Middelnederlandsche epische fragmenten
(1968)–G. Kalff– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tekst den weg aangewezen, die gevolgd moest worden. Dat hij des ondanks het werk niet ten einde bracht, is gedeeltelijk toe te schrijven aan de groote verwarring, die in onze fragmenten heerscht, aan den gebrekkigen toestand waarin zij tot ons kwamen, aan het ontbreken van kritische hulpmiddelen enz. Na zich zoo lang met bedorven teksten te hebben beziggehouden, begaf hem de moedGa naar voetnoot1) en hij liet het werk aan anderen over. Ook is hem bij zijn onderzoek hinderlijk geweest, dat hij (hoezeer onbewust) steeds beheerscht werd door een vooroordeel. Dat onze fragmenten uit het Fransch vertaald waren, wilde hij wel zoo ongeveer aannemen, maar toch niet geheel. Vaderlandsliefde had bij hem de gedachte aan een ‘prototype thiois’ doen ontstaan, waarvan ook de Fransche ‘Chanson’ zou afstammenGa naar voetnoot2); dit nevelbeeld zweefde hem blijkbaar steeds voor oogen en belette hem helder te zien. Op dat prototype komen wij later terug; wij hebben ons nu in de eerste plaats met onze fragm. bezig te houden. Sedert 1864 is voor het onderzoek der ‘(Ch. de R.’ veel gedaan. Wie zich daarvan wil overtuigen, behoeft maar een vluchtigen blik te werpen in de ‘Notice bibliographique et Historique sur la Chanson de Roland’, die bijna 100 met kleine letter gedrukte bladzijden beslaat in het grootsche werk van Léon GautierGa naar voetnoot3). Onder de kritische hulpmiddelen, die daar opgesomd worden, is er geen dat voor ons onderzoek zulke uitnemende diensten bewijst als de uitgave der Ch. de R., door Theodor Müller, een toonbeeld van Duitsche vlijtGa naar voetnoot4). Het Oxfordsche hs. ligt aan deze uitgave ten grondslag, maar in de noten wordt een schat van aanhalingen uit andere redacties gegeven, die het mogelijk maken onze fragmenten op vele plaatsen ook daarmede te vergelijken. Het is deze uitgave, die ik doorloopend geciteerd heb; van tijd tot tijd zullen de uitstekende uitgave van Léon GautierGa naar voetnoot5) en die van den ‘Roman de Roncevaux’Ga naar voetnoot6) (een der gewichtigste ‘remaniements’) ons ook van dienst zijn. Wat is ons nu overgebleven van onze Mnl. bewerking der Chanson de Roland? Wij hebben 4 fragmenten: het Brusselsche (B.), groot 80 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verzen, het Haagsche (H.), groot 332 verzen, het fragment van Looz (L.), dat 565 regels telt en dat van Rijssel (R.), dat uit 379 versregels bestaat. Eindelijk nog het Volksboek uit de 16de eeuw, dat half proza, half poëzie is; het poëtische gedeelte, dat 1247 verzen telt, vormt echter op zich zelf een geheel en is zonder twijfel eene omwerking van een ouder stuk, dat ook tot de Mnl. bewerking heeft behoord. Deze vier fragmenten en het Volksboek bevatten niet ieder een afzonderlijk deel van het Fransche epos, maar loopen van tijd tot tijd parallel en dat is ons een gewichtig hulpmiddel bij de onderlinge vergelijking. Om een denkbeeld te geven van de wijze, waarop de verschillende fragmenten aan overeenkomstige deden der ‘Chanson de Roland’ beantwoorden, weet ik niet beter te doen dan hieronder eene tabel te laten volgen, die deze verhoudingen duidelijk kan maken.
Kan men uit deze tabel opmaken, op welke wijze elk fragment als geheel aan een deel der Chanson beantwoordt, uit de volgende moge duidelijk worden, welke de verhouding is der verschillende fragmenten onderling, tot Vb.Ga naar voetnoot1) en de Chanson.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De vraagstukken, om welker oplossing het ons voornamelijk te doen is, en - naar ik meen - te doen moet zijn, zijn de volgende:
De eerste vraag kunnen wij al dadelijk bevestigend beantwoorden. Zooals men uit de tabellen kan zien, omvat Vb. ongeveer alle fragmenten; slechts een deel van L. moet men uitzonderen. Uit eene nauwkeurige vergelijking tusschen elk fragment in het bijzonder met Vb. bleek mij, dat B., H., L. en R. gewoonlijk woordelijk met Vb. overeenkomen en dat er geen twijfel aan kan zijn of zij hebben tot hetzelfde gedicht behoord. Punten van verschil waren bij die vergelijking talrijk genoeg en wij behandelen die later, maar ook uit eene oppervlakkige beschouwing zal aan ieder duidelijk worden, dat hier geen twijfel mogelijk is. Men moet bij deze vergelijking echter in aanmerking nemen, dat Vb. (in dezen vorm) een paar eeuwen jonger is dan de andere fragmenten. Die doorloopende overeenkomst is zeker het sterkste bewijs, dat onze fragmenten deelen eener zelfde vertaling hebben uitgemaakt; maar bovendien blijkt dat ook hieruit, dat sommige tirades der Ch. de Roland zijn weggelaten, die in geen der fragmenten (op de overeenkomstige plaatsen natuurlijk) te vinden zijn. Zoo b.v.:
Daarentegen vertoonen de fragmenten op overeenkomstige plaatsen overeenkomstige gedeelten, die niet in eenige redactie der Ch. de Rol. te vinden zijn en die dus tot de oorspronkelijke Mnl. vertaling moeten behoord hebben. Zoo b.v. H. 17-29 = Vb. 256-266 = L. 42-54 (slechts enkele regels daarvan vindt men in de Ch. terug; zoo b.v. Ch. 1101 = H. 20-21 = L. 45-46; Ch. 1102 = H. 22-23 = L. 47-48). Zoo ook H. 97-100 = L. 139-142 = Vb. 343-346; R. 275-278 = H. 187-190 = Vb. 1134-1137. H. 169-178=R. 255-262 = Vb. 1110-1119 (alleen Vb. 1115-6 = H. 174-5 = R. 258-9 = Ch. 1976-7; H. 193-4 = R. 279-80 = Vb. 1138-9. Ik vermoed dus, dat er ééne Mnl. vertaling der Ch. zal hebben bestaan. In dit vermoeden, dat berust op de zoo even aangevoerde gronden, word ik nog versterkt door de volgende feiten. In B. vs. 13 en Vb. 141 vinden wij den naam van ‘Malprimis de Brigal’ (Ch. 889) weergegeven door ‘Esloer van Burgan’ en ‘Hector van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Biergale’. Hoe is deze afwijking anders te verklaren, dan door aan te nemen, dat twee afschrijvers een zelfde hs. (of afschrift daarvan) gebruikten en een zelfden naam op verschillende wijze lazen? Een voorbeeld van hetzelfde verschijnsel vind ik terug in L., H. en Vb. Denzelfden regel lezen wij daar op overeenkomstige plaatsen aldus: L. 128: Fierlijc hi daer mede reet.
H. 88: Fierlijc hire mede reet.
Vb. 326: (Cierliken hi daer mede reet.
De eene afschrijver las eene f, de ander Bene c. Soms ook vindt men eene tirade uit het eene fragment geheel of gedeeltelijk in een ander terug - maar op eene verkeerde plaats. Zoo vinden wij L. 161-166 op eene andere plaats in Vb. (428-437) terug. Beide afschrijvers hebben dus dezelfde Mnl. vertaling onder de oogen gehad, maar de een gebruikte deze regels in de beschrijving van een gevecht tusschen Roeland en een Saraceen, de ander in dat tusschen Turpijn en Courabel. Zoo vindt men H. 115-116 in Vb. 28-31, maar niet op de met H. overeenkomstige plaats, want H. 115-116 = Vb. 363-364. Zoo staan de verzen van H. 145-148 dáár niet op hunne plaats; men vindt ze in Vb. 490-493 terug en daar behooren zij ook, zooals uit Bene vergelijking met de Ch. zal blijken. Ook deze feiten wijzen op Bene gemeenschappelijke bron; er moet ééne bewerking hebben bestaan, welker tekst door verschillende afschrijvers met meer of minder zorg werd gebruikt. Echter - gelijk ik reeds opmerkte - ook de punten van verschil zijn in de verschillende fragmenten en het Volksboek talrijk genoeg. Eene bespreking daarvan brengt ons vanzelf tot de tweede der vragen, welke wij ons gesteld hebben: Welke is de verhouding der fragmenten tot elkander en tot het Volksboek? Heeft elk fragment deel uitgemaakt van een afzonderlijk afschrift der Mnl. vertaling? Bij de beantwoording dier vraag laat ik Vb., dat zooveel jonger is dan de overige fragmenten, voorloopig ter zijde en behandel eerst B., L., R. en H. Al dadelijk leert een blik in de tweede tabel ons, dat L. en H. en evenzoo R. en H. afzonderlijke afschriften moeten zijn geweest; immers zij bevatten tal van parallel-plaatsen. Het Limburgsch gekleurde dialect van L. doet dit afschrift bovendien geheel op zich zelf staan; ook L. en R. waren dus afzonderlijke afschriften. De vraag, die ons te beslissen blijft, is deze: heeft B. misschien behoord tot een der afschriften H. of R.? Dat B. en R. deel zouden hebben uitgemaakt van hetzelfde afschrift, is zeer onwaarschijnlijk, omdat B. zich kenmerkt door Bene groote slordigheid, die men niet in B. aantreftGa naar voetnoot1); dan schijnt ook het aantal regels van eene kolom in de twee | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hss. verschillend te zijn (R. is geschreven in kolommen van 46 à 48, in B. telt elke kolom slechts 40 regels). Het schrift van B. wordt door de uitgevers tot de eerste helft der 14de eeuw gebracht en is netjes; dat van R. is volgens Serrure (den eenige, die het gezien heeft) ‘van rond het midden der 14de eeuw en slordig’Ga naar voetnoot1). Dat deze twee tot één afschrift zouden hebben behoord, is dus niet waarschijnlijk. Eer zou men dit van B. en H. kunnen vermoeden. Beide onderscheiden zich door betrekkelijke zuiverheid van taal; echter wordt H. wegens het schrift tot de 13de eeuw gebracht, terwijl B. tot de eerste helft der 14de eeuw schijnt te behooren. B. is geschreven in kolommen van 40 à 42 regels, H. in kolommen van 40. Al is het nu niet onmogelijk, dat B. en H. tot één afschrift hebben behoord, zoo acht ik het toch waarschijnlijker, dat wij ook hier met twee afzonderlijke copieën te doen hebben. Men zou echter de beide hss. moeten onderzocht hebben om met meer zekerheid te kunnen spreken, dan ik hier kan doen. Het Volksboek eindelijk zou, indien men alleen met den tijd te rade ging, eene copie of liever eene omwerking kunnen zijn van elk der hss., waartoe de fragmenten B., L., H. en R. hebben behoord. Dit kan echter wat L., H. en R. betreft niet het geval zijn. Men treft nl. in Vb. verschillende regels aan, die geheel en al met andere in de Ch. de R. overeenkomen, die dus zeker tot de oorspronkelijke Mnl. vertaling behoord hebben en die, toch niet op de overeenkomstige plaatsen in de fragmenten worden gevonden. Zoo komt b.v. overeen: Vb. 363-368 = L. 159-162 = Ch. 1188-1195. En nu is: Vb. 364-367 = 1190+1192; L. ontbr. Zoo komen overeen: Vb. 369-387 = L. 163-170 = Ch. 1196-1207. En nu is: Vb. 376-385 = Ch. 1198-1204; L. ontbr. Vb. geeft wel geene woordelijke vertaling, maar men ziet toch, dat L. hier onmogelijk voorbeeld kan zijn geweest. Zoo is vs. 1261 der Ch.: E Gerins fiert Malprimis de Brigal,
in L. 175-177 aldus vertaald: De fransoys Eggherijn
(Ghebenedijt moet hi sijn)
Hi stac Malaprise soe wel,
etc.
