Het monster van de oorlog
(2004)–Rob Kammelar, J.M.J. Sicking, Menno Wielinga– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 93]
| |
[Uit: van oorlog en vrede]De raven klapwieken, zwart en zwaar,
Luid krijschen de raven en roepen elkaar.
- ‘Naar het slagveld! Voor ons allen genoeg zal er zijn.
De menschen bereiden ons heerlijk festijn.
Geen zoeken, deez winter, naar voeding schraal!
De menschen, die zorgen nu zelf voor ons maal.
Komt! Laten wij strijken in 't Oosten neer!
Daar zijn bergen van lijken! En morgen nog meer!
En ook in het Westen is overvloed.
De lucht is vol reuken van menschenbloed.
O wel zoet is de reuk in den wind, die er waait!
Héél de wereld ligt er met lijken bezaaid.
Wij vernielen elkaar niet, als 't menschelijk beest,
Dat zijn broedren gaat moorden als toog het ten feest.
Wij zijn wijzer, wij azen eendrachtig op buit.
Komt! Wij priemen de lijken dëGa naar eind* oogen uit.’
Hélène Swarth (1859-1941)
Ook dit felle gedicht van Hélène Swarth (zie rubriek 2) maakt deel uit van de cyclus ‘Van oorlog en vrede’ uit haar bundel Nieuwe verzen (1920), gedeeltelijk eerder gepubliceerd in het tijdschrift De Gids van 1915. |
|