Het monster van de oorlog
(2004)–Rob Kammelar, J.M.J. Sicking, Menno Wielinga– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 42]
| |
Aan een moederHaar zoon viel op het slagveld Je hebt me gezegd: ‘Mijn zoon is gevallen, -
jij hebt hem niet gekend, zijn voorhoofd niet,
of zijn lippen niet
of zijn handen; geen van allen
die nu naast mij zijn, hebben hem gekend,
maar enkel wáár mijn zoon is gevallen, -
op het veld van eer.
Als ik stappen hoorde op de straat
zei ik: zo zal zijn heimkeer
zijn. Dat luisteren en verwachten hoeft nu niet meer.
De penningen die ik heb willen besparen
om hem een jas te kopen,
liggen nog in de kast, naast de oorlogsprentjes
uit zijn jeugdjaren.
Je moest voor mijn zoon een gedicht maken,
dat leg ik dan naast de prenten in de kast.’
Ik weet, moedertje, je zou graag lezen:
‘Wapengeweld, slagveld, held,’
want als een eervolle trits, heeft men je die woorden voorgespeld,
en van je zoon heb je niets meer dan dat.
Woorden die je troosten moeten,
omdat je je zoon niet meer zult wekken;
je zult zijn koffie niet meer bereiden,
steeds als de klok dezelfde uur slaat,
hem nooit meer nakijken als hij de straat langs gaat
en nou moet je niet meer de woorden bepeinzen
die je hem zeggen zou
in stervensnood.
Slagveld, veld van eer,
vaderland, en de zaak van het recht.
Maar ook staat dit geschreven:
Je zult niet liegen, niet bedriegen.
De laatste kreet van je zoon was: ‘Moedertje,
belieg mij niet, belieg mij niet.
| |
[pagina 43]
| |
Mijn vaderland is dood, in de zoenegloed
van mijn moeder die ik derven moet.’ -
Je zoon, moedertje, viel niet voor een gerecht zaak,
maar zijn bloed werd hem afgeperst door allen,
omdat ons de menselike goedheid is ontvallen.
Maar ik, wij, wij allen zijn de moordenaars van je zoon
en elk woord als eer en held is smaad en hoon.
Elk soldaat die valt in de krijg, hij werd getroffen
door een sluipmoordenaar.
Dit zijn wij allen, allen die het geloof verloren.
Je zoon heeft me gezegd: dit is de goede weg,
en ik heb hem gewezen: ja, die weg is de ware.
Wij hebben gelogen.
‘Demokratie’: wij hebben bedrogen.
Als je zoons zoen aan de bloednatte Aarde
nu niet de waarheid heeft vrijgekocht, betaald met zijn warm vlees,
dan is er weer niets gebeurd.
Om je zoon, om je zoon die viel,
werp de glazen kralen van je dwaze woorden weg.
Als je zoon die viel,
als mijn broederGa naar eind* die nog in de kiel
staat van de loopgraven, als al de zoons en al de broers,
als de miljoenen verlossers, - laatste teken van de visfiguurGa naar eind*, -
die weerom brengen de bloedige offerande op dit uur,
volgens de oude wet, als de miljoenen kruisen,
die zij niet te dragen hebben, dan enkel houten armpjes
en rij aan rij, niet hebben vrijgekocht
de nieuwe erfzonde van machtbegeren
en van waan,
dan wordt dit sakrifisie, volgens de oude wet gedaan,
weer nutteloos.
Alles is schoonheid. - Herinner je nog je zoon
toen hij tegenover je aan de ontbijttafel zat, -
wij moeten ons eigen geweten, ons begrijpen bevrijden
van den waanzonde.
| |
[pagina 44]
| |
De miljoenen zwarte fatum-kruisen
zijn zwijgend, maar hun zwarte, wijd-open wonde
heeft het woord gevonden: Alles is waan, alles is zonde;
levenden, vergaart de kleine krachten die u nog blijven
tot geloof in het levende leven.
Alles is zo grenzeloos schoon, luistert naar dit ontluikend begrijpen in ons geweten.
Paul van Ostaijen (1896-1928)
Evenals vele andere jongeren voelde ook Van Ostaijen zich blijkens zijn invloedrijke dichtbundel Het sienjaal (1918) rond de oorlogsjaren sterk aangetrokken tot de nieuwe kunstbewegingen die opriepen tot een ethisch reveil en hoge idealen van liefde, broederschap, vrede en gerechtigheid verkondigden. Hun humanitair expressionisme ging vaak hand in hand met vormen van activisme die samenwerking met de Duitsers voorstonden als het ging om de strijd voor de Vlaamse zaak. Om aan een veroordeling te ontsnappen wegens het deelnemen aan activistische manifestaties, week Van Ostaijen na de oorlog tijdelijk uit naar Berlijn. Daar ontstond zijn modernistische bundel Bezette stad (1921), waarin de dichter zijn eigen ontreddering projecteerde op de toestand van Antwerpen in de oorlogsjaren. |