Ga naar margenoot+ Die wel ghemoede ridder Eggherijn
(Ghebenedijd so moet hi bi Gode sijn)
Hi stac Malprise van Brigale
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eindelijk zijn in L. ongeveer 53 verzen der Ch. (1207-1260) weggelaten, waarschijnlijk door eene onachtzaamheid van den afschrijverGa naar voetnoot1); deze verzen vindt men echter in Vb. (388-446) terug. Dit alles zou natuurlijk niet mogelijk zijn, indien het hs., waarvan het fragment L. deel heeft uitgemaakt, het voorbeeld van Vb. ware geweest. Dezelfde ervaringen doen wij op bij eene vergelijking van de twee andere fragmenten met Vb. Zoo is: Vb. 398 = Ch. 1212; ontbr. in H. Zoo: Vb. 1164 = Ch. 2001; ontbr. in H. en R. Zoo vindt men Vb. 490-493 terug in H. 145-148; dáár (in H.) zijn het regels uit den strijd van Franceroen en Olivier en staan dus niet op hunne plaats, zooals uit eene vergelijking met de Ch. blijkt. In Vb. staan zij op de plaats, waar zij behooren. Vb. is hier dus beter dan en onafhankelijk van H. En evenzoo vindt men: Vb. 810-821 = Ch. 1685-90; ontbr. in R. Vb. 837-870 = Ch. 1702-24; ontbr. in R. (Deze verzen gingen niet verloren, maar werden door onachtzaamheid of met opzet weggelaten.) Vb. 872-873 = Ch. 1725; ontbr. in R. Vb. 880-885 = Ch. 1728-30; ontbr. in R. Vb. 920 = Ch. 1745; ontbr. in R. Is Vb. dus onafhankelijk van elk der 3 afschriften, men treft in deze ook weer tal van regels aan, die dáár. worden gemist en evenzoo vele verzen, die Vb. met een of meer der 3 fragmenten gemeen heeft en die niet tot de Ch. behooren, wat weer op ééne bron wijst. Eene vergelijking tusschen B. en Vb. leidde niet tot dezelfde uitkomst; wel vond ik vele regels in B., die in Vb. ontbreken en toch wel tot de Ch. behooren (B. 41-46 = Ch. 987-88; B. 51-52 = Ch. 991; B. 55-56 = Ch. 993; B. 57-62 = Ch. 994-998; B. 67-70 = Ch. 1000-1001), maar van het omgekeerde vond ik geen voorbeeld. Daartegenover staat dat B. slechts 80 regels telt en in dit opzicht dus niet dezelfde bewijskracht heeft als de andere fragmenten, die 4 en 5 maal zoo groot zijn en dus veel meer gelegenheid tot vergelijking aanbieden. Ik ben dus wel geneigd aan te nemen, dat wij in Vb. eene omwerking hebben van een veel ouder afschrift, dat weer onafhankelijk was van de vier andere. Gelijk ik reeds zeide, vertoont elk der fragmenten op zijne beurt regels, die niet op de parallel-plaats van een ander fragment worden aangetroffen en die toch wel in de Ch. de Rol, kunnen worden aangewezen, die dus waarschijnlijk alle deel hebben uitgemaakt van de oorspronkelijke Mnl. vertaling. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dan eens treffen wij verzen aan, die wel in H. en L., maar niet in Vb. of wèl in H. en Vb., maar niet in L., wel in L. en Vb., maar niet in H. enz. te vinden zijn, of ook wel alleen in H. of Vb. of L.
In de 2de tabel kan men zien op welke plaats in een fragment een ontbrekende versregel verwacht kon worden. Dat de verschillende afschrijvers tamelijk vrij te werk gingen, kan reeds hier en daar gebleken zijn en zal nog duidelijker blijken aan ieder, die zich de moeite wil geven een paar parallel-plaatsen te vergelijken. Welke fragmenten onderling de sterkste gelijkenis vertoonen, kan ik niet uitmaken. Nu eens komen H. en L. het dichtst bij elkander, dan eens H. en Vb., dan L. en Vb., dan R. en Vb.Ga naar voetnoot1). Ik meen dus te mogen aannemen, dat er ééne Mnl. vertaling der Ch. de R. is geweest, van welke 5 of (indien B. met een der fragmenten tot hetzelfde hs. behoort) 4 verschillende afschriften zijn gemaakt. Deze afschrijvers gingen allen tamelijk vrij, soms zelfs slordig te werk; een dier afschriften werd in lateren tijd opnieuw afgeschreven en min of meer omgewerkt; ook dit geschiedde op slordige wijze. Wij komen nu tot de derde vraag: Is het mogelijk de redactie of de redacties aan te wijzen, welke aan onze fragmenten ten voorbeeld hebben gestrekt? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bormans roert deze vraag even aan, maar doet geene poging haar te beantwoorden. Sprekende over degenen, die na hem zullen komen, zegt hij o.a.: ‘Ils auront peut-être, rien n'empêche de l'espérer, encore d'autres fragments à leur disposition et ne se verront certainement plus réduits à de simples conjectures relativements à leurs rapports avec les différents remaniements français, que nous ne connaissons aujourd'hui que par quelques extraits ou des analyses incomplètesGa naar voetnoot1).’ Nieuwe fragmenten nu zijn sedert niet ontdekt en in zoover bevinden wij ons niet in gunstiger omstandigheden dan Bormans, maar zeker zijn wij hierin vooruitgegaan, dat de middelen tot vergelijking zooveel beter zijn geworden. In de uitgave der Ch. de R. van Theod. Müller immers zijn - ik vermeldde het reeds - telkens overeenkomstige plaatsen uit andere redacties opgenomen en deze komen ons bij eene vergelijking uitstekend te pas. Voor ik echter de uitkomsten van mijn onderzoek in dezen mededeel, zal het noodzakelijk zijn het een en ander te zeggen omtrent de verschillende redacties der Ch. de R., de hss., waarin zij tot ons zijn gekomen en de onderlinge verhouding, waarin deze tot elkander staan. Eene vrij algemeen aangenomen zienswijze is die, welke wij in het reeds genoemde werk van Léon Gautier, ‘Les Epopées Françaises’Ga naar voetnoot2), op de volgende wijze vinden weergegeven. De Fransche geleerde neemt de volgende tabel der ‘filiation des différents manuscrits du Roland’ van Prof. Foerster over. Ter verklaring volgen dan deze woorden: ‘L'histoire de ces divers manuscrits peut se résumer én quelques propositions, que nous allons énoncer sous la forme la plus concise: 1o Le manuscrit d'Oxford n'est évidemment pas un manuscrit original, mais une copie exécutée, durant la seconde moitée du XIIe siècle par un scribe anglo-normand. Le scribe était des plus ignorants: la copie est des plus médiocres = 2o Le manuscrit original, prototype, de cette antique version, a dû être suivant nous exécuté en Angleterre, entre les années 1066 et 1095. II n'est point parvenu jusqu'à nous = 8o Un certain nombre de copies ont été prises sur cet original perdu. Sur l'une de ces copies, déjà corrom pue | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
et viciée (α) ont été transcrits deux testes (α" et α'') qui forment une seule famille, représentée par les manuscrits d'Oxford et de Venise IV. = 4o Plusieurs copies ou sous-copies du manuscrit original (qui ne sont point parvenues jusqu'à nous) ont circulé en Europe et ont éte traduites ou imitées: dans les pays scandinaves ..... en Allemagne ..... dans les pays néerlandais (d'où les fragments flamands publiès par M. Bormans, qui réprésentent également le texte d'Oxford, mais qui remontent directement à in source allemande). Ziedaar dus den stand van zaken. Welke redactie heeft nu aan onze fragmenten ten voorbeeld gestrekt? Ik begin met te zeggen: in geen geval is het de Oxfordsche redactie (α'). Hoewel onze fragmenten grootendeels met die redactie overeenkomen, zooals met behulp der hierboven geplaatste tabel aan ieder spoedig kan blijken, is daarentegen het aantal afwijkingen zoo groot, dat blijkbaar eene andere redactie voorbeeld moet zijn geweest. Verreweg de meeste dier afwijkingen nu vond ik terug in de Venetiaansche redactie (ʱ"), vele ook in de Parijsehe (γ'). Ik zal die afwijkingen hieronder laten volgenGa naar voetnoot1). In Vb. 482: ‘Hi stac Astromarijs door den lichame’; 0. (CIII): Estramariz; P.: Estomaris; L.: Estomaris; Vz: Estormarin. Vb. 545-574 = Ch. (ed. Gautier) CXXVIII-CXXXI ed. Müller, bl. 145-6. Deze tirades komen niet voor in O., wel in V., P., Vs., Vz. Dat deze regels echter aan V. en niet aan de drie andere ontleend zijn, blijkt uit Vb. vs. 559-560: Den fellen Grandenes gaf hi daer
Een gulden teeken, dat was waer.
Nu leest men alleen in V.: ‘Dunet à Grandonie une enseigne d'orfrei’.
P. (dat als type der ‘remaniements’ kan gelden) heeft: Un confanon, qu'il ot fait atorner
Donna Grandoine.
Vb. 649-660. Deze beschrijving van het onweer en de teekenen, die in Frankrijk geschiedden, is ongetwijfeld niet aan O. ontleend. Zoo vindt men b.v. Vb. vs. 653: ‘datter niemant waende langher leven’,
alleen in de andere redacties terug. Zoo b.v. in V.: ‘Hom no l'vid no cuit sa vie perdre’ (Müller, bl. 138); in P.: ‘Home n'i a ne cuit morir atant’ (ald.). Ook Vb. vs. 661-672 komen niet in O., daarentegen wel in de andere | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
redacties voor. Vgl. b.v. Ch. (Gautier) CXXI (V.)Ga naar voetnoot1) en ed. Müller, bl. 139 (P.). Ook slechts dáár volgt op deze beschrijving van den slag de komst van Margarijs, wien het alleen gelukt is te ontvluchten. (Zie ed. Müller, b1.141, Gautier CXXIV, CXXV en Vb. 673-686, al wordt in het Nederlandsch slechts de hoofdinhoud weergegeven van hetgeen omstandig verhaald wordt in het Fransch.) Müller en Gautier zijn echter van oordeel, dat deze tirades wèl tot het oorspronkelijke gedicht behoord hebben.
Vb. 689: ‘Hi sat op een paert (dat) hiet Gardemont’. Ch. vs. 1528 (O.): ‘Siet el cheval qu'il claimet Gramimund’. In Vz. heet het paard van Grandonies ‘Garemon’ (zie Müller, p. 156). Dat men hier de paarden, die aan verschillende ruiters toebehooren, verwisselde, behoeft geen bezwaar te zijn; de Nederlandsche vertaling springt met namen zeer luchtig om. Zoo heet in Ch. 1491 het paard van den Saraceen Climborins ‘Barbamusche’. In de Nederl. bewerking (vs. 575-580) is hijzelf tot Boorijn geworden en ‘Samperduc dat sijn ors hiet’. Men vindt dit paard een eind verder in het bezit van een ander Saraceen Malquianz. Ch. vs. 1554: ‘Siet el cheval qu'il claimet Salt-Perdut’.
Vb. vs. 721-821 vindt men niet in O., wel in V., P., Vs., Vz.; volgens Gautier en Müller hebben deze tirades wel tot het oorspronkelijke gedicht behoord. Zie ed. Müller, bl. 168-172, Gautier CXLVI, CXLVII, CXLVIII en CXLIX.
Vb. vs. 747. In de opsomming der landen, welke door keizer Karel zijn onderworpen, leest men, vs. 747: ‘Calabren ende Poelgiën mede’. In V. (Müller, bl. 168): ‘Roma a conquise et Calauria et PulieGa naar voetnoot2). In P. (ald.): ‘Rome a conquise, Calabre a retenue’. V. schijnt hier dus door den Nederlandschen bewerker gevolgd en de lezing van die redactie, welke door Müll. en Gaut. wordt afgekeurd, ontvangt steun uit die bewerking. In Vb. vs. 765-776 lijkt de Nederl. tekst misschien meer op P. dan op V. (zie ed. Müller, p. 169.-172). Zoo vind ik b.v. Vb. vs. 772: ‘die menich mare wel waren weert’, alleen terug in P.: ‘C. tans vault d'or que elte ne pesa’. Daarentegen vindt men de lofspraak van Olivier op Roelant: ‘O God almachtich! wat ridder is Roelant’ enz. (Vb. 780), niet in. P., maar wel in V. Zie Gautier CXLIX. ‘Deus’, dist Rollanz, ‘cum cist est bons vassals!
‘E! gentilz quens, tant pruz e tant leials’,
etc. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vb. vs. 797-798: Ende also gheringhe als si vernamen,
Datse daer bi malcanderen quamen,
vindt men niet in P., maar wel in V. terug. Zie Gautier t.a. pl.: ‘En la grant presse à Rollant s'aproismat’.
