Het Blijspel.
Niet alleen het ernstig, ook het komisch drama der Franschen bleef hier door vertalingen en navolgingen invloed oefenen. Behalve het werk van vergeten of weinig bekende auteurs als Brueys, Mimaut, Roger, Picard, Patrat, vertaalt men ook dat van bekende blijspeldichters als Sedaine, Destouches, Marivaux en Beaumarchais (De Barbier van Seville 1781, Het huwelijk van Figaro 1786). Een goed teeken was, dat de sympathie voor Molière, na een tijdlang gesluimerd te hebben, in het begin der 19de eeuw weer ontwaakt. De beroemde tooneelspeler Corver had in 1777 nog een vrij goede vertaling van Tartuffe uitgegeven; hij had die reeds een jaar of vijf, zes vroeger gemaakt, doch laten liggen uit vrees voor ‘zulken die den schyn van vroomheid als een groote noodzakelijkheid onder de saamenleeving aanmerken’. Daarna hooren wij van Molière in de tooneelliteratuur weinig: Nomsz gaf in 1789 een vertaling van Tartuffe, een enkele vroegere vertaling wordt herdrukt, maar de levendige belangstelling van voorheen is geweken; voor de Patriotten was Molière dood; gelukkig voor hem!
Maar zoodra de zaken eenigszins hun gewonen loop hadden herkregen, wendt men het oog weer naar den grooten meester: Van Esveldt Holtrop, Fokke Simonsz en Ogelwight Jr. geven vertalingen van L'Avare (1806), L'Ecole des Femmes (1806), Le Misantrope (1805), Les Précieuses Ridicules (1806).
Van de dramatische parodie, door Kinker met zoo goed gevolg beoefend, vinden wij een staaltje, dat aan zijne stukken voorafgaat, in Almenorade. Belagchelyk Treurspel (1774), gevolgd naar het Fransch van Carmontel; de souffleur mengt zich hier telkens in het stuk en komt ten laatste op het tooneel, waar hij door een sultan doorstoken wordt.
In het laatst der 18de en den aanvang der 19de eeuw werden