De Eerste Wereldoorlog door Nederlandse ogen
(2007)–Rob Kammelar, J.M.J. Sicking, Menno Wielinga– Auteursrechtelijk beschermdGetuigenissen - verhalen - betogen
[pagina 204]
| |
Maatregel in verband met de voedselschaarste
| |
[pagina 205]
| |
Rubriek 7: Winstbejag en schaarsteToen in augustus 1914 de oorlogsdreiging toenam, probeerde iedereen bij de banken zo snel mogelijk zijn papiergeld in te ruilen voor de zeldzame gouden of althans de heel gangbare zilveren munten, omdat die hun waarde wel zouden behouden. Ook begon men al vlug levensmiddelen en brandstof te hamsteren. Het gevolg was dat de regering eerst ‘noodgeld’ en daarna ‘zilverbonnen’ invoerde om het tekort aan munten op te vangen, en tegelijkertijd ook allerlei distributiemaatregelen trof om een eerlijke verdeling van schaarse goederen te bevorderen. Intussen stegen de prijzen en kwamen er ook surrogaatproducten op de markt. In de loop van de oorlogsjaren werd er in Nederland steeds meer honger en gebrek geleden, ook doordat de werkeloosheid groeide en gemobiliseerde soldaten hooguit maar één gulden per dag als vergoeding voor hun gezin ontvingen. Steuncomités kregen handenvol werk en de volksgezondheid verslechterde. Terwijl een groot deel van de bevolking het door de oorlogsomstandigheden steeds moeilijker kreeg, waren er echter ook mensen die van diezelfde situatie juist profiteerden. Berucht werden vooral de echte oweeërs ofwel de oorlogswinstmakers, die zich in het groot of in het klein met dubieuze, maar strikt genomen niet altijd verboden handelspraktijken bezighielden. Zij werden vaak bespot en moreel veroordeeld, maar trokken zich daar weinig van aan; bovendien lieten hun klanten op hun beurt ook niet graag een voordeeltje lopen. In de grensstreken waren vooral veel smokkelaars te vinden, die gedreven door armoede of pure hebzucht geld probeerden te verdienen door schaarse goederen en levensmiddelen over de Belgische en Duitse grens te brengen. Zij liepen daarbij grote risico's, want de grenzen werden meedogenloos streng bewaakt (zie ook rubriek 5). |
|