De Eerste Wereldoorlog door Nederlandse ogen
(2007)–Rob Kammelar, J.M.J. Sicking, Menno Wielinga– Auteursrechtelijk beschermdGetuigenissen - verhalen - betogen
1. De opvang van Belgische vluchtelingenHoe de opvang van de vluchtelingen uit België in eerste instantie verliep, valt op te maken uit de volgende vier stukjes, die ook typerend zijn door de toonzetting ervan. Achtereenvolgens geven ze een beeld van de opvang in de gemeente Clinge in Zeeuws-Vlaanderen (zie het Verslag van het Provinciaal Comité tot Hulpverlening in Zeeland, 1915), van de opvang in de gemeente Bedum in de provincie Groningen (zie het Verslag van de Werkzaamheden van het Provinciaal Comité tot Steun van Belgischeen Andere Vluchtelingen te Groningen, 1915), van de behoefte aan zuigelingenzorg (brief in | |
[pagina 102]
| |
Omslag van een tijdschrift voor geïnterneerde Belgische militairen
| |
[pagina 103]
| |
de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 16 oktober 1914) en van de voeding van vluchtelingen in de gemeente Haarlem (zie een verslag in de Hollandsche Revue uit 1915, waarin de heer Latenstein aan het woord is). | |
1a. Vluchtelingen in Clinge (Zeeuws-Vlaanderen)In den loop der maand september kwamen reeds dagelijks gegoede personen over, die bij ieder, die maar een plaatsje beschikbaar had, kamers wensten te huren. Toen in den loop der maand september telkens het gerucht liep, dat de Duitsers bij Dendermonde over de Schelde waren getrokken, kwamen talrijke Belgische families zich hier vestigen of trokken verderop. Hierbij bewees het comité goede diensten om inlichtingen te verschaffen en te waken tegen afzetterij. In den loop der maand september waren dan ook alle kamers en kamertjes aan de vluchtelingen verhuurd, waarvan het toen reeds wemelde. In de tweede week van oktober nam het vluchten een ander karakter aan. Reeds op zondag 4 oktober kwam er een partij behoeftige vluchtelingen over, alsmede enkele militairen, welke werden onder dak gebracht en des anderen daags doorgezonden. Op maandag 5, dinsdag 6 en woensdag 7 oktober nam het overkomen zowel van burgers als soldaten uit België, zeer toe. Op woensdagavond moesten twee lokalen der school worden in gebruik genomen, terwijl op andere plaatsen reeds velen onderdak hadden gevonden. Deze arme lieden werden natuurlijk den volgenden dag doorgezonden. Dit was trouwens de ons opgelegde taak: de mensen een nacht herbergen en dan doorzenden. Op donderdag 8 oktober werden we door honderden vluchtelingen overvallen en daarbij zeer vele armen. In de openbare school werden er toen een 300-tal onder dak gebracht. De straten liepen vol. Ook vele Belgische soldaten werden geïnterneerd. Het was dien dag met zijn lugubere avond, dat de petroleumtanks van Antwerpen brandden, waarbij velen toen dachten, dat de stad in brand was geschoten. Daar er op dat ogenblik nog geen levensmiddelen in voorraad waren, moest bij particulieren worden aangeklopt. Het is een genoegen te kunnen vermelden, dat er voor alles gezorgd werd, door de ingezetenen. De 3 à 400 vluchtelingen werden 's avonds en 's morgens van alles voorzien en konden opgefrist verder gaan. Vanaf donderdag 8 oktober begint de ‘zware strijd’.
