De Eerste Wereldoorlog door Nederlandse ogen
(2007)–Rob Kammelar, J.M.J. Sicking, Menno Wielinga– Auteursrechtelijk beschermdGetuigenissen - verhalen - betogen
2. Frits Adama van Scheltema: Duitsche en Engelsche sportbeoefeningFrits Adama van Scheltema (jaartallen onbekend) was een jongere broer van de populaire socialistische dichter Carel Steven Adama van Scheltema (1877-1924), die zich nogal geneerde voor de duidelijk pro-Duitse sympathieën van zijn broer. Frits woonde en werkte in Duitsland en overwoog zelfs vrijwillig dienst te nemen in het Duitse leger, wat hij volgens Henri Wiessing, hoofdredacteur van De Groene, ook werkelijk heeft gedaan. Tegenover het opstel van Henri van Booven (Nieuwe Amsterdammer van 26 Dec.) over de tegenstelling der Duitsche en Engelsche sportopvatting, is het volgende te bemerken: De Duitsche opvatting van sport is zeer zeker een principieel andere dan de Engelsche en in verband daarmee is dan ook de Duitsche sport zelf een andere dan de | |
[pagina 364]
| |
Engelsche. De nationaal Engelsche sport is 't openluchtspel - in 't bizonder voetbal en cricket, in Amerika base-ball -, ze is wat de Duitscher ‘Rasensport’Ga naar eind* noemt. De goede werking van het Engelsche openluchtspel ligt zoo voor de hand, dat de heele wereld 't heeft overgenomen; juist de Duitsche school heeft met beide handen 't spel in de open lucht aanvaard en de Duitsche leeraar is nu voor zijn jongens de spelleider bij hun balspelen geworden; zooals hij reeds lang de leider was bij hun wandeltochten. Toch is de eigenlijke Duitsche sport niet de Rasensport, maar 't turnen en de natuursport. Over de verrassende algemeenheid van beide volgen hier een paar voorbeelden. Gaat het er echter om de Duitsche opvatting van lichaamsopvoeding met de Engelsche te vergelijken, dan moet men, om billijk te zijn, nagaan, wat het openluchtspel - in de eerste plaats 't voetbalspel - voor de Engelschen, wat de gymnastiek en de natuursport - in de eerste plaats de bergsport - voor de Duitschers voor beteekenis heeft. Daarna kan men beide takken van sport onderling vergelijken. Wat het turnen betreft dit: in 't kleine nest waar we wonen is, afgezien van de villa-kolonie, 't fraaiste huis de ‘Turnhalle’ - en waar je komt. In de kleinste plaatsen, Oberammergau, Weilheim, Murnau, steeds is er de helder witte met roode pannen gedekte modern ingerichte Turnhalle, met douches en elektrisch te verlichten speelveld, met alle benoodigde toestellen, soms ook de Zweedsche. In onze Turnhalle werkt 't geheele dorp van de vijfjarige Buben en Mädels af tot de ‘Alte-Herren- Riege’Ga naar eind* - met ondergeteekende - uit de kolonie. In deze alte-Herren-Riege staat de loodgieter naast den fabriekbezitter, en de dokter naast de schoenlapper en kunstschilder, terwijl in de vrouwenafdeeling sommige mevrouwen met hun dienstmeisjes turnen. Imagine! Ik heb in Berlijn Charlottenburg, in Weenen - in het Universiteitsprogram - en in München geturnd en weet, dat het wegvallen van standsverschillen in 't Duitsche turnen algemeen is. Dat er uitgesproken socialistische Arbeiterturnvereine zijn en zoo een zekere klassensplitsing ook in de Duitsche turnorganisatie bestaat, verandert niets aan de beslist democratische opvatting dezer echt Duitsch-nationale sport. [...] Maar vooral iets anders is van belang: de discipline. Zeker is er in het Duitsche turnen discipline, zij 't ook nog lang niet genoeg en niet zoo militair-streng als in de vrije Scandinavische landen. Gymnastiek zonder discipline is een onding en ik heb gezien dat juist de ernstigste discipline, bijv. in Zweden het gymnastiseeren ook voor kinderen en jonge vrouwen zoo aantrekkelijk maakte, zóó maakte, dat ze er met hart en ziel bij waren. Wie zich bij discipline enkel slaafsche onderwerping en militaire dril kan voorstellen, is geen individualist, maar een zwakkeling, die zichzelf kwijt raakt zoodra het er op aan komt met anderen tijdelijk samen te werken. Natuurlijk onderwerpt ook de voetbalspeler of athleet zich aan discipline en toen bij de Olympische spelen in Stockholm één der Amerikanen een kwartier te laat op zijn schip kwam, moesten zijn kameraden met bidden en smeeken bereiken, dat hij niet van de spelen werd uitgesloten: ze wisten maar al te goed, dat de man zijn carrière in Amerika kwijt zou zijn geweest. Zoo on- | |
[pagina 365]
| |
