de ziel der oude stad hangt stervend aan hun wanden;
een schat van eeuwen kunst verging hier op één dag.
Het reuzengroot paleis, dat zooveel weelde zag,
bezocht zooals het werd, door volkren aller landen,
van Zuid en Noord Euroop, van West- en Oosterstranden,
was 't huis waarin de roem der Vlaamsche poorters lag.
Bewaren wij het puin, getuige van het lijden
Van België's heldenvolk en van zijn dapper strijden
voor 't recht en voor hetgeen hem eer en plicht gebood.
En Yper, eertijds rijk, zag eens zijn luister vallen,
zijn naam werd nog gehoord om wille van zijn hallen.
De hallen zijn niet meer en Yper's naam is groot.
Leon Raekelboom
Het oude stadje leper ofwel Yper werd tijdens de oorlog zó grondig verwoest dat het later vrijwel geheel in oude stijl herbouwd moest worden. Bij de Menenpoort worden 's avonds nog steeds de indertijd in Vlaanderen gesneuvelde Britse soldaten herdacht. Bovenstaand gedicht, dat is opgenomen in O. van Hauwaerts bloemlezing Vlaamsche oorlogsliteratuur (1924), verscheen eerst in de Belgische Standaard van 8 april 1915. Over de dichter zijn geen gegevens voorhanden.