Het monster van de oorlog
(2004)–Rob Kammelar, J.M.J. Sicking, Menno Wielinga– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 91]
| |
Kerstnacht 1915Regent het in den nacht?
De stille, heilige nacht?
Spritst het niet duister en zacht?
Neen, 't regent niet in den nacht,
De alles omhullende nacht,
De nacht is stom en wegend is de nacht.
Ik weet dat onder de nacht
Een menschdom grijnst en smacht
En dat de wolken warenGa naar eind*
Als wijlenGa naar eind* van doodenbaren.
En dat in reutelingen
Veel duizend lippen zich wringen
En dat er duizenden sluipen,
Met messen uit holen kruipen.
En dat soms de aarde schokt,
In vlammen en kluiten brokt,
En dat veel schoone geheelen
Tot splinters en leden zich deelen.
En dat vorsten en grooten
In de eene nacht zijn besloten
En dat uit de diepte, van ver,
Wordt uitgezien naar een ster.
En dat er lichten ijlen,
Omlaag, omhooge peilen,
En dat langs 't firmament
De heete verwoesting rent.
Ik weet het, ik weet de nacht
Is over de aarde gebracht.
En dat de wolken waren
Als wijlen van doodenbaren.
| |
[pagina 92]
| |
Ik weet, ik weet, ach zooveel,
Dat Jezus was sentimenteel
En dat ik hier lig en wacht
Of het niet regent zacht.
Jac. van Looy (1855-1930)
Tijdens de loopgravenoorlog werden er met Kerstmis op verschillende plaatsen langs het front vuurpauzes in acht genomen. Tot groot ongenoegen van de legerleiding, die dergelijke pogingen tot verbroedering dan ook prompt verbood, zongen de elkaar bestrijdende soldaten al dan niet gezamenlijk kerstliederen. Dit voorval heeft indertijd zowel tot ontroering als tot cynisme geleid; ook bij de impressionistische schilderschrijver Jacobus van Looy, die deelnam aan de Beweging van Tachtig. Dit gedicht van hem is opgenomen in de postuum uitgegeven bloemlezing Gedichten 1884-1925 (1932). Ook in prozavorm heeft Van Looy zich met de Eerste Wereldoorlog beziggehouden, blijkens een navrant groteske beschrijving van het bijwonen van een stomme film met oorlogsbeelden; zie: ‘Het verhaal van den provinciaal’ uit De wonderlijke avonturen van Zebedeus, Nieuwe bijlagen (1925). |