Op vrijdag 9 oktober kwamen de vluchtelingen niet meer bij honderden, maar bij duizenden. Er ontstond tegen de avond zelfs paniek op de grensgemeente Clinge-Waes. Deze werd veroorzaakt door de komst van een 500-tal Engelse marine-soldatenGa naar eind*, die van Dendermonde kwamen en voor Duitsers werden aangezien. Vrijdags in den namiddag kwamen deze Engelsen aan de Nederlandse grens. Zij bleven daar op Belgisch gebied tot het donker was en betraden toen het Nederlands gebied, waar zij met wapens en al langs de dorpsstraat van Clinge hun oververmoeide leden uit- | |
[pagina 104]
| |
strekten op het bereidwillig aangebrachte stro. Deze Engelsen hadden aan alles behoefte, doch zij hadden geld. Met de komst dezer troepen was de verwarring, naar wij dachten, ten top gestegen en toch was het nog maar een begin. De meeste mensen hebben in die dagen niet geslapen of althans zeer weinig. De geweren der Engelsen werden in den nacht van vrijdag 9 en zaterdag 10 oktober door burgers en militairen vervoerd naar het wachtlokaal der grenswacht. Er waren veel te weinig Nederlandse militairen in den beginne - een 25 man - zodat iedereen, die wat kon presteren moest helpen bij het interneren. Hierbij was de taak zwaar voor politie en comitéleden, die echter goed samenwerkten. Ook was het werk zeer gevaarlijk, want een groot aantal der geweren waren geladen en moesten eerst ontladen worden, wat niet ieder even gemakkelijk kon doen. Zoo was de nacht van 9 op 10 oktober al even sensationeel als de vorige.
Zaterdag 11 oktober. Van in de vroege morgen rijden honderden karren voorbij, alle naar Holland. Het is een treurig gezicht. Maar nog treuriger indruk maakte het doen aantreden en doorzenden naar Hulst van dat groot getal Engelse soldaten. Het was echter maar een begin, want in het eerste achttal dagen, dat nu volgt, kwam de gehele bezetting van de vesting Antwerpen door onze gemeente, zowat een 35.000 man. Zij werden gevolgd door honderdduizenden vluchtelingen, welke door deze gemeente heentrokken en tijdelijk vertoefden. Men overdrijft niet als men het aantal vluchtelingen, dat tussen 10 en 30 oktober door onze gemeente trok op 5 à 700.000 schat. Dagen lang vertoefden er hier in wijk B met 325 huizen en huisjes meer dan 20.000 vluchtelingen. Neemt men aan, dat de drukte door de gehele gemeente even groot was - wat wel waarschijnlijk is - dan komt men tot de slotsom, dat van 11 oktober tot zowat 20 oktober elke dag 50 à 60.000 mensen in deze gemeente vertoefden, er onderdak en voeding genoten. Het waren geregeld anderen, maar het getal was er. Op de grote boerderijen waren er 1.000 en meer - plus 20 tot 80 karren en wagens, paarden en vee naar evenredigheid. Men kan zich voorstellen wat een verwarring dit gaf... | |
[pagina 105]
| |
Sevenhoven, burgemeester, mevr. R.H. Boerma, mevr. I. Keizer, mej. A.P. Servaas en verder de dames J.C. Wiersema en R. Kok. De werkzaamheden van dat comité bestonden hoofdzakelijk in het nagaan welke behoefte aan kleding enz. er bestond, alsmede in het onderzoeken der eventueel ingekomen klachten betreffende de voeding. Voor de vluchtelingen is uitgegeven een bedrag van f 315,221/2, welke som door de ingezetenen door collecte werd opgebracht. Overigens is er niets voor de vluchtelingen gedaan, daar het grootste aantal bij ingezetenen was ingekwartierd, slechts een vijftiental werd onderdak verschaft in het gemeentelijk Armenhuis. Over het algemeen viel over het gedrag niet te klagen, alleen waren de vluchtelingen, volgens het oordeel veler ingezetenen teveel in cafés waarom door de burgemeester de caféhouders is verboden aan Belgen te tappen. Eind november [1914] waren op twee na allen weer vertrokken naar hun vaderland.