Vb. 904-907 = R. 51-54: ‘Wi sullen’ sprac hi ‘onlanghe leven,
Dese werelt moeten wi, laten! begheven’
enz. Alleen in P., str. CLXXIII, vs. 7, ‘Que hui cest jor morrons sans recouvrier’,
vind ik een regel, die aanleiding kan hebben gegeven tot deze kerkelijk getinte uitweiding. Vb. 910-913 = R. 57-60: Ooc eest te spade nu begonnen.
enz. Van dit te laat komen van Karel wordt in de Ch. (0.) niet gesproken. In P. vind ik iets, dat er aan herinnert (t.a.p.): ‘Loins nos est Karles, tart iert au repairier’. Op eene enkele plaats, waar Vb. en R. overeenkomen, staat Vb. dichter bij O., en R. dichter bij P. Men vergelijke:
R. 165-168. Het wonder, waardoor de dag verlengd wordt ter wille der Christenen, wordt in O. eerst veel later vermeld (vgl. ed. Müller, vs. 2447-2454, terwijl R. 148-149 = Ch. (O.) 1828-1829) en de inkleeding dáár doet niet denken, dat de Nederl. bewerker dien tekst gezien heeft. In P. CLXXIX wordt het wonder zeer kort vermeld, evenals in het Nederlandsch. R. 177-192 = Vb. 1172-1183. Deze uitval tegen Ganeloen en zijn geslacht komt weer niet in O. voor, wèl in de andere redacties. Zij komt juist in deze volgorde voor in V., P. (CLXXX) en V. (ed. Müller, bl. 193). Ik zou echter meenen, dat V. en niet P. het voorbeeld is geweest der Nederl. vertaling: 1o omdat in R. 178 ‘Sente Marie’ (‘Nu helpt, Sente Marie!’) wordt aangeroepen, evenals in V.: Doen sprac Kaerle die vrie:
‘Nu helpt, Sente Marie!’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V.: Ço dit li roi: Sancta Maria aiue!
Terwijl P. heeft: ‘Dex’ dist-il, pères, vrais rois omnipotens’.
2o omdat de in R. 191 voorkomende beschrijving van den moord van Julius (Cesar: Ende worpen in ene wiereGa naar voetnoot1),
niet in P., maar wel in V, voorkomt: ‘Chi in fogo ardent et angosos mis fure’.
3o Wegens de volgende regels, die ook pleiten voor V.R. 185-1886: Die scrifture vertellet ons wel,
Dat sine vorders waren fel.
Terwijl P. heeft: En vielle geste le treuve-l'on lisant
Que ses lingnaiges est fel et souduians.
Vb. vs. 960-973 komt niet in O. voor, wel in de ‘remaniements’. Zie Müller, bl 196: ‘In den andren französischen Redactionen folgt eine Tirade, die zum grösseren Theil eine zweite Version der Anrede Rolands an Olivier enthält. Sie mag aus dem Original stammen, wird aber schon in β Aenderungen erfahren haben.’ Het schijnt echter, dat de Nederl. bewerking het dichtst bij P. en Vs. komt. Vgl. b.v.:
V. heeft hier niets, dat aan deze regels beantwoordt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vb. vs. 1048-1057 niet in O., wèl in V., Vs.,. Vz. en P. Zie ed. Müller, bl. 200 en 201 en Roman de Roncevaux (P.) CLXXXV.
Vb. 1172-1209 staat niet op zijne plaats. Daarvan is vs. 1172-1183 (= R. 177-122) reeds behandeld. 1184-1209 is het vervolg van de reeds genoemde tirade, die niet in O., maar wel in de andere redacties, met name V. en P., voorkomt. Deze regels (1184-1209) zijn echter blijkbaar aan V. en niet aan P. ontleend. (Men vergelijke ed. Müller, bl. 193-194, Gautier CLXIV.)
Deze regels worden in P. niet (vs. 1193, 1197, 1198-1201) of in een anderen vorm minder overeenkomstig dan V. aangetroffen.
R. 353-370 = H. 263-274. Deze tirade wordt niet in O. aangetroffen, wel in V., P., Vs. en Vz. Zie ed. Müller, bl. 218 vlgg. en Gautier CLXXX. (Ende Roelant en wilde niet witren,)
Ga naar margenoot+ Maer vacht als een leen waerliken.
Men vindt dezen regel alleen terug in deze verzen van V.: ‘Cu fait el leons, quant e maltalentis,
Anci li muroit que it voile fuirs.’
In O. komt deze vergelijking niet voor, noch in P., noch in de andere redacties. Daar leest men op deze plaats:
Ga naar margenoot+ Tant par est fiers et de si grant aïr,
Miex weult morir que il daingnast fuir.
Ga naar margenoot+ Li cons fu mot de merveillos aïr
Ainz i mosra que lor veilleGa naar voetnoot1) fuir.
L. 310: ‘Maer Roelant doen bequam.’ Dezen regel vind ik niet in O. en P., wèl in de andere redacties, als b.v. V.: ‘Da pasmason li cont Rollant reparie’, er Vs. en Vz.: ‘Rolant est revenu | De pasmeson’.
Ga naar margenoot+ ‘Here coninc,’ seiti, ‘twaren
Hier en helpt gheen kermen noch (claghen) ghebaren.’
Ik vind deze regels noch. in O., noch in een der andere redacties terug. Alleen P. heeft een paar verzen, die in dezen voorbeeld kunnen zijn geweest. Wij lezen daar (Roman de Roncevaux CXXVII) aan het slot: ‘Drois emperères, trop vos poez irier
Diauz sor doloir ne vault pas I. denier.’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Op Mamet dat si riepen,
Dat hise hulp uten diepen.
Mamet komt niet in O., wel in V., P., Vs. en Vz. voor. Op sommige plaatsen worden wij eer aan P. herinnerd. Zoo b.v.:
L. 51-61 = V. 265-273 = H. 26-36. Ontbr. in de Ch. Alleen van een enkelen regel vind ik iets in P. terug: L. 61 = V. 273 H. 36: ‘God sal onser (ghe)wouden’; P. 1720 (CI): ‘Dex penst des autres, qui tout à sauver’.
L. 83-112 = V. 293-312 = H. 54-76 = Ch. 1127-1138 (inhoud van het ‘Sermoen’). In P. is het sermoen echter meer uitgewerkt, evenals in de Nederl. fragmenten.
Men zou geneigd zijn het er voor te houden, dat V. als origineel heeft gediend; met die redactie toch vertoont onze vertaling de meeste overeenkomst. Maar andere plaatsen maken dat weer twijfelachtig, daar zij aan P. en een enkele maal aan andere redacties doen denken. Ik | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zou daarom meenen, dat de Mnl. vertaler gewerkt heeft naar eene redactie, die wij niet kennen, maar die het dichtst bij V. staat. Dat onze vertaling ook zoo dikwijls aan P. herinnert, zou doen vermoeden, dat V. en P. tot elkander in nauwer verband staan dan Gautier gelooft. Sommige Duitsche geleerden, als Theod. Müller, zijn van oordeel dat V. ontleend is aan β; in zijne inleiding (V) zegt hij: ‘Auf β hat man V., wahrscheinlich auch Nd. (onze fragmenten) ....... zurückzüführen.’ En Gautier zelf deelt in zijn reeds aangehaald werk mede: ‘Dans une thèse qui a été présentée en 1879 à l'université de Marbourg, M. Ottmann soutient un système contraire à celui que nous venons d'exposer sur le ms. de Venise IV, et essaye de prouyer, que pour la plupart de ses leçons, ce manuscrit se relie à la version originale de Roncevaux. Nous attendrons pour nous prononcer sur ce point obscur, la publication de la thèse de M. Ottmann. Jusque-là nous croyons devoir persister dans notre systèmeGa naar voetnoot1).’ Op grond der voorafgaande onderzoekingen geloof ik dus, dat de Duitschers in dezen gelijk hebben en dat onze Mnl. vertaling bewerkt is naar eene redactie der (Jh. de R., die wij niet kennen, die echter tot de groep β behoort, dus tot de zoogenaamde ‘Remaniements’, welke tusschen V. en P. in, maar dichter bij V. staat.
Dat onze vertaling en de Duitsche bewerking van ‘Pfaffe Konrad’ naar dezelfde Fransche redactie bewerkt zijn, wordt vrij algemeen aangenomen en ligt ook voor de hand. In een onderzoek over den Oxforder tekst haalt Dr. A. Rambeau (wiens resultaten ook Gautier overneemt) een paar voorbeelden aan, waaruit de overeenstemming tusschen den Duitschen en den Nederlandschen tekst blijktGa naar voetnoot2). Ik voeg daarbij nog het volgende: In Vb. vs. 1026 leest men: ‘Hi sloech hem den arm metter scoudere af.’
In alle Fransche teksten, die ik zag (O., V., Vs. en P.), vindt men niet van den arm, maar slechts van ‘le destre puign’ gesproken, in dezen trant, Ch. (O.) 1903: ‘Trenchet ad li cuens le destre puign.’
Bij Konrad echter lees ik (ed. Grimm, p. 222): ‘den arm er im abe swanc’, en: ‘der chunc verlos sinen zesewen arm’.
Nadat wij alzoo getracht hebben een antwoord op de drie eerste vragen te geven, kunnen wij overgaan tot de vierde, tot eene beschouwing der | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vertaling zelve. Over het algemeen moet ons oordeel over de wijze, waarop de bewerker zijne taak volbracht, ongunstig luiden. Dat oordeel heeft in de eerste plaats betrekking op de gebrekkige kennis van het Fransch, die overal uitkomtGa naar voetnoot1). Eene eigenlijke vertaling levert de Mnl. bewerker trouwens niet; hij staat daarin gelijk met velen zijner tijdgenoten. Bormans zegt te recht (Introd., p. 32, noot 1): ‘traduire c'était imiter; on retranchait, on ajoutait, on transposait, on modifiait de toutes manières.’ Het hangt dan slechts af van de wijze, waarop men al deze zaken doet. Gewoonlijk tracht de Nederlandsche bewerker in zijne eigene woorden den hoofdinhoud weer te geven van hetgeen hij meende, dat de dichter der Chanson zeide. Vandaar dat letterlijke overeenkomst lang niet altijd valt aan te wijzen; de Mnl. dichter gaf eer eene bewerking van het Fransche epos, dan eene vertaling. Bovendien liet hij sommige tirades hier en daar geheel of gedeeltelijk weg, voegde weer op zijne beurt regels in of wijzigde het origineel in zijn geest. Maar juist op dien geest komt het aan. Het Fransche epos is echt feodaal, echt ridderlijk, sober van toets, maar indrukwekkend in zijn grootschen eenvoud. De Fransche dichter is soldaat in zijn hart: hij geniet bij elken strijd, bij elk tweegevecht; hij kent de wapenrustingen door en door; de blinkende, met goud doorwerkte halsbergen, de met goud en gesteenten versierde puntige helmen, de lansen met hunne kleine vaantjes, de zwaarden van gebruineerd staal, de gouden sporen. Hij volgt elken slag, die wordt toegebracht, met het oog van een kenner, en weet op een prik of de den neus beschermende metalen strook (nasel) al dan niet doorkliefd wordt, en of het zwaard afschampt, dan wel het lichaam der tegenpartij doorboort en eerst door het zadel wordt tegengehouden, of nog verder dringt en ook het paard eene diepe wonde toebrengt. Hij is godsdienstig op zijne eigene ruwe, eenvoudige wijze, maar hij weet toch de dapperheid ook in een Saraceen te waardeeren; hij is een getrouw vasal en heeft voor zijnen koning en voor ‘dulce France’ alles over. ‘Pur nostre rei devum nus bien murir’ en ‘Pur sun seignur deit hum susfrir granz mal’ zijn denkbeelden, die onder verschillende vormen telkens terugkeeren. Alles is ontzagwekkend in zijn gedicht, en de woeste grootschheid van het natuurtooneel, die zoo uitnemend is weergegeven in het steeds terugkeerende ‘Halt sunt li pui e tenebrus li val’, verhoogt nog den indruk. Van dit alles nu heeft de Nederlandsche bewerker weinig gevoeld. Hij had waarschijnlijk nooit een veldslag bijgewoond en is dan ook niet bekend met de zeden en gebruiken van het ridderwezen. Dat treft ons al dadelijk in den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aanvang van Vb.Ga naar voetnoot1) De neef van Koning Marsilie heeft dezen gevraagd om de eer van den eersten strijd; deze stemt toe en geeft hem als teeken daarvan zijn handschoen. ‘Li reis Marsilies l'en ad dunet le guant’ (Ch. vs. 873). De Nederl. vertaling heeft (Vb. vs. 53-55): Die coninc Marcelys, dat is waer
Gaf hem die ghifte daer
Met sinen handscoe te dien tide.
Als Olivier de Saracenen ziet naderen, zegt hij tot Roelant: ........ Sire cumpainz, ce crei
De Sarrazins purrum bataille aveir.
En deze antwoordt (Ch. vs. 1008-1016): ........ E Deus la nus otreit!
Bien devuns ci ester pur nostre rei;
Pur sun seignur deit hum sufrir destreiz,
E endurer e granz chalz e granz freiz
Si'n deit hum perdre e del cuir e del peil
Or guart chascuns que granz colps i empleit
Male cançun ja chantée n'en seit.
Paien unt tort e chrestien unt dreit.
Malvaise essample n'en serat ja de mei.
En men vergelijke nu eens deze ridderlijke, mannelijke taal bij die, welke hij in de Nederlandsche vertaling uit (Vb. vs. 193-200): Doen sprac die grave Roelant:
‘Des gonne ons God ende Sinte Amant!
Want wi en sijn Gode niet sculdich andersins
Dan een goet ghedacht ende ghepins,
Ende altoos te stane in sinen dienste waert.
