rijkelijker, vertegenwoordigd; bovendien een paar genres die de 16de eeuw niet of niet zóó kende.
De rijkdom van pamfletten, in de 16de eeuw reeds groot, wordt in de 17de overstelpend; de reisverhalen telt men nu bij dozijnen. Een nieuwe bijbelvertaling komt de behoeften der nieuwe godsdienstige gemeenschap bevredigen; terwijl zij die gemeenschap versterkt, helpt zij de gemeenschappelijke beschaafde taal ontwikkelen en vestigen. De invloed van de proza-kunst der Romaansche volken openbaart zich nu niet alleen, zooals vroeger, in vertalingen, maar ook in min of meer oorspronkelijk-Nederlandsche prozawerken; de prozaroman doet zijn intrede in onze letterkunde. De historie-schrijving en de brief worden vooral door Hooft tot een kunst gemaakt.
Naar het schijnt, mogen wij het meest belangwekkend deel van het proza toeschrijven aan het eerste geslacht, dat ook in de poëzie zulk een voorname plaats inneemt: de aardigste en karakteristiekste reisverhalen en pamfletten; den Staten-bijbel, in 1637 voltooid; het werk van Hooft, Joan de Brune, Paschier de Fyne. Onder het tweede geslacht vinden wij nog goede prozaschrijvers in Poirters en Jan de Brune den Jonge; maar Gerard Brandt die tot het derde geslacht behoort, is ten deele een navolger van Hooft. Den invloed van het uitheemsch proza, die zich ook onder het eerste geslacht doet gelden, zien wij onder de volgende geslachten tot volle kracht komen.
Voorzoover wij kunnen nagaan, hebben ook hier Holland en Zeeland het leeuwendeel: een enkele Brabander, Poirters, staat tegenover twee Zeeuwen, de De Brune's, en tegenover verscheiden Hollanders als Hooft, Heemskerk, Paschier de Fyne, Meerman, Brandt, Heinsius. Het provincialisme kijkt om een hoek in een bundeltje ‘oûbollighe’ anecdoten,