menschelijk ernstig is de discipline in het Duitsche en Skandinavische turnen niet: daarentegen is geen andere sport in staat de menschen zoo zeer en in dien omvang tot 't zelf aanvaarden van tucht en nauwgezet samenwerken op te voeden. De discipline, zooals die in 't turnen ligt, beteekent niet onderdrukking, maar verruiming van het individualisme en 't is geen toeval, dat juist in de bij uitstek individualistische Duitsche en Skandinavische landen de bij uitstek georganiseerde en gedisciplineerde sport, het turnen, 't hoogst staat. Het schijnbaar individualisme der Angelsaksers is indifferentisme, en het logische nevenverschijnsel [van] hun verbluffende hang aan conventie. Dat in die discipline dan echter ook in de mogelijkheid eener zoo reusachtige verbreiding en ten slotte in de alzijdigheid van het turnen een hooge militair-pedagogische waarde ligt, spreekt vanzelf en niet voor niets is dan ook in het Duitsche leger het Zweedsche turnsysteem ingevoerd. Maar nu te beweren, dat de jonge Duitscher turnt, niet ter ontspanning maar om een goed soldaat te worden, heeft geen zin. Ik wijs weer op Skandinavië, op de Arbeiterturnvereine, op 't Frauenturnen. [...] Gaat het er nu om, een paar principiëele verschilpunten met het openluchtspel aan te geven, dan is in de eerste plaats te zeggen, dat het deelnemen van de massa van het volk onvergelijkelijk veel grooter is bij gymnastiek en natuur sport. Reeds doordat ze niet de vrouwen uitsluiten. Zal in een stad van 500.000 inwoners een 500-tal Zondags 't voetbalspel beoefenen, dan is dit zeer veel en slechts bij allergunstigste terreinsgesteldheid mogelijk. Het aantal gymnasten, dat in een stad als München geregeld twee maal in de week turnt, gaat echter in de duizenden, zij die het Isarthal en de bergen ingaan in de tienduizenden. Toen Wellington verkondigde, dat de slag bij Waterloo gewonnen werd op de speelvelden van Eton en Cambridge, had hij alleen het oog op de officieren. Nu hebben de Duitsche officieren reeds door hun militaire loopbaan de best denkbare sport-training, maar daarnaast is het juist de Duitsche sport, zooals ik die boven beschreef, die in staat is, in de breede massa van 't volk, zonder onderscheid van klasse of sexe in te werken. Dan: enkel turnen en natuursport blijven zoo zuiver het karakter behouden van uitspanning. Gedeeltelijk omdat juist zij geen aanleiding geven tot winnen of verliezen, tot sportroem en ten slotte geldverdienen. De natuursport is reeds door de voortdurende verbinding met wisselende natuurindrukken oneindig veel algemeen menschelijker dan de Rasensport. En ten slotte: juist door het wegvallen van het sensationeel winnen of verliezen van enkelen tegen enkelen en daardoor, dat turnen en natuursport slechts aantrekkelijk zijn voor hen, die ze zelf beoefenen, is het uitgesloten, dat de sport tot vertooningen wordt, waar ten slotte groote steden uitloopen om beroeps - d.i. betaalde spelers te zien voetbal of base-ball spelen. Dit voor 't Engelsch-Amerikaansche sportleven symptomatische verschijnsel met zijn onvermijdelijk gevolg van specialiseeren en sportidiotisme, wedden en geld maken, reclame en intrigen, zou in Duitschland niet denkbaar zijn. Wanneer half München op een mooien winterdag leegloopt ter wille van de sport, dan gebeurt dit, omdat de menschen zelf in beweging willen zijn. | |
[pagina 366]
| |
Dit over het verschil tusschen Duitsche en Engelsche sport en sportopvatting. Vraagt men welke meer aan de klassieke oudheid herinnert, dan is te antwoorden, dat we niet voor niets meer dan tweeduizend jaar de klassieke oudheid achter ons hebben. Met de sportopvatting der Grieksche bloeitijd is hoogstens het sportleven aan sommige boarding-schools en universiteiten in Engeland te vergelijken en of deze opvatting, die zeer veel tijd d.w.z. zeer veel geld en weinig denken en werken veronderstelt, voor den modernen wereldburger wenschelijk is, schijnt zeer de vraag. Ze leidt tot de - overigens echt Angelsaksische - beschouwing van het leven als een indifferente sportieve aangelegenheid, waarbij dan aan gemoed en hersens de mogelijkheid is overgelaten, voor de noodige korrekte sentimentaliteit en handelsroutine te zorgen. Naast deze, voor betrekkelijk weinigen weggelegde, sportkultuur is de Engelsche sport, naar haar beteekenis voor de massa, slechts te vergelijken met de naar ‘circenses’Ga naar eind* schreeuwende sensatielust van de volksmassa's in 't vervallende Romeinsche rijk. Hopen we voor het Engelsche volk, dat de eisch in dezen oorlog niet nog ‘panem et circenses’ zal luiden. De Duitsche opvatting van sport is niet antiek, hoe dan ook, en ze doet goed, dit niet te willen zijn. Ze is, als zuivere uitspanning en samenwerking en door haar democratische algemeenheid en bewuste drang tot de natuur, modern en Germaansch. Beziet men echter de lijnrecht tegenovergestelde opvattingen van sport door Duitschers en Engelschen naast de lijnrecht tegenovergestelde recruteeringsverschijnselen in deze dagen, ziet men, dat zich nu in Duitschland ver over twee millioen vrijwilligers hebben gesteld - wel te begrijpen buiten de algemeene weerplicht om! - terwijl op de dichtst bezette Engelsche voetbalvelden de werver soms geen enkele, soms enkele Soldaten voor 20 sh. per week wist te vangen, dan schijnt het niet zoo onmogelijk, dat KitchenerGa naar eind* nog eens zal uitroepen: ‘de Vlaamsche veldtocht van 19144-’ 15 ging verloren op de voetbalvelden van Engeland. |
|