Het Treurspel.
Naar den uiterlijken vorm hebben deze stukken met het nieuw-klassiek treurspel gemeen, dat zij (op een paar uitzonderingen na) geschreven zijn in vijf bedrijven en alexandrijnen. Agnes de Castro (1775), door den auteur Jan A. Backer geprezen om ‘de tederheid van het onderwerp’, getuigt dat de sentimentaliteit in aantocht is; A. Kraft's Alonzo of de Zegepraal der Liefde (1798) was ontleend aan de Incas van ‘den grooten Marmontel’, zijn James Cook (1804) aan de levensgeschiedenis van den bekenden ontdekkingsreiziger; H. van Baale's De Saraceenen (1809) heeft - evenals andere hier niet genoemde stukken - volstrekt niets bijzonders; Barbaz' Herzilia (1800) en Saül (1813) ten minste dit, dat wij er iets van den invloed der Fransch-klassieke tragedie in bespeuren. J. Hugli's treurspel Willem Tell (1785), een jammerlijk product dat geheel onafhankelijk van Schiller's stuk schijnt, zal wel ontstaan zijn onder den indruk van den strijd die dreigde te ontbranden tusschen de Nederlandsche Patriotten en den ‘tyran’ Willem den Vijfde.
Bij de vroeger genoemde treurspelen die een vaderlandsche stof behandelen (V, 512-513), sluiten zich eenige uit dezen