5, nr. 2) in Stemmen des Tijds, Maandschrift voor Christendom en Cultuur. Het is niet opgenomen in de Verzamelde gedichten van De Mérode. |