Het monster van de oorlog
(2004)–Rob Kammelar, J.M.J. Sicking, Menno Wielinga– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 90]
| |
Op de oorlogsgrensDuizende lijken, die de landen niesten,
Tienduizenden die ziek en kreupel zijn,
Veelhonderdduizend die in nood en pijn
Hun dakloos dorp of platgebrande vesten
Verlaten, 't zij beladen met de resten
Van vroegere welvaart, of - nooddruftige treinGa naar eind* -
Met enkel 't lijf, rillend van koortsvenijn
Waar vuil en honger de aadren mee verpesten, -
Millioenen troostloos: vrouwen zonder man,
Kinderen zonder ouders, en de dood
Overal huivrend als een vale vogel, -
Zó is deze oorlog. Wie ontkomen kan,
Bedreigd, of andren moordend, met de kogel,
Ziet landen van bloed, van vuur de hemel rood.
Albert Verwey (1865-1937)
Nadat Albert Verwey het estheticisme van de Tachtigers had losgelaten, ging hij onvermoeibaar op zoek naar een alles samenbindende eenheidsfilosofie, die hem ook afkerig maakte van nationalisme, ‘Want alle staten/ Zijn één als golven van een stroom’. Met name in de eerste afdeling van zijn bundel Het zwaardjaar (1916) zijn enkele gedichten te vinden die direct betrekking hebben op zijn afschuw van de oorlog; daaruit is hier ‘Op de oorlogsgrens’ gekozen (vgl. Oorspronkelijk dichtwerk, 1938, deel twee). Dat in Verweys tijdschrift De Beweging heel vaak over de Eerste Wereldoorlog is geschreven, lijkt dan ook geen toeval te zijn. |
|