geen moeilijkheden in den weg had gelegd. Ik zette den Minister uiteen dat het in Duitschland de plaatselijke autoriteiten waren, die over het al of niet verstrekken van paspoorten beslisten, met het gevolg dat sommige vrouwen wél en anderen niet de reis naar Nederland hadden kunnen ondernemen. Ik voegde er bij dat ik bewondering had voor den moed van haar die uit Duitschland tot ons waren gekomen, omdat haar ongetwijfeld bij hare terugkomst een hard lot wachtte.
Sir Edward Grey, nu Viscount Grey, gaf ons zijne meening te kennen, dat president Wilson, het hoofd der Vereenigde Staten van Noord-Amerika, bij de vredesonderhandelingen een taak van beteekenis zou kunnen vervullen. [...]
Den negentienden Mei gingen wij weder op reis, eerst naar Berlijn. Na aankomst begaf ik mij terstond naar onzen gezant, teneinde hem mijne aanbevelingsbrieven te overhandigen. Mijn reisgenoote ging intusschen naar het Amerikaansche gezantschap. Dank zij de bemoeiingen onzer officieele vertegenwoordigers, werden wij den daarop volgenden dag ontvangen door den Minister van Buitenlandsche Zaken, den heer Von Jagow. Evenals Sir Edward Grey verklaarde ook deze bewindsman, dat niets hem liever zou zijn dan een spoedige vrede en dat de neutrale staten met President Wilson aan het hoofd, daartoe het initiatief dienden te nemen. Uiterst neerslachtig zeide de minister o.a., dat het thans levend geslacht zijns inziens wel nooit weer aan een oorlog zou denken, maar dat de militante aard van den man op den duur langs dien weg toch weder bevrediging zou gaan zoeken.
‘Tegen dien tijd,’ merkte ik op, ‘zullen de vrouwen waarschijnlijk wel overal de macht verkregen hebben om samen met de mannen de regeering te leiden.’
Onomwonden gaf de heer Von Jagow toe, dat hierin inderdaad hoop voor de toekomst lag. ‘Als de betere gevoelens der vrouw tot uiting kunnen komen in de regeeringskringen, dan zal voor de wereld een betere toekomst aanbreken,’ meende hij.
Den volgenden dag, Zaterdag 22 Mei, verleende de Minister van Binnenlandsche Zaken, Von Bethmann Hollweg, mijn reisgenoote audiëntie. Ik kon haar niet vergezellen, omdat onze Gezant daartoe de noodige stappen nog niet had gedaan. Een ‘ehrenvollen Frieden für alle Staaten’ achtte Von Bethmann Hollweg het ééne noodige en ook zijn hoop was daarbij gevestigd op de interventie der neutrale staten.
Den avond te voren, toen Miss Addams een vergadering van den Duitschen Vrouwenraad bijwoonde, had ik een bezoek gebracht aan den braven, eerlijken sociaaldemocraat, Eduard Bernstein. In zijn grooten familiekring werd ik hartelijk welkom geheeten. In hem mocht ik een Duitscher ontmoeten die onbevooroordeeld den toestand bekeek, en zich daarbij plaatste op een internationaal standpunt. [...]
Na Bern werd Rome het doel van onzen tocht. Op den ochtend van den dertienden Juni begaven wij ons naar de eeuwige stad. Nauwelijks had de trein het Zwitsersche grensstation verlaten, of in den trein werden alle ramen potdicht afgesloten, zoodat wij van de streek waardoor wij reisden niets konden zien. Als wij aan een station stopten, merkten wij dat er de grootst mogelijke drukte heerschte. Zingend en jui-