De monumenten in de voormalige baronie van Breda
(1973)–Jan Kalf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 354]
| |
Zundert.Ga naar margenoot+ Naam. Zie: van den bergh. Handboek der middelnederlandsche geographie, blz. 222 en kleyn, blz. 8 v. | |
Achtmaal.Kerk.Ga naar margenoot+ De in 1862 