Het monster van de oorlog
(2004)–Rob Kammelar, J.M.J. Sicking, Menno Wielinga– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 30]
| |
Mijn koningAan Zijne Majesteit Koning AlbertGa naar eind* Geheugt het u, mijn vriend? Wij tuurden op den zoom
van 't denbosch naar 't gedraaf der Gidsen rood schadronGa naar eind*
dat ‘sabre au clair'Ga naar eind* ontzaglijk 't grootsch gevecht begon
en rende in blauwigheid van kruit- en uchtenddoomGa naar eind*...
Plots bleeft gij aarzlend staan en fluisterdet vol schroom:
‘Dáár staat iemand’ en herfstig viel wat vage zon
ginds, aan den boord van 't bosch, op 't goud brocaatgalon
van een blonden officier die bij een boom
stond lijk een schim en naar de verte keek,
zijn oogen strak, vol zorg, getwijfel, hoop,
daar God alleen van alles uitkomst wist...
En gij, mijn vriend, gij werd van trotschheid bleek
en toen mij ook begeestering bekroop,
hoorde ik u zacht: ‘Respect... De Koning is 't.’
Karel van den Oever (1879-1926)
Karel van den Oever behoorde eerst tot de zogenaamde stemmingsdichters, maar sloot zich na de Eerste Wereldoorlog tijdelijk aan bij de jonge Vlaamse humanitaire expressionisten. In oktober 1914 was hij uitgeweken naar Den Haag en vandaar naar Baarn, maar via familieleden en vrienden (zie ook rubriek 2) bleef hij goed op de hoogte van de gebeurtenissen in zijn vaderland. Uit die periode dateert zijn bundel Verzen uit oorlogstijd (1919), waarin ook dit gedicht is te vinden; het verscheen eerst in De Vlaamsche Stem van 11 april 1915. |
|