Langsheen het karspoor hier en daar een grafkruis,
dat zwart vlekt op een zode moddergrijs;
daaronder liggen meestal onbekenden,
die haakten naar een eindlijk paradijs.
Terwijl de troep, nog krommer, door de avond
voorbijgaat, keren allen 't stroeve hoofd
naar al die kruisen met een blik vol deernis:
Díe mensen had men komend heil beloofd!
De regen klettert over de dode velden
de roffel voor wie naar de voorpost gaan.
De wind giert woest in de verminkte bomen,
die knerpend met hun laatste takken slaan.
Met zware stap, verdampend in het duister,
vergaat de troep. 't Kanon scheurt plots de lucht,
en naar het zuiden keert met vlugge vlerken
een opgeschrikte, zware vogelvlucht.
Anton van de Velde (1895-1983)
Anton van de Velde maakte na de oorlog vooral naam als vernieuwer van het Vlaamse toneel in expressionistische geest, maar schreef ook poëzie. Bovenstaand gedicht wordt geciteerd in D. Vansina's korte overzicht van de Vlaamse oorlogsliteratuur, getiteld ‘1914-1918 in de spiegel’, in 1964 verschenen in het tijdschrift West-Vlaanderen.