Wi en dorven sekerlijc niet sijn vervaert,
Want dienen wi hier ghetrouwelijc onsen Heere,
Onse loon gheduert hier boven emmermeere.’
De ‘Seignur’ van het Fransche gedicht is in het Nederlandsche tot den ‘Heere, Heere’ geworden. En die kerkelijke kleur is niet alleen in Vb. te bespeuren, maar evenzeer in de fragmenten en dat wel nergens sterker dan in het ‘Sermoen’ van bisschop Turpijn tot de Franschen (Ch. vs. 1124-1138 = Vb. vs. 285-312 = L. 75-112 = H. 48-76). Gedurig vindt men toegevoegde regels of woorden, die niet in het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
origineel te vinden zijn en die steeds eene kerkelijke kleur dragen. (Zoo b.v. Vb. vs. 24; Vb. 250 = H. 11 = L. 36, ontbr. in de Ch.; Vb. 265-266 = L. 52-54 = H. 27-29, ontbr. in de Ch.; Vb. 397 = H. 138, ontbr. in de Ch.; L. 412-415, ontbr. in de Ch.; L. 454-455, ontbr. in de Ch.). De geest der vertaling blijkt evenzeer uit hetgeen toegevoegd, als uit hetgeen weggelaten werd; de meeste tirades of deelen van tirades, die weggelaten werden, hebben betrekking op het ridderlijk leven of zijn uitingen van den feodalen riddergeest. Zoo b.v. Ch. vs. 1017-1050, Ch. LXXXIX, XCI, vs. 1155-1158, CIX, CX, CXIX-CXXIX, vs. 1550-1679 (deze tien tirades bevatten niets dan de beschrijving van verschillende gevechten); Ch. 1795-1815 (de beschrijving van een optrekkend leger, van wapenen enz.). Eene kluchtige vergissing van den bewerker, waaruit de geest der vertaling ook blijkt, treffen wij aan in Vb. vs. 707-710. Roelant bekampt een Saraceen, Walbrune (Fr.: Valdabrun). In de Ch. wordt dat gevecht op deze wijze beschreven. Ik zal de overeenkomstige plaats der Nederl. bewerking daarop laten volgen, opdat men in de eerste plaats het verschil van opvatting waarneme. Ch. 1537-1545: Li cuenz Rollanz, quant il veit Sansun mort,
Poez saveir que mult grant doel en out.
Sun ceval brochet, si li curt ad esforz,
1540[regelnummer]
Tient Durendal, qui plus valt que fins ors,
Si vait ferir le paien quanqu'il pout
Desur sun helme qui gemmez fut ad or,
Trenchet la teste e la brunie e le cors,
La bone sele qui est gemmée ad or,
1545[regelnummer]
E al cheval parfundement le dos.
Vb. vs. 701-706: Dit hoorde die overmoedighe grave Roelant,
Ende horte sijn paert van hant te hant.
Hi hadde rouwe utermaten groot,
Dat hi sinen neve so sach ligghen doot;
Ende hi sloech Walbrunen, dat si u cont,
Dattet swaert totten paerde wederstont.
Nu de vergissing: het Fransche epos laat op vs. 1545 dezen regel volgen: ‘Ambure ocit, qui que l'blasmt ne qui l'lot’,
in de vertaling van Gautier: ‘Bref (qu'on le blâme ou qu'on le loue) il les tue tous les deur’.
Dat de bewerker het woord ‘ambure’ (van ambo, amborum) niet verstond, daarover mag niemand hem hard vallen; dat zou ook anderen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
overkomen zijn. Maar wel blijkt de geest zijner vertaling hieruit, dat hij aldus vertaalt: Daer na sloech hi noch Amboren,
Eenen sarasijnseen tyrant hooch gheboren,
Dat hi niet meer scade den Kerstenen mocht doen;
Hem waer beter had hi gevloen!
Al de eigenschappen der Mnl. vertaling, welke reeds in de fragmenten worden aangetroffen, vindt men in nog hoogere mate in de zooveel jongere bewerking van Vb. terug. Overal waar men overeenkomstige plaatsen vergelijkt, zal men bevinden dat een enkele regel, een paar woorden, een epitheton zijn toegevoegd, die gewoonlijk moeten dienen om de Christenen dapperder en vromer, de Sarracenen minder dapper en goddeloozer te makenGa naar voetnoot1)). Zoo wordt de Sarraceen Margarijs in het Fransche epos geprezen: het heet daar (Gautier CXXV): Deus! quel barun, se il fust chrestiens!
en elders (ald. CXXIV) wordt van denzelfden Sarraceen gezegd: Se it s'en fuit, ne fait mie à blasmer
De sun cors poet grant enseigne mustrer.
In Vb. echter heet hij slechts ‘die quade Margarijs’ (vs. 673). Karakteristiek is ook de vertaling eener andere plaats. Als Roelant in een oogenblik van moedeloosheid onder den wanhopigen strijd den hoorn wil steken om den keizer te hulp te roepen, verzet Olivier zich daartegen; hij dreigt zelfs het aan zijne zuster Aude, Roelands verloofde, te zullen mededeelen en hun huwelijk daardoor te verhinderen. In het Fransche gedicht nu leest men (vs. 1719-1721): Dist Oliviers: ‘Par ceste meie barbe!
Se puis veeir ma gente sorur Alde,
Vus ne gerrez jamais entre sa brace.’
In Vb. (vs. 861-865): Ist dat ghi blaest uwen horen
Ende mi noch die fortune mach ghescien,
Dat ic mine suster mach sien,
Ic sweer u dat met eeden stijf,
Nemmermeer en wert si u wijf.
Was de geheele Chanson de Roland vertaald? Ziedaar eene vraag, die moeilijk te beslissen is. Het fragment L., dat het verst gaat, eindigt bij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vs. 2608 van het Fransche gedicht en de Oxfordsche tekst telt 4002 verzen; L. heeft een slot, maar dat is blijkbaar van den afschrijverGa naar voetnoot1). Dat de bewerker onzer Mnl. vertaling een geestelijke zal zijn geweest, zou men wel vermoeden uit de kerkelijke tint, die hij aan zijne vertaling gegeven heeft en Vb. zal ook wel door een geestelijke zijn omgewerkt. Dat zou ik bovendien opmaken uit eene weglating, die misschien niet zonder gewicht is. Wanneer Turpijn de Sarracenen voor Roelant ziet vluchten, ‘Si cum li cerfs s'en vait devant les chiens’,
zegt hij (Ch. 1877 vlgg.): Itel valur deit aveir chevaliers,
Qui armes portet e en bon cheval siet;
En la bataille deit estre forz e fiers,
U altrement ne valt .IIII. deniers,
Munies (Moine) deit estre en un de cez mustiers.
Si prierat tuz jurz pur noz pecciez.
Een monnik en iemand, die geen duit waard is, zijn voor den krijgshaftigen prelaat vrij wel synoniem. En wat leest men nu in Vb. (vs. 984-1001)? In deser ghelike soude ooc doen
Elc goet ridder ende baroen,
Ende een ieghelijc Kersten goet,
Daer God voor heeft ghestort sijn roode bloet,
Want die niet en doet also
En prijs ic niet weerdich een stroo;
Maer hi heeft recht, die dit doet,
Ende hem comter ooc af goet
Sonderlinghe, die hem tot (Gode keert,
Ende sijn wet met arbeide vermeert,
Weder hi si clein oft groot van persoon,
Hi verdient er mede Godes loon,
Ende sal hem verbliden eewelike
Metten enghelen hier boven in hemelrike;
Daer hi sal hooren den soeten sanc,
Die dueren sal eewich sonder verganc.
enz.
De monnik is uit de Nederlandsche vertaling verdwenen en toch ziet en hoort men hem duidelijk. Het is natuurlijk zeer wel mogelijk, dat deze plaats ook reeds in den oorspronkelijken vorm van Vb. aldus geluid | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en deel uitgemaakt heeft der oorspr. Mnl. vertaling, maar daar wij den vroegeren vorm van Vb. niet kennen, is dit niet uit te maken.
Ten slotte nog een woord over het vermoeden, waarmede Bormans zijne breedsprakige ‘Introduction’ besluit en waarvan ik reeds met een enkel woord melding maakte. De Belgische geleerde liet zich door zijne vaderlandsliefde verleiden een gevoelen uit te spreken, waarvoor hij bijna geen grond had. Zijne redeneering komt in hoofdzaak hierop neer: ‘Heinric van Veldeke’, zegt hij, ‘kende de Ch. de Rol., zooals uit zijne Eneit blijkt. Deze dichter leefde in het laatst der 12de eeuw; in de taal der Saksen en Franken was toen reeds menig letterkundig kunstproduct gedicht, zooals het Hildebrandslied, het Lodewijkslied, de Heliand enz. Daarentegen kunnen de zuidelijke Franken (hij bedoelt die, welke onder Clovis Frankrijk waren binnengetrokken) in dien tijd nog niet in het bezit zijn geweest van eene ‘littérature ...... nationale ou populaire’. En hij vervolgt verder: ‘Cela ne se peut pas, et si Veldeken connaissait la Chanson de Roncevaux, ce n'est ni à Chunrat, ni peut-être même à quelque rédaction française qu'il le devait.’ Tot zoover was de geleerde aan het woord, al kwam hij bij deze laatste onderstellingen reeds op glad ijs. Men kan nagaan, hoe nu in den patriot de gedachte opkwam: ‘als ik eens gelijk had!’ Indien werkelijk niet ‘quelque rédaction française’ de bron ware van Veldeke, maar..... en nu wordt het ‘prototype thiois’ geboren, een ‘twijfelkind’, zooals Vondel zou zeggen, ontsproten uit de verbintenis van wetenschap en patriotisme of liever van patriotisme en wetenschap. Het is nu bijna kluchtig na te gaan, hoe Bormans zich zelf tracht te overtuigen. Was het zooeven nog ‘peut-être’, nu gaat hij reeds voort: ‘Mon doute à l'égard du dernier. point est très-réel; en iets verder: ‘Dans l'état actuel des choses, il ne nous reste plus à faire valoir que des présomptions, mais qui sont à mes yeux de véritables preuves’ ....... ‘je suis fort disposé à croire, que in prémière rédaction écrite n'en a pas été française ou romane, mais franque, c'est à dire teutonique, théodisque ou si l'on me permet ce petit anachronisme dans le nom, thioise.’ Het hooge woord is er eindelijk uit en daardoor bemoedigd gaat hij nu te stouter voort: ‘Cette supposition, que tout justifie, me donne le véritable prototype non seulement de nos autres rédactions thioises, mais aussi des françaises. Il n'est pas possible d'attribuer à celles-ci une origine différente enz.’ Te recht zegt de Fransche geleerde, die dezen aanval op het nationale kleinood met fijne, maar doeltreffende scherts afsloegGa naar voetnoot1): ‘Nous y voilà! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tout à l'heure on avait des présomptions, puis on était disposé à croire, puis tout justifiait cette supposition et maintenant il n'est pas possible de penser autrement. Et voilà pourquoi notre fille est muette.’ Bormans geeft geene bewijzen, maar spreekt slechts eene hem aangename onderstelling uit, die men kan laten voor wat zij is, maar die niemand behoeft aan te nemen en waarvoor vooralsnog niet de minste grond bestaat. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fragment B.Ga naar voetnoot1)‘Daer sal menech toe sien
Daer dese wijch sal ghescien;Ga naar margenoot+
Ende wi hebbent alsoeGa naar voetnoot2) verstaen,
Dat wise alle selen verslaen.’Ga naar margenoot+
5[regelnummer]
Doen sprac CorsabelsGa naar voetnoot3) die coninc,
Dat was waerlike dinc:
‘Ic willer emmer eenGa naar voetnoot4) sijn.’Ga naar margenoot+
NochGa naar voetnoot5) sprac die bose barbarijnGa naar margenoot+
(Hi was groot ende starc):
10[regelnummer]
Hine wendeGa naar voetnoot6) niet om C. marc
Ende 't goet dat ie comanGa naar voetnoot7)
Hadde ochte ye ghewan.Ga naar margenoot+
Esloer van Burgan sprac sine rede:Ga naar margenoot+
‘Ic willer emmer een sijn mede.’
15[regelnummer]
Hi liep seerdere te voet,
Dan enech spaenschGa naar voetnoot8) ors doet.Ga naar margenoot+
Voor den coninc quam hi saen,
Ende sprac, datment mochte verstaen:Ga naar margenoot+
‘Vindic Roelande in Roncevale,
20[regelnummer]
Soe w ert mi te moede wale,
Ic salve slaen met minen swaerde,
Oft ic dorsteecne met minen daerdeGa naar voetnoot9).’Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een amirael quam daerna voren,
Scone ende rike ende wel gheboren,Ga naar margenoot+
25[regelnummer]
Dats hem niet en gebrac.