De Burgemeester van Bedum, K. van Sevenhoven. | |
1c. Hartekreet van een ‘oud-verpleegster-moeder’Mijnheer de Redacteur,
Nog steeds schijnen troepen vluchtelingen buiten te moeten slapen, waaronder ook natuurlijk een massa zuigelingen. Melk krijgen ze niet (uitgezonderd de zuigelingen, door de moeder zelf gevoed) of te hooi en te gras. Is de melk warm, hebben ze een zuigflesch? Een zuigeling moet om de 4 of 3 uur warme melk, al of niet verdund met water: krijgen ze dit niet, dan gaan ze dood. Laten ze dan de zuigelingen uit de bosschen en van de straat halen, al of niet aan de borst. Wat helpt de borst als de stumperds in kou en regen buiten moeten zijn. Plaats voor zuigelingen is er altijd: er gaan er 5 in een waschmand, 20 op een linnentafel, 10 in één ledikant, 50 in één flinke kamer. Eén enkele loods, eenige flinke verpleegsters, een stuk of tien matrassen, twintig dekens, verder melk, water en flesschen, luiertjes, och, 't moet gaan. Geld is er. De moeders willen hun stakkerds wel afgeven, als ze weten dat ze verzorgd worden. Maar laat er spoedig gehandeld worden: iederen dag leest men van omgekomen zuigelingen, iedere dag verloren is te bejammeren.
Een oud-verpleegster-moeder. | |
[pagina 106]
| |
1d. Voeding van vluchtelingen in Haarlem[...] 's Morgens hielden wij zitting in Hotel Royal, Stationsplein, waar leveranciers kwamen en gaven wij bons uit; vluchtelingen liepen af en aan, en werden met raad en daad bijgestaan, 't Was altijd een drukte van belang, daar er behalve de afdeeling Voeding, ook zitting hielden de afdeelingen Huisvesting, Arbeid, Inlichtingsdienst, Algemeene zaken, Wisselbureau en de Kas. Ook zij nog medegedeeld, dat al de Comitéleden hun hulp gratis, zonder de minste vergoeding, hadden aangeboden en nog nooit de minste vergoeding hebben genoten of zouden willen genieten. Ik werd 's morgens op het Comité bijgestaan door een jongmensch, die 's middags rond reed per fiets om alle adressen te kontroleeren. 's Morgens maakten wij de staten op hoeveel personen eten moesten hebben, boekten dit nauwkeurig in en stelden het menu vast voor den volgenden dag; daarna werden de leveranciers opgebeld, onderhandeld en besteld, waarna alles weer ingeboekt werd. 't Ging echter over groote hoeveelheden, als ik u zeg, dat in de eerste dagen voor één dag soms noodig was: 81/2 mud aardappelen en 650 éénpondsbrooden! Om 111/2 uur gingen wij naar de Kweekschool en gaf de heer Drost ons op wat hij noodig had voor de keuken, hoeveel melk en pap hij had verbruikt, enz. Wij gaven hem de lijst van de bestelde artikelen, en dan maakte hij weer dat de vrouwen aanwezig waren om aardappelen te schillen en dat alle werkzaamheden in de keuken marcheerden; hij kontroleerde de bestellingen en gaf bons om bij de rekening over te leggen. Om 12 uur kwamen de menschen uit de stad eten halen, 't Eten werd gegeven tusschen 12 en 121/2; wie na dien tijd nog kwam, vond de deur beslist gesloten. Deze tijd hadden wij echter wel noodig, daar er voor ongeveer 300 personen werd gehaald. Dan kwamen er 2 mannen uit de Kweekschool eten halen voor de vrouwen en meisjes, die bedienden. Deze aten vooraf en hadden ook daarvoor 1 uur tijd. Om 12 luidde de bel en moest iedereen in de Kweekschool (280 à 300 inwoners) zich naar de eetzaal begeven en aan tafel zitten in de groote zaal. De dames-comité-leden, 4 in getal, posteerden zich ieder in een hoek naast een tafel, en er werden 4 ketels binnen gedragen. Iedere dame kreeg 2 meisjes ter assistentie. De chef van de Kweekschool stond dan met het horloge in de hand en blies klokslag 1 uur op zijn fluitje. Alles was dan doodstil; de hoeden en petten gingen af er werd gebeden. Weer werd gefloten en dan kwamen de meisjes binnen met stapels borden, die zij bij de dames naast de ketels neerzetten. Vorken of lepels, naar gelang gestampte pot of soep werden uitgedeeld, en ieder kreeg een bord met spijs opgeschept. Was het op, zoo kregen zij een 2e bord, totdat zij voldoende hadden. Enkele jonge mannen waren de maatstaf; als die genoeg hadden, moesten de anderen ook wel voldoende gespijzigd zijn, want zulk eten was nog nooit vertoond. Tien à twaalf borden erwtensoep waren geen zeldzaamheid! Waren allen verzadigd, dan | |
