Het tweede geslacht.
Terwijl in Noord-Nederland het tweede auteursgeslacht het eerste op den voet volgde, verloopt er in het Zuiden met zijn minder krachtig volksleven vrij wat tijd, eer daar een tweede geslacht zich vertoont: in België wordt dat tweede geslacht geboren tusschen 1830 en 1840, dat is tien jaar later dan het Noordnederlandsche. Het is begrijpelijk, dat ook hier het tweede geslacht den invloed van het eerste ondergaat. ‘Ik las De Leeuw van Vlaanderen’, zeide Jan van Beers in een redevoering tot Conscience, ‘en .... ik gevoelde, dat het vaderland op eenen verderfelijken weg voortliep. Ik zwoer, dat ik ook mij zelven zou doorgronden om te zien, wat ook ik voor dat vaderland doen kon.’ Trouwens, wie der jongeren bleef buiten Conscience's invloedssfeer? Een exemplaar van Ledeganck's Bloemen mijner Lente, het eigendom van Rosalie en Virginie Loveling ‘was letterlijk versleten van het dagelijksche lezen en van buiten leeren’. Op menige plaats in Vuylsteke's Verzamelde Gedichten (I, 80; II, 35; III, 32, 53), blijkt, dat Ledeganck's verzen hem in het oor hingen en in zijn hart leefden. Naar het voorbeeld van zijn schoonvader, gaat ook De Cort studie der metriek maken en metrische