Vorden coninc quam hi ende spracGa naar margenoot+
Met harde overmoedegher tale:
‘Vindic Roelande in Roncevale,
Ic sal sinen liveGa naar voetnoot1) maken fijn
30[regelnummer]
Ende alle diere met hem sijnGa naar voetnoot2);Ga naar margenoot+
Sidermeer hebben wi vrede
Van Kaerle ende van den andren mede.
Noch selen wi hebben waerlike
Dat suete lant van Vrankerike.’Ga naar margenoot+
35[regelnummer]
Alse hi die tale hadde gheseit,
Dankes hem die coninc ghereit.Ga naar margenoot+
Een amirael sprac van BuranienGa naar margenoot+
(Hen was gheen feldere in Spanien)Ga naar voetnoot3)Ga naar margenoot+
Hi begonste home vermeten,Ga naar margenoot+
40[regelnummer]
Hi soude Roelande doen wetenGa naar margenoot+
Die here begonste hem vermeten:Ga naar margenoot+
Dies en woude hi niet vergheten,
Hine soude met sinen sweerde
Roelande belopen heerde.
45[regelnummer]
Hi vermat hem, dat hi Durendale
Soude wederstaen met sinen stale.Ga naar margenoot+
Na deser talenGa naar voetnoot4) waren ghereit
Die XII ghenoten, God weit,Ga naar margenoot+
Ende traken vort met crachte
50[regelnummer]
Ende met coenen ghedachte.
Haerre was waleGa naar voetnoot5)
Vier dusent met getale.Ga naar margenoot+
Alsi doen vernamen,
Datsi biden Fransoysen quamenGa naar voetnoot6),
55[regelnummer]
Si scieden hem op dat slechte,
Als die gene die wouden vechtenGa naar voetnoot7)Ga naar margenoot+
Ende deden ane halsberghe diere
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
58[regelnummer]
Van rikeliker maniere.Ga naar margenoot+
Si bonden helme sarragoseGa naar margenoot+
60[regelnummer]
Ende gorden sweerde vianose;Ga naar margenoot+
Hare spere waren te Valense gemaect,
Ende die timprage wel geraect.Ga naar margenoot+
Si bondenGa naar voetnoot1) standaerde groot,
Wit, groene ende root;Ga naar margenoot+
65[regelnummer]
Die varuwe was goet ende diere
Ende van menegher maniere.
Si lieten stave ende paerdeGa naar voetnoot2)
Ende brachten op die waerde
Orse groot ende starc,
70[regelnummer]
Die weert waren menegher marc.Ga naar margenoot+
Die sonne sceen scone ende clare;
DoeGa naar voetnoot3) blicte haer ghegare
Scone ende herde cierlike,
Gouts ende selvers ghelike.Ga naar margenoot+
75[regelnummer]
Si luden orghelen ende bosinen,
Datsi te scoonder souden seinen.Ga naar margenoot+
Groot geluut quam daer of;
Si dadent dor prijs ende dor lof.
Die Fransoyse hoorden tghescal
80[regelnummer]
Ende vernament overal.Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(Fragmenten L en H).Ga naar voetnoot4)
Dat si niet consten voorsienGa naar voetnoot5),
Wat hen daerna soude ghescien.
Doen sprac te Roelande Olivier:Ga naar margenoot+
‘Wi hebben luttel hulpen hier,
85[regelnummer]
Twine blaest ghi den horenGa naar voetnoot6)?Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ons heer die conincGa naar voetnoot1) sout hooren,
Ende sal ons te hulpen comen,Ga naar margenoot+
Als hi den horen heeft vernomen’Ga naar voetnoot2).
Doen sprac Roelant die grave:Ga naar margenoot+
90[regelnummer]
‘In witre nimmerGa naar voetnoot3) lachter ave!Ga naar margenoot+
Want het waer een vule dinc,
DadicGa naar voetnoot4) dus comen den coninc,
Dats onse viandeGa naar voetnoot5) niet en wisten.
Si soudent tien in quader listenGa naar voetnoot6).
95[regelnummer]
Wanneer si hadden vernomenGa naar voetnoot7),
Dat mi van blootheiden waer comenGa naar voetnoot8).
Eer willic vechten haerdeGa naar voetnoot9)
Met Durendale minen swaerdeGa naar voetnoot10)Ga naar margenoot+
Ende saelt hen doen rouwen,
100[regelnummer]
(Des mochdi mi betrouwen)Ga naar voetnoot11)Ga naar margenoot+
Dat si hier comen sijn,Ga naar margenoot+
Behout mi God dat leven mijn.
Eer willic sterven eerlike,
Eer lachter hebbe Vrankerike’Ga naar voetnoot12).Ga naar margenoot+
105[regelnummer]
Olivier sprac: ‘Roelant,
Woudi blasen den Olifant,Ga naar margenoot+
Dat soudic geerne sien,
Mochtic u bringhen in dien.’
‘Trouwen ,’ seiti, neen ghi niet!
110[regelnummer]
Dan wille God niet, dat ghesciet,Ga naar margenoot+
Dat soete Vrancrike bi mi
Sijn eere verliese, hets soe vri!Ga naar margenoot+
Pensen wi om de eere:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Onse loon duert emmermeere.’
115[regelnummer]
Roelant was des lives goet,
Olivier gheradich ende vroet:Ga naar margenoot+
Niemen en mochtseGa naar voetnoot1) vervaren,
Alsi beide ghewapent waren.Ga naar margenoot+
Doen sprac de coeneGa naar voetnoot2) Olivier:
120[regelnummer]
‘Gheselle Roelant, nu moghdi hier
Merken enen wijch ghescien;Ga naar margenoot+
Si comen ende en willen niet vlienGa naar voetnoot3),Ga naar margenoot+
Ende ghi en weerdicht niet, Roelant,
Te blasen den olifant!Ga naar margenoot+
125[regelnummer]
Quame ons te hulpen die coninc,
Dat ware ons eene scone dinc.Ga naar margenoot+
Siet alom ende nemt ware,Ga naar margenoot+
Onse menichte es cleene;
130[regelnummer]
Maer ic weet wel, dat God alleen
Bat mach dan al haer heere;
Dat es ons een scone weere.
Wi selen ons vercopen diere,’
Sprac Olivier de fiere,
135[regelnummer]
‘Datmen van ons ghewagheGa naar voetnoot6)
Van nu toteGa naar voetnoot7) doemsdaghe.’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Doen sprac de coene Roelant:
‘Olivier, hets so bewant,
God sal onser ghewouden,
140[regelnummer]
Wi selen den strijt behouden,
Die plaetse ende wijchstat;Ga naar margenoot+
Die vlie heb Gods hat!’Ga naar margenoot+
Die Fransoyse doe seiden,
Dat si opter heiden
145[regelnummer]
Liever doot souden bliven,
Dan si hem lieten verdriven.
Roelant ende Olivier,
Waren coene ende fier,Ga naar margenoot+
Si begonden hem te scaren
150[regelnummer]
Ende die met hem waren.
Die bisscop Tulpijn was haer raet;Ga naar margenoot+
Het was recht, sijn daet
Was goet ende goddelijc
Ende den vianden vruchtelijc.
155[regelnummer]
Hi voer van scaren te scaren
Ende woudese met Gode bewarenGa naar voetnoot1).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hi sprac hen toe een sermoenGa naar voetnoot1)Ga naar margenoot+
Ende seidem, wat si souden doen:
‘Edel Fransoyse, lieve ghesellen,Ga naar margenoot+
160[regelnummer]
Hoort, wat ic u sal tellen.
Ghi siet, hoe dat ghescepen es:
Wi sijn allen wighes ghewes.Ga naar margenoot+
Nu pense elc omme onsen Heere
Ende vecht allenGa naar voetnoot2) door sijn eere.Ga naar margenoot+
165[regelnummer]
Hi sal onser wouden,
Wi sullen de segheGa naar voetnoot3) behouden.
Hi doghede dor ons anxt groot
Ende ontfinc die bitter doot.Ga naar margenoot+
Dies ghedinct in desen daghe
170[regelnummer]
Ende slaet grote slaghe;
Wi moghen blidelike sterven,
Want wi hemelrijc verwerven
Ende ons Heeren Gods hulde.Ga naar margenoot+
Nu beclaghet uwe sculde
175[regelnummer]
Ende roept op Gode ghenade,Ga naar margenoot+
Dat hi ons allen berade
Ten besten op desen dach,
Want hijt wel doen mach.’
Die bisscop seinese allegader.
180[regelnummer]
Ende bevalse Gode onsen Vader.Ga naar margenoot+
Ende ic segghe u, waeraf
Hi hem die penitentie gaf:
Hi hiet hen, dat si niet en vloen,
Want sijt node mochten doen,
185[regelnummer]
Ende dat si grote slaghe
Souden slaen in dien daghe.
Dusdane penitentie gaf hi hem daer,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat segghic u overwaerGa naar voetnoot1).Ga naar margenoot+
Olivier ende Roelant
190[regelnummer]
Hadden die overhant,
Ende trocken vort met haren scaren,
Als the onvervaert waren.
Roelants ors hiet Valentijf;Ga naar margenoot+
En es niemen, man no wijf,
195[regelnummer]
Die beter ors ie sach,
Dan tsine was op dien dachGa naar voetnoot2).
Sine wapene saten rikelike
Na eens coens ridders ghelikeGa naar voetnoot3).Ga naar margenoot+
Die edel grave Roelant
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
200[regelnummer]
Hadde een witte vane in de hant,Ga naar margenoot+
Die lanc was ende breet;
Fierlijc hire met reet.
Olivier reet openbare
Alre vorst in de scare:Ga naar margenoot+
205[regelnummer]
Die Fransoise quamen achter,
Die herde node lachter
Over hem souden laten gaen,
Sine soudent wederstaen.
Ende Roelant keerde doen ghinder,
210[regelnummer]
Ende sprac: ‘mijn lieve kinder!
Laet sachter allen den stap gaen,Ga naar margenoot+
Tes wiGa naar voetnoot1) metten sporen slaen.Ga naar voetnoot2)
Die heden niet sal ridder sijn,
Verliest die hulde mijn
215[regelnummer]
Ende den loon van onsen Here.
Elc pense om de ere;
Die hier sterft, waerlike
Hi vaert in hemelrike.’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Als dit Roelant had geseit,
220[regelnummer]
Quam een bode over gereit,
Haestelike ende seide,
Dat si op der heiden
Si twaelf wouden vechten
Jeghen twaelf Karels knechten,
225[regelnummer]
Ende hem niemen in wederside
En onderwonde van den stride.
Doen sprac Roelant: ‘Waerlike,
Wi lovent alle blidelike.’
Roelant ende de sine
230[regelnummer]
Ghereiden hem jeghen de Payne.Ga naar voetnoot1)
Een sconinx neve quam thant
Ende brochte een stocGa naar voetnoot2) in de hant;Ga naar margenoot+
Den Fransoyen hi seide:
Datti hem vele leide
235[regelnummer]
Beraden hadde, diese daer liet,
Want haers lijfs en waer niet.
Dit verhoorde die grave RoelantGa naar margenoot+
Ende liet orse lopen te hant.Ga naar voetnoot3)Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ende stacken in den scilde
240[regelnummer]
Alsoe verre, als hi wilde,
Ende waerpen onwerde
Doot vanden perde.
Een wort en sprac hi nemmee
Ende brac den hals ontwee.
245[regelnummer]
Doen seide de grave Roelant:
‘Over in der duvel hantGa naar voetnoot1)!Ga naar margenoot+
Ghi beloget minen heereGa naar voetnoot2),
Ende seit hem lachter ende oneere
Datti ons qualike
250[regelnummer]
Ghelaten hadde int rike.Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot3)
‘Edel Fransoise’, seiti, ‘slaet!Ga naar margenoot+
Want ons te doene staet.
Het hevet emmer een becocht,
Die jeghen Gode heeft gewrocht.’
255[regelnummer]
Die hertoge Franceroen,
Hort, watti sal doen:Ga naar margenoot+
Rouwe was in hem groot,
Dat sijn neve so was doot.Ga naar margenoot+
Hi verrechtem sciere
260[regelnummer]
Op den coenen Oliviere
Ende stac hem een gat wide
Neven den halsberch aen deen side,
Datter dore liep sijn spiet;
Nochtan en quetstine niet.
265[regelnummer]
Olivier riep sijn tekijnGa naar voetnoot4);Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hi pensde, het soude gewroken sijn.
Hi vermat hem waerlike:
Dat soete lant van Vrancrike
Sijn eere soude verliesenGa naar margenoot+
270[regelnummer]
Ende si alle die doot kiesen.
Olivier hads toren,Ga naar margenoot+
Ende rechten op te voren.
Hem geviel die avontureGa naar voetnoot1),
Dat hine stac aldure,
275[regelnummer]
Ende viel ter erden neder;
Nemmer stontti op weder.
Doen sprac de coene Olivier:
‘Wine vruchten niet u dreigen hier.’Ga naar margenoot+
Cursubles die coninc,Ga naar margenoot+
280[regelnummer]
Dats waerlike dinc,
Was van Berberien geboren;Ga naar margenoot+
Hi dedem inden wijch te voren.