[pagina 107]
| |
werd er weer gefloten, gebeden, gefloten, en moest iedereen de eetzaal verlaten. De borden, lepels en vorken werden afgewasschen door vrouwen op lijsten aangewezen. Om 2 uur kwam dan de wagen van de bakkerij met 600 à 700 brooden. Deze werden op rekken in platen van 25 stuks door Belgen binnen gebracht in de voedingskamer, naast de eetzaal gelegen. Om 21/2 kwamen vrouwen om het brood te snijden en te smeeren, bijgestaan door enkele uit de Kweekschool. De kok was in dien tijd bezig koffie te zetten (450 à 600 liter) en kookte de melk. De brooden van één pond moesten in 6 sneeden gesneden worden en werden daarna weer flink met boter besmeerd, 't Brood was tarwebrood, en wit brood voor hen die 't andere niet verdragen konden, echter alleen op advies van een dokter. Ook werd melk op advies van den dokter verstrekt. Om 5 uur kwamen de menschen uit de stad brood halen en stonden wij met drieën uit te deelen: - 1. het brood; 2. noteerde, en één de koffie, melk en pap. Dit duurde tot halfzes. Ieder kreeg per persoon 6 sneden (ook wel eens meer), en dit was voor 2 keer, 's avonds en voor den volgenden dag 's morgens, benevens koffie. Om 6 uur werd weer gebeld in de Kweekschool, gefloten enz. en kregen de menschen brood en koffie. Dit herhaalde zich ook 's morgens om 8 uur. Wie niet op tijd in de eetzaal was, kreeg geen eten. Onder zoo veel menschen uit allerlei elementen bestaande, moest orde heersenen. Dames waren bij de uitdeeling van brood altijd aanwezig en zorgden ook voor de uitdeeling van melk en 't vullen van de fleschjes voor de zuigelingen. Zoo men ziet, ging alles als een groote machine. Laat ik u nu eens een menu van een week opgeven: 1. Snij-, witteboonen en aardappelen, met vleesch (1 ons per persoon); 2. Rijstsoep; 3.Hutspot; 4. Erwtensoep; 5. Aardappelen met savoie kool; 6. Bruine boonensoep; 7. Aardappelen met roode kool. Iederen dag een ander menu. De hoeveelheden voor één dag waren bijv. voor de snij- en witte boonen: 8 mud aardappelen, 22 kop witte boonen, 60 pond snijboonen, 20 pond reuzel en 15 pond vet, en 600 ossenlapjes à 1 ons. De kosten per dag en per hoofd, doorsnee, alles inbegrepen ook brood en koffie, melk, pap, vuur enz. bedroegen 18-22 cts. Dit ging zoo door, tot wij op 31 December de Kweekschool ontruimden. Vele vluchtelingen waren vertrokkenGa naar eind*, en het restant werd ingekwartierd in een perceel [aan de] Nassaulaan. Hier waren zij nog met 60 personen. Vele werden echter onder gebracht in partikuliere huizen. Ik gaf op 1 Januari 1915 nog 400 personen eten. Mijn keuken werd opgebouwd op de binnenplaats van het gebouw de ‘Gouden Leeuw’. Wij namen de ketels uit de Kweekschool mee. Alles ging zoo door. De Hol- | |
[pagina 108]
| |
landsche kok werd vervangen door een Belgischen bijkok en er werkte daar uitsluitend Belgisch personeel. Op 1 Mei nu is de keuken weer verplaatst naar de Balistraat 9 te Schoten, en daar wonen ook die menschen, die of door ziekte of door te hoogen ouderdom niet naar een kamp kunnen worden gezonden. Ik laat nu nog koken voor 29 personen, waarvan 16 in de Balistraat wonen en 13 in nog 4 perceelen, terwijl ik 43 brood en koffie geef. Alleen ben ik overgebleven en vertegenwoordig ik nu de geheele Voedingskommissie. Veel is er niet meer te doen, doch ik wil mijn werk van het begin tot einde volbrengen. |
|