Het monster van de oorlog
(2004)–Rob Kammelar, J.M.J. Sicking, Menno Wielinga– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 64]
| |
In HollandIn den sneltrein uit het Noorden
Zaten rustig en gedwee
Ook wat Engelsche Matrozen
Van de Timbertown-tournéeGa naar eind*.
Keurig, proper in de plunje,
Net gehandschoend en gejast,
Gingen ze als tip-top ‘yachtsmen’
Bij de Hagenaars te gast.
't Was weer:
Voor een vrolijke performance
Voor den grooten watersnoodGa naar eind*,
Die het Timbertown-gezelschap
Weer het comité aanbood.
Naast de Engelsche matrozen
Zat een heer uit Amsterdam
Die zijn Engelsch eens wou luchten
En een praatje ondernam.
Maar hij kuchte van verbazing,
Want een Sailor-Englishman
Zei hem: ‘Dacht you, good old fellow
Dat ik soms geen Hollandsch ken?
Jullie taal, al is ie lastig,
Spreken we reeds als gesmeerd,
Want dat hebben ons de vrinden
Ginds in Groningen geleerd!’
Een der goedgezinde jongens
Deed op eens 'n lang verhaal
Met de leukste uitspraakfouten
Onzer lieve Moederstaal.
Naast hem zaten ook soldaten
Van de Belgische armee,
Kern-gezonde Vlaamsche jongens
En op weg naar Enschedé.
| |
[pagina 65]
| |
De welwillende matrozen
Spraken hen in 't Hollandsch aan,
Maar de Belgische soldaten
Wilden niets er van verstaan.
‘Zeg, zijn jullie Luikerwalen,
Spreken jullie enkel Fransch?’
En toen kregen ze ten antwoord
‘Comprenons pas le Holláns!
Ça ressemble l'Allemand.
Mes amis, nous sommes Flamands!’Ga naar eind*
J.H. Speenhoff (1869-1945)
Dit liedje uit Honderd tien krekelzangen (1918) verwijst duidelijk naar de zogenaamde Vlaamse kwestie, die tijdens de oorlog opnieuw oplaaide. De dichter-zanger Koos Speenhoff (zie ook rubriek 5) was tijdens de eerste decennia van de twintigste eeuw een succesrijk en geliefd cabaretier, die gold als de virtuoze schepper van het veelal non-conformistische levenslied. Hij heeft, ook blijkens zijn in 1916 apart gebundelde Soldatenliedjes, heel vaak gedicht over onderwerpen die met de Eerste Wereldoorlog te maken hebben en komt in deze bloemlezing dan ook meermalen voor. Soms kreeg hij ook kritiek, niet alleen omdat men hem te lichtzinnig vond, maar ook omdat hij al te gemakkelijk van overtuiging en standpunt leek te kunnen wisselen. ‘Koos is zowaar van álles,/ maar vooral héél bij de hand,’ rijmde de socialist A.B. Kleerekooper een keer. |
|