Lude sprac hi ten Sarrasinen:Ga naar margenoot+
‘Ghi heren met cleinder pinenGa naar voetnoot2)Ga naar margenoot+
285[regelnummer]
... Tulpijn riep: ‘Monjoye!’
Meneghen heidene te vernoye.
Des verbouden hen die FrankenGa naar voetnoot3),
Dats hen God mochte danken.
De fransoys EggherijnGa naar voetnoot4),
290[regelnummer]
Ghebenedijt moet hi sijn,
Hi stac Malaprise soe welGa naar voetnoot5),Ga naar margenoot+
Datti doot ter eerden vel.Ga naar margenoot+
Die zieleGa naar voetnoot6) hadde Satanas,Ga naar margenoot+
Alsoe saen, als hi doot was.
295[regelnummer]
Ende Sampsoen sloech Almorise,Ga naar margenoot+
Dat hi sterf in dien pongise.
Oec sloech hi meneghen ter neder,
Die niet op en rechte weder.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Antorine die heere wise,
300[regelnummer]
Verrechte hem op TorgiseGa naar voetnoot1)Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(Fragment R).Ga naar voetnoot2)Doen si te gadere quamenGa naar margenoot+
Ende elc anderen vernamen,
Elc daer anderen bat,
Niet te sceden optie stat.
305[regelnummer]
Si lovedentGa naar voetnoot3) herde snel;
Elc ghetruwde anderen wel.
Doen mocht men mansdaet sienGa naar voetnoot4)
VanGa naar voetnoot5) hen tween daer ghescien.Ga naar margenoot+
Die bisscop soe sere vachtGa naar voetnoot6),
310[regelnummer]
Dat nie man selke crachtGa naar voetnoot7)
En mochte volleestenGa naar margenoot+
(Dus tellen ons die gheesten)Ga naar voetnoot8)
Vander payene lant.
Roelant vernamt sciere
Ende riep op Oliviere:Ga naar margenoot+
315[regelnummer]
‘Gheselle,’ seyt hi, ‘ghetrouwe,Ga naar margenoot+
Hier es ghesciet groet rouwe,
Dat Vranckerike clagen machGa naar margenoot+
Van nu tote doemsdach;
Want hets jammer groet
320[regelnummer]
Van desen, die hier ligghen doet.Ga naar margenoot+
Ay! sprac Olivier oppenbare:
‘Oft die keyser nu hier ware!Ga naar voetnoot10)
Hi soude ons soe wreken,
Men souder ewelike af spreken.’
- ‘Olivier, seyti, minneGa naar voetnoot11),
325[regelnummer]
Hoe selen wi beghinnen?Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoe moghen wi hen doen verstaen,Ga naar margenoot+
Dat het ons qualike es vergaen?’Ga naar voetnoot1)
O grote oetmoedeGa naar voetnoot2)
330[regelnummer]
Es ons comen tongoede;
Die Fransoyse selen hier stervenGa naar margenoot+
Bi u ende bederven.
Die coninc Kaerle, ons heere,
Heeft verloren emmermeere
335[regelnummer]
Beide hulpe ende raet;Ga naar margenoot+
Dat heeft ghedaen u toeverlaetGa naar voetnoot3);
U coenheit selen wi becoopen,Ga naar margenoot+
Wine moghent ontriden noch ontloopen;
Wi moeten alle die doot kiesen.
340[regelnummer]
Vranckerike sal sijn eere verliesen!’Ga naar margenoot+
Tulpijn hevet ghehoort
Van hen beiden dese woort;Ga naar margenoot+
Darewaert hi sereGa naar voetnoot4) doe reet;Ga naar margenoot+
Want die tale was hem leet.
345[regelnummer]
Hi began daer castienGa naar voetnoot5)Ga naar margenoot+
Olivier den ridder, den vrien:
Hi seide, dattet Gode afdochte,
Dat men daer ave spreken mochte:
‘Wi selen onlanghe leven;
350[regelnummer]
Dese werelt moeten wi begheven;
Wi mochtenGa naar voetnoot6) blidelike sterven,
Want wi hemelrike verwerven.
Dblasen en can nu vromen niet,
Datter ons goet af ghesciet.Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
355[regelnummer]
Hets te spade begonnen;
Eer wi Kaerlen ghewonnen,
Ende der Fransoyse cracht,
Het soude wesen donker nacht.
Nochtan waert goet ghedaen;Ga naar margenoot+
360[regelnummer]
Kaerle sal comen saen,
Ende ons soe diere wreken,Ga naar margenoot+
Dat men daer ave mochte spreken.
EndeGa naar voetnoot1) sal ons vele werde
Doen graven in die erde,Ga naar margenoot+
365[regelnummer]
Dat ons wolf no hont
En slickeGa naar voetnoot2) in sinen mont.’Ga naar margenoot+
Roelant antwerden ghereit:
‘Heere, ghi hebt waer gheseit:’Ga naar margenoot+
Doen sette Roelant
370[regelnummer]
Te monde den olifant,Ga naar margenoot+
Ende blies met groter cracht
Ende met al siere macht.Ga naar voetnoot3)Ga naar margenoot+
Kaerle horet ende sine ghesellen,Ga naar margenoot+
Dat willic over waer tellen.
375[regelnummer]
Doen sprac Kaerle die heere:Ga naar margenoot+
‘Hier en es gheen twifel meere,
Ic hore wel, dat Roelant
Dor noot blaest den olifant.
Hi heeft strijt vernomenGa naar margenoot+
380[regelnummer]
Ende wilt, dat wine te hulpen comen.
‘M ..... ont ene vremde ...Ga naar voetnoot4);
Ghi kirt Roelant so wale!’Ga naar margenoot+
Anderwerf blies Roelant
Met groter cracht den olifant,Ga naar margenoot+
385[regelnummer]
Dat hem ter selver stonde
Tbloet ran uten monde.Ga naar voetnoot5)Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Noyt blies,’ sprac Karel, ‘die ghenootGa naar voetnoot1)
Oft en ware in wighe groot.’Ga naar voetnoot2)Ga naar margenoot+
Guweloen antwerde gaf,Ga naar margenoot+
390[regelnummer]
Als diene bringhen wilde daer af:
‘Heere, ghi sijt out van daghen,Ga naar margenoot+
Hoe moghedi des ghewaghen?Ga naar voetnoot3)
Hi wil over al hebben bedwanc;Ga naar margenoot+
So won hi NobelsGa naar voetnoot4) an uwen danc.Ga naar margenoot+
395[regelnummer]
Hi hiet uut comen die Sarrasine,Ga naar margenoot+
Dien hi dede.sware pine:
Hi dwoech sijn arme inden bloedeGa naar voetnoot5);Ga naar margenoot+
Ende al van groten overmoede
Reit hi nu met scerne groot
400[regelnummer]
Onder alle sijn ghenoot.Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Twi heidi hier ende en vaert?Ga naar margenoot+
Hets quaet, dat ghi iet spaert;Ga naar margenoot+
Lantmayoer es verre voren;Ga naar margenoot+
Verstaet, so moghedi horen.’Ga naar voetnoot1)
405[regelnummer]
Derdewerf blies Roelant
Met bloedeghen monde den olifantGa naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Met alder cracht, die hi mochte,
Dat hem die tempel scoren dochterGa naar voetnoot1).Ga naar margenoot+
Derdewerf horet die coninc,Ga naar margenoot+
410[regelnummer]
Dats waerlike dinc;
Hi sprac: ‘Ic hebbe wel verstaen,
Dat met Roelant qualijc es gaen.’
Bi der derde werf dat hi blies
Duchti Roelands verlies.
415[regelnummer]
‘Ic wane, hi langher niet mochte
Blasen, alse mi dochte,
Sijn adem mochte niet langher durenGa naar voetnoot2);Ga naar margenoot+
Hi es van den live in avonturen.’
Die hertoghe Naymes sprac doe
420[regelnummer]
ErlikenGa naar voetnoot3) sijn geselle toe:
‘Heer coninc,’ seit hi, ‘Godweit!
... reGa naar voetnoot4), ghi hebt waer gheseit.’
Die coninc sprac: ‘Ghi seyt waer.’
Guelloen dedi vangen daer,Ga naar margenoot+
425[regelnummer]
Verradenesse optie haptGa naar voetnoot5).
Doe wert Guelloen ghescant,
Dat men den coken beval ter vaert.Ga naar margenoot+
Men sloechen ende trac sinen baert;Ga naar margenoot+
Si bondene als enen bere met ringhen,Ga naar margenoot+
430[regelnummer]
Ende daden eenen somer bringhen,Ga naar margenoot+
Ende settene daer op onwerdeGa naar margenoot+
Ende voerdene seere herde,
Des si en leverden den coninc,Ga naar margenoot+
Dats waerlike dincGa naar voetnoot6).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
435[regelnummer]
Die Fransoyse doe spraken:Ga naar margenoot+
‘Mochten wi Roelant ghenaken,
Soe wine levende vonden,Ga naar margenoot+
Wi souden slaen diepe wonden.’Ga naar margenoot+
Maer si duchten stranghe,
440[regelnummer]
Dat si merren souden langhe.Ga naar margenoot+
Si saghen na die sonne;
Si baden Gode, dat hi hen onne,
Dat si daghes hadden meer
Om te wreken haren heer.
445[regelnummer]
Kaerle reet al dat hi mochte
In sereghen ghedochte;
Ende die hem reden naer,
Dreven groot mesbaer.
Si maecten passen (?) overal
450[regelnummer]
Beide op berch ende in dal.
Sine wouden niet liden,
Daer men omme moeste riden.
Doe sprac Kaerle die vrie:
‘Nu helpt, Sente Marie!
455[regelnummer]
Dits mi van Guelloen comen,
Dat hebbic nu wel vernomen.
Die scriftuere vertellet ons welGa naar voetnoot1),
Dat sine vorders waren fel.
Si sloeghen den keiser Juliene,
460[regelnummer]
Dat groot iamer was te siene.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Int capittelGa naar voetnoot1) te Rome sijt daden,
Daer si den aenslach hadden beraden;
Ende vermordene sciere,
Ende worpen in enen viereGa naar voetnoot2).’
465[regelnummer]
Hi hadder twentich dusantGa naar margenoot+
Met hem bracht int lant.
Si waren swert als atermentGa naar margenoot+
Ende ru als I. rent,
Beide anscijn ende hare hande,
470[regelnummer]
Maer wit waren hare tande.Ga naar margenoot+
Als ic hebbe vernomen,
Waren si nu te wighe comen.Ga naar margenoot+
Haer teiken si riepen,Ga naar margenoot+
Ten Fransoysen si liepen.
475[regelnummer]
Doen sprac die grave Roelant:
‘Nu wert ons martyrie te hant.Ga naar margenoot+
Wi moeten ons vercoopen soe,
Dats onse viande werden onvroe.Ga naar margenoot+
Edel Fransoyse, penst om die eere;
480[regelnummer]
Wi vechten met onsen Heere!
Wi selen dorebreken
Ende onse ghesellen wreken.Ga naar margenoot+
Nu hoch! nuGa naar voetnoot3) edele Vranken,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Data u God moete danken!’
485[regelnummer]
Doen sprac die coene Olivier:
Wine duchten niet u dreyghen hier.
‘Elc besta hondert man.’
Doen reden si coenlike an.
Alse die Sarrasine worden gheware,
490[regelnummer]
Datter Fransoyse scare
Was alsoe cleene,Ga naar margenoot+
Spraken si ghemeene
Lachter den coninc des,Ga naar margenoot+
Dat hi ghevloen es.
495[regelnummer]
Galifer sat op een ors starc,Ga naar margenoot+
Het was weert menegher marc.
Hi was een overdadich man;
Oliviere reet hi an,
Ende stacken ten rugghe inGa naar margenoot+
500[regelnummer]
(Dat was een vreselijc beghin)
Dat spere ter borst uut quam.Ga naar margenoot+
Als Galifer dat vernam,
‘Vrient’ seiti ‘du best gheraect;Ga naar margenoot+
Bi u wert nemmer wijch ghemaect.
505[regelnummer]
Die coninc liet u qualike hier.’Ga naar margenoot+
- ‘Du lieghes,’ sprac Olivier!
Hautecleer hi verdroech,Ga naar margenoot+
Galifer hiere mede sloech,Ga naar margenoot+
Ende cloofden teenen slaghe
510[regelnummer]
Thooft al totten cragheGa naar voetnoot1).Ga naar margenoot+
Olivier sprac mettien:Ga naar margenoot+
‘Leet ghesciede di, felle payen!Ga naar margenoot+
Dune beroemes di nemmermeereGa naar margenoot+
Dattu den keiser minen heere
515[regelnummer]
Een dachvaert scade hebs ghedaen.Ga naar voetnoot2)
God danc, hets di anders vergaen!’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Olivier was ghewont,
Dat hem die doot was cont.Ga naar voetnoot2)Ga naar margenoot+
- ‘Ey Roelant, ic sal u ghebreken;
520[regelnummer]
Lieve gheselle, helpt mi wreken!’Ga naar margenoot+
‘Ay gheselle, staet u alsoe,
Sone werdic nemmermeer vroe;
Wijsten mi, ic salve slaen,
Die u dit heeft ghedaen.’
525[regelnummer]
- ‘Over hem willic niet claghen,
Ic hebben toten tanden geslaghen.’Ga naar voetnoot3)
Soe lange si beide vochten,
Dat Olivier nemmer en mochte.
Doen sprac hi openbare:
530[regelnummer]
‘Lieve geselle comt hare!Ga naar margenoot+
Wi moeten met rouwe sceden!’Ga naar margenoot+
Doen ontvielen de tranen hem beden
Uten ogen haestelike,
Ende weenden bitterlike.
535[regelnummer]
Oliviere verseerde sine wonde,
Dbloet ran hem uten monde,Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ende viel in onmacht thant.
Doen sprac die grave Roelant:
‘Hulpe God, lieve here,
540[regelnummer]
Ic vruchte dat beten sere,
Betic van minen orsse neder,
In commer niet op weder.
Ay, lieve geselle Olivier,
Moeten wi nu sceden hier,
545[regelnummer]
Dat es mi de droefste dach,
Die ic nie met ogen sach!
‘Ay! Vrankrike,’ sprac Roelant,Ga naar margenoot+
‘Hoe seere sidi ghescant!Ga naar margenoot+
Karel verliest nu, ons heere,
550[regelnummer]
Datti wel claghen mach zeere!’Ga naar margenoot+
Van den rouwe die hadde Roelant
Viel hi in onmacht thant;Ga naar margenoot+
Maer sciere hi bequam,
Doen sach hi ende vernam
555[regelnummer]
Olivier ten wighewaert gaen,
Die van der onmacht was opghestaen.
Hem waren verdonkert daer
Die oghen scoon ende claer;Ga naar margenoot+
Nochtan dedi groot ghenent,
560[regelnummer]
Ende ghinc vechten al blent.
Die edel grave Roelant
Volghede Oliviere thant
Ende nam sijns ware
In der Sarrasine scare.Ga naar voetnoot1)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
565[regelnummer]
Als Olivier vernam,
Dat Roelant bi hem quam,
Gaf hi hem eenen slach,
Dat hi en hoorde no en sach.Ga naar margenoot+
Doe sprac die grave Roelant
570[regelnummer]
Tote Oliviere te hant:Ga naar margenoot+
‘Lieve gheselle, waerbi,
Soe hebdi geslaghen mi?’Ga naar margenoot+
- ‘Lieve gheselle, inne sie u niet;Ga naar margenoot+
Mi es leet, dat mi es gesciet.
575[regelnummer]
Verghevet mi dor Gods eere,Ga naar margenoot+
Want het rouwet mi harde zeere.’
Doen sprac Roelant: ‘Olivier,
Ic vergheeft u gherne hier.’Ga naar margenoot+
Olivier neech hem dor datGa naar margenoot+
580[regelnummer]
Ende trac achter een luttel bat,
Ga naar voetnoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Want hem porrede die doot,
Die hem dede pine groot.Ga naar margenoot+
Hi viel neder op die eerde,Ga naar margenoot+
Ende bat Gode weerde:
585[regelnummer]
‘Heere, vergheeft mijn mesdaet,Ga naar margenoot+
Ende hebt mijnre zielen raet;
Wilt haer verleenen hemelrike,Ga naar margenoot+
Want ic u ghetrouwelike
Ghedient heb al mijn leven.
590[regelnummer]
Noyt en woudic u begheven.’
Doen benedidi Kaerle den heere,Ga naar margenoot+
Ende dancte hem alder eere,
Die hi ye van hem ghewan,
Ende Roelant boven alle man.Ga naar margenoot+
595[regelnummer]
Sijn hande hi ten hemel stac;Ga naar margenoot+
Daer na hi nemmeer en sprac.
Dus bleef Olivier doot.
Roelant hads rouwe groot,
Ende weende horde seere,
600[regelnummer]
Ende bat onsen heere,
Datti der zielen pleghe
Ende ten hemelrike gheweghe.Ga naar voetnoot1)
Van rouwe die hadde Roelant,
Viel hi in onmacht thant.Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
605[regelnummer]
Als hi bequam, haddi toren:
Alle die sine haddi verloren
Sonder Gautier ende Tulpijn van Riemen.Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1)
Doen sprac Gautier sniemen,
Als hi ghevloen quam
610[regelnummer]
Ende hi Roelande vernam:
‘Nu helpet mi grave Roelant,Ga naar margenoot+
Hets also met mi bewant,
Doorsteken ben ic ende ghewontGa naar margenoot+
Toter doot, dat si u cont;
615[regelnummer]
Grote mort es hier ghewrocht,
Dat hebben si diere becocht.’Ga naar margenoot+
Doen dit sprac die wigant,
Verkinden de grave Roelant.Ga naar margenoot+
‘Gautier’ seidi, ‘sidi dat?
620[regelnummer]
Ic hebbe u in meneghe stat
Herde manlike ghesien,
Maer noyt en woudi vlien.’
- ‘Soe en haddic nu ghedaen;
Ic wille bi u sterven saen.’
625[regelnummer]
- ‘Seght, waer sijn onse ghesellen,Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
- ‘Ja ic, si hebben ons begheven,
Ende sijn alle doot blevenGa naar voetnoot1).
Ghine sietse levende nemmermeere
630[regelnummer]
No die coninc, onse heere.’
Doen horte dors Roelant,
Ende riep: ‘Monyoye!’ thant.
In die porsse hi reet,Ga naar margenoot+
Na die viande hi smeet.
635[regelnummer]
Daer hi quam in groter noot;
Sijn gheselscap was niet groot:
Hem volghden Tulpijn ende Gautier,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die coene waren ende fier.
Doen versloecher Roelant
640[regelnummer]
Wel XX. metter hant;Ga naar margenoot+
Gautier VII. Tulpijn vive
Roefden sire vanden live.Ga naar margenoot+
Doen seiden die Sarrasine:
‘Dele doent so wel an scine
645[regelnummer]
Dat si ons leet hebben utermaten;
Nochtan selen si tleven laten.’Ga naar margenoot+
Roelant de grave fier,
Tulpijn ende Gautier
Bleven tsamen op der heiden,Ga naar margenoot+
650[regelnummer]
Datsi niet en wouden sceiden.Ga naar margenoot+
Qualic dorsten hem ghenaken
Die Sarrasine, in waren saken.Ga naar margenoot+
Met gaveloten ende schichte
Scoten si even ghedichte.Ga naar margenoot+
655[regelnummer]
Gautier wert dorscoten daer,Ga naar margenoot+
Dat segghic u over waer.
Tulpijns ors scotense doot,Ga naar margenoot+
Datti moest vallen in der noot,Ga naar margenoot+
Ende ghinc te voet staen,Ga naar margenoot+
660[regelnummer]
Dat segghic u sonder waen.
Die bisscop Tulpijn riep,
Daer hi te voet vechten liep:
(Hier vangt L. weder aan).
Dat orcont die was op 't velt,
Dat wi hier hebben ghetelt;Ga naar voetnoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
665[regelnummer]
Die goede grave JelijsGa naar margenoot+
Maecte dese jeste, des sijt wijs;Ga naar margenoot+
Hi souder node, sonder waen,
Loghene toe hebben ghedaen.
Waer oec iement, diet wedersede,
670[regelnummer]
Hi hadde miner herten lede.
Noch doen vacht Roelant
Met ghewillegher hant;Ga naar margenoot+
Nochtans was hi vermoyt seere,Ga naar margenoot+
Die gheweldeghe heere.
675[regelnummer]
Doen setti den horen te monde
Ende blies eene corte stondeGa naar voetnoot1),Ga naar margenoot+
Dat hem dede onsachte,
Eer hi den luut ut brachte.
Karel hoordet, daer hi was,
680[regelnummer]
Ende wert ghewaer das,Ga naar margenoot+
Dat Roelant nemmeer en mochte,
Alsoe als hem dochte.Ga naar margenoot+
Doen sprac Kaerle te hant:Ga naar margenoot+
‘Ic wet wel, dat Roelant
Ga naar voetnoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
685[regelnummer]
Ons saen ghebreken sal.Ga naar margenoot+
Dat es mi een groot ongheval.Ga naar margenoot+
Die daer wilt sijn en sal niet sparen.’Ga naar margenoot+
Die coninc dede blasen twaren
AllentGa naar voetnoot1) gheblas, dat daer was;Ga naar margenoot+
690[regelnummer]
Ende Roelant verblide das,
Dat es waerleke dinc,
Dat hem soe na was die coninc.
Tgheluut was groot overal,
Beide op berch ende in dal.Ga naar margenoot+
695[regelnummer]
Die Sarrasine hen onderspraken:
‘Kaerle beghint ons ghenaken;Ga naar margenoot+
Ten doech niet, dat wi ons sparen.
Wi moeten ons anders bewaren;
Want blijft levende Roelant,
700[regelnummer]
Soe verliesen wi Spangien lant.’Ga naar margenoot+
Als die Sarrasine dat vernamen,
Tracker IIIIc te samen,Ga naar margenoot+
Ende daden op Roelande daer
Een assaut fel ende swaer.Ga naar margenoot+
705[regelnummer]
Ende Roelant en wilde niet wiken,
Maer vacht als een leeu waerlikenGa naar voetnoot2).Ga naar margenoot+
Roelant stac ende Tulpijn sloech,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ende daden hen leet genoech;
Want si waren onvervaert
710[regelnummer]
Ende vochten als liebaert.
Die bisscop Tulpijn hi riep,
Daer hi te voete vechten liep:Ga naar margenoot+
‘Keert hierwaert, edele ghenoot,Ga naar margenoot+
Ic wille bi u bliven doot;
715[regelnummer]
Want ic hebbe die stat ghenomen,Ga naar margenoot+
Daer ic niet af en wille comen.’
Doen sprac die grave Roelant:
‘Tulpijn, dat wetic u danc,
Laet ons vechten overal,
720[regelnummer]
Kaerle comt, die ons wreken sal.’Ga naar margenoot+
Doen spraken die payen:
‘Dele en willen niet vlien.
Wat hulpt ons strijt begonnen,
Si en moghen niet sijn verwonnen!’
725[regelnummer]
Vant hi ligghende Olivier.
Hi nampen in den aermen sijn,Ga naar margenoot+
Ende droechen voor Tulpijn.
In enen scilde dat hine leide
Voor dien busscop op die heide.
730[regelnummer]
Die busscop seghenese al gader,Ga naar margenoot+
Ende bevalse den hemelscen Vader.
‘Ay Olivier!’ sprac Roelant,Ga naar margenoot+
Van groter daet waerdi becant,
Ende goet ridder ende coene,Ga naar margenoot+
735[regelnummer]
Des graven Reiniers sone!Ga naar margenoot+
Ghi hebt Kaerle ghedaen grote eere,
Ende van menighen lande ghemaect heere.’
Roelant dreef groot mesbaer
Om sine ghesellen daer:
740[regelnummer]
‘Mi ware leet, soude ic langher leven,
Sint dat ghi allen doot sijt bleven.’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van hem selven wert hi onbedacht,
Ende viel neder in onmacht.Ga naar margenoot+
Doe sprac die busscop Tulpijn:
745[regelnummer]
‘God moet u ghenadich sijn!
Ende stont op alte hant,
Ende nam den Olifant.Ga naar margenoot+
Coude fonteine hier mede reicte,
Daer hien mede verqueicte.
750[regelnummer]
Doen richti hem op ter stont
Hem beiden was die doot cont,
Ende die busscop crancte seere,
Daer soe sterf die heere.
Alse doen Roelant ghesach,
755[regelnummer]
Dat die busscop doot lachGa naar voetnoot1),Ga naar margenoot+
Claechdine vele seere,
Ende bat Gode onsen heere,
Dat hi sijn siele te paradise
Gheweghe ende ghewise.Ga naar margenoot+
760[regelnummer]
Roelant doen wel bekinde,
Dat het naecte sinen inde:
Die hersenen liepen hem uten oren,Ga naar margenoot+
Daer hi den tempel af hadde verlorenGa naar voetnoot2).
Durendale hadde hi in sijn hant,
765[regelnummer]
Ende oec den Olifant,
Ende ghinc doen, alst wilde God,
Te Spaengien wert .I. boghescot.Ga naar margenoot+
Alsoe ghinc hi alleenc
Daer hi vant .IIII. merbersteene,
770[regelnummer]
Onder twee boemkine,
Dat hem wert te groter pinen,
Als hi daer quam, ghebrac hem cracht
Ende viel neder in onmacht.
Dat heeft een Sarrasijn vernomen,Ga naar margenoot+
775[regelnummer]
Die daer alleen was comen,
Ende maecten doot ende lach al stille,Ga naar margenoot+
Om te doene sinen wille.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Met bloede was hi besleghen.Ga naar margenoot+
Als Roelant was neder gheleghen,
780[regelnummer]
Stont hi op ter vaertGa naar margenoot+
Ende liep te hem waertGa naar voetnoot1),
Ende waende wel te voren
Tswert hebben ende den horen,
Ende waendetGa naar voetnoot2) in Arabien draghen,Ga naar margenoot+
785[regelnummer]
Dat hijs niemant en soude ghewaghen.
Maer Roelant doen bequam,Ga naar margenoot+
Ende als hi dien Sarrasijn vernam,
Ende hien metten oghen siet:
‘Dune best van minen ghesellen niet’,Ga naar margenoot+
790[regelnummer]
Sprac te hem Roelant,
Ende verhief den Olifant;
Soe seere hien verdroech,
Dat hi den ghenen doot sloech.
Ende sprat: ‘Hoe wertstu soe coene,Ga naar margenoot+
795[regelnummer]
Dattu dit bestonts te doene,
Dattu nemen wouts mijn swert?
Du best wel der doot wert;
Dor di hebbe ic minen horen
Ghescaert in dat wide voren,
800[regelnummer]
Soe datter af es ghevallen
Beide gout ende cristallen.’Ga naar margenoot+
Doen porde Roelande die doot,
Die hem dede anxte groot.
In sijn hant nam hi Durendale,
805[regelnummer]
Dat segghic u met warer tale,
Ende sloech driewerf op den steen;Ga naar margenoot+
Dan es loghene negheen,
Hen scarde no en winde
Van der hilten toten inde.
810[regelnummer]
Anderwerf hijt verdroech,
Ende opten steen daer mede sloech,
Datter een groot stuc ghevel;Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Des moochdi mi ghelooven wel.
‘Ay Durendale’, sprac Roelant,
815[regelnummer]
‘Ic wane God maecte u metter hant.
Du en moghes niet sijn ghebroken,
Du hebs Gods viande ghewroken.
Di en draghe nemmermeer man,
Datten iemen vercoenen can.Ga naar margenoot+
820[regelnummer]
Ic bidde Gode, datti nien ghehinghe,
Dat dit sweert die kersten dwinghe,
Ende dat aen onse side blive.
Hets ghedaen met minen live.’
Roelant crancte seere,
825[regelnummer]
Ende riep: ‘Ghenade, lieve Heere!’
Ende claghede sijn sonden haerde,Ga naar margenoot+
Ende viel neder op die aerde.
Doen leidi onder hem wale
Beide den horen ende Durendale.Ga naar margenoot+
830[regelnummer]
Hi bad God met sueter bede,
Dat hi sijn siele ten paradise ghelede.
God selve sinen inghel sende,
Daer die grave Roelant ende.
Doen Kaerle in Roncevale quam,Ga naar margenoot+
835[regelnummer]
Wert hi serich ende gram;
Hi vant groot volc versleghen,
Beide aen heiden ende aen weghen.
Hem en dochte gheen stedeGa naar voetnoot1) sijn,
Daer en lach payen och kerstijn.Ga naar margenoot+
840[regelnummer]
Daer riep Kaerle te hant:
‘Waer sidi, neve Roelant!Ga naar margenoot+
Waer sidi Tulpijn ende Olivier,Ga naar margenoot+
Sampsoen, Anceus ende Inghelier!Ga naar margenoot+
Waer sijn die XII. ghenote ghevaren?’Ga naar margenoot+
845[regelnummer]
Menich daer in onmacht viel twaren:Ga naar margenoot+
Die broeder vant den broeder doot,Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die vader sijn kint, dats jamer groot.
Die hertoghe Naymes sprac doe
Kaerle dapperlijc toeGa naar voetnoot1):Ga naar margenoot+
850[regelnummer]
‘Heere coninc’, seiti, ‘twaren
Hier en helpt gheen kermen noch ghebarenGa naar voetnoot2),Ga naar margenoot+
Wi hebben allen veel verloren;
Laet ons wreken onsen toren.Ga naar margenoot+
Soe wi langher merren,
855[regelnummer]
Soe onse viande meer ontverren.
Ic sic tghestof van haren karinen,Ga naar margenoot+
Wilt God, wi sullent hen doen finen
Die mort, die si hebben ghedaen,
Eer si ons iet verre ontgaen.’
860[regelnummer]
Si spraken allen doe:
‘Ay God, help ons daer toe!’
Die coninc beval GaveloeneGa naar voetnoot3)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die sciltwachte te doene,
Ende Tibaude dat hi sal
865[regelnummer]
Die doden wachten overal,Ga naar margenoot+
Dat se wolf noch lyoen
En ghenaket noch griffoen.
Doen dede Kaerle, die Gods vercoren,
Blasen alle sijn horen,Ga naar margenoot+
870[regelnummer]
Ende reden, tes si vernamen,
Datsi bi den vianden quamen.
Als Kaerle dat ghesach,
Dat hem ghebreken soude die dach,Ga naar margenoot+
Viel hi vele weerde
875[regelnummer]
Neder op die eerde,
Ende bat Gode den goedeGa naar margenoot+
Dor sijn ootmoede,
Dat hi die sonne dede staen,Ga naar margenoot+
Dat hi die viande mocht slaen.
880[regelnummer]
Doen sprac te hem haestelike
Een inghel van hemelrike:Ga naar margenoot+
‘Kaerle, u en sal daeghs niet ghebreken.Ga naar margenoot+
Vaert u haestelijc wreken,
Over die u daden toren;Ga naar margenoot+
885[regelnummer]
Want die bloem hebdi verloren.’Ga naar margenoot+
Kaerle en heves niet vergheten,
Ende es saen opgheseten,Ga naar margenoot+
Ende dancte onsen Heere
Diepelijc om die eere
890[regelnummer]
Die hi hem doen woude,
Datti hem den dach lenghen soude.
Die Sarrasine diet becochten,
Vloen dat si mochten:Ga naar margenoot+
Tot Saragoysen dat sise jagheden,Ga naar margenoot+
895[regelnummer]
Dat hem die tonghe raghedenGa naar voetnoot1)
Ute haren monde.
Men sloechse als honde.
Voor hen vonden si een water diep,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat utermaten sere liep;Ga naar margenoot+
900[regelnummer]
Si en vonden scep noch barke:Ga naar margenoot+
Die Sarrasine verdronken starke.
Op Mamet dat si riepen,Ga naar margenoot+
Dat hise hulp uten diepen;
Dies si hadden clein te bet,Ga naar margenoot+
905[regelnummer]
Want si verdronken altemet.Ga naar margenoot+
Alse Kaerle sach te waren,
Dat si allen verslaghen waren,
Oft verdronken in die riviere,Ga naar margenoot+
Doen keerdi weder sciere,
910[regelnummer]
Ende dancte onsen HeereGa naar margenoot+
Diepelike van der eere,
Die hi hem hadde ghedaenGa naar voetnoot1),
Dat hi die sonne dede staen.
DoeGa naar voetnoot2) sprac Kaerle die heere:
915[regelnummer]
‘Hets herberghens tijt tameereGa naar voetnoot3),
Wi en connen te RoncevaleGa naar margenoot+
Nu niet comen wale.
Onse perde moeten eten gras;
Want si moede sijn ende las.Ga naar margenoot+
920[regelnummer]
Wi moeten hier ontbeiden.
Doet af die ghereiden.Ga naar margenoot+
Si hebben hongher ende dorst seere.’
Te betene gaf orlof die heere.
Die moede es van dachvaerden,
925[regelnummer]
Slaept vast op der aerden;Ga naar margenoot+
Alsoe dede Kaerle daer,
Dat segghic u over waer.
Daer en dede niemen wachte
In alle dien nachte;Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
930[regelnummer]
c die goede
Was der Kersten hoede.
Oec soe sendi waerlike
Enen inghel van hemelrike,
Die sijns soude nemen goom;Ga naar margenoot+
935[regelnummer]
Ende brochten in enen droom,Ga naar margenoot+
Dat .III. griffoenen quamenGa naar voetnoot1),Ga naar margenoot+
Daer si grote scade bi namen
Ende een onghewederteGa naar voetnoot2) groot;Ga naar margenoot+
Ende dochtem Roelant wesen dootGa naar voetnoot3).
940[regelnummer]
Oec docht hem comen een vierGa naar margenoot+
Alte snel ende onghehier.
Daer na Kaerle vernam,
Dat een lioen quamGa naar margenoot+
Grammelijc te hem weert,Ga naar margenoot+
945[regelnummer]
Daer hi seer af was verveert,
Dien hi ontgaen niet en conste.
Te roepene hi begonste
In sinen droom harde zeer.
Dus lach Kaerle die heer
950[regelnummer]
Van droome tonghemakeGa naar voetnoot4);
Nochtans en wert hi niet in wake.Ga naar margenoot+
Ende na desen vare
Dochtem dathi in Vrankrijc ware,Ga naar margenoot+
In sinen payse, ghevaren.
955[regelnummer]
Doen sach hi wel XXX. baren
Comen, als hem dochte.Ga naar margenoot+
Elc als een man spreken mochte,Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ende hiesschen, dat hi hen gave
Haer maech: ‘Si wouden daer aveGa naar margenoot+
960[regelnummer]
Selve rechten ende wreken.’
Aldus consten si hem sprekenGa naar voetnoot1).
Een rode lieper van sinen hoveGa naar voetnoot2),Ga naar margenoot+.
Die hem dienen woude te love,
Vechten jeghen dien meestenGa naar voetnoot3);Ga naar margenoot+
965[regelnummer]
Soe tellent ons die jeesten.
Nochtan en wist hi niet, wie verwan.Ga naar margenoot+
Aldus droomde die edele man.
Marcielys die coninc,
Dat was waerlike dinc,
970[regelnummer]
In Saragoysen hi vloeGa naar margenoot+
Hi hadde verloren zwaer pant,
Beide aerm ende hant;Ga naar margenoot+
Dat dede Roelants swaert.
975[regelnummer]
Hi was seer vervaert,
Ende gaf op scilt ende spriet:Ga naar margenoot+
Hien wilde meer vechten niet;
Want hi was seer versacht,
Ende viel neder in onmacht.Ga naar margenoot+
980[regelnummer]
Doen quam te dier stonde
Sijn wijf Braymonde
Ende weende vele seereGa naar margenoot+
Om den mesval van haren heere.
Si vliecGa naar voetnoot5) haren God
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
985[regelnummer]
Ende wedersede sijn ghebot,
Om datti niet en hadde ghedaen,
Datsi den seghe hadden ontfaen.
Ende seide: ‘Die u dient, waerlike
Hi bestadet qualike;
990[regelnummer]
Want ghi sijt van cranken lone.’Ga naar margenoot+
Si namen hem sijn croneGa naar margenoot+
Ende voerdene onsochte;
Elc sloeghene, die mochte.
In een ketene sien hinghen;Ga naar margenoot+
995[regelnummer]
Hi en mocht hen niet ontspringhen.
Met stocken sine blouwen,Ga naar margenoot+
Dat hem sijn leven mocht rouwen.
Ende Tervogante mede
Sloeghen si ontwee sijn lede,Ga naar margenoot+
1000[regelnummer]
Ende werpene in een peliaertGa naar voetnoot1).
Mamet en bleef oec niet ghespaertGa naar voetnoot2):
Hen es gheen soe vuul marasch,
Als daer hi in gheworpen was.Ga naar margenoot+
Als Marcielijs vernam,
1005[regelnummer]
Dat hi van der onmacht bequam,Ga naar margenoot+
Bat hi vriende ende maghen,
Dat sine in een camer draghen.Ga naar margenoot+
Hi was verweloos ende bleec,
Dat sinen wive qualijc gheleecGa naar voetnoot3).
1010[regelnummer]
Si weende ende trac haer haer,Ga naar margenoot+
Dat segghic u over waer.
Lude riep si doe:Ga naar margenoot+
‘Ay Saragoyse, hoe
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoe qualijc eest u comen,
1015[regelnummer]
Dat u heere u es ghenomen!Ga naar margenoot+
Nu wert verloren al dat rike.
Dat wetic wel, waerlike,
Wie minen heere doe ghebrac,
Als hi ten wighe trac.Ga naar margenoot+
1020[regelnummer]
Den amirael hetic bloot,Ga naar margenoot+
Hine bringhe sijn macht groot,
Ende behoude dit lant;
Oft Kaerle winnet al te hapt.
Hi es gram ende heves toren,
1025[regelnummer]
Dat hi sijn volc heeft verloren.
Eest dat si te wighe comen,Ga naar margenoot+
Hen allen werdet tlijf ghenomen:
Oft si souden behouden dat,
Dat si niet en vlien van der stat.
1030[regelnummer]
Hets te desen wighe ghesciet,
Dat donse vloen ende die haer niet!
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daer bi eest waerlijc dinc,
Dat niet en vliet haer coninc’Ga naar voetnoot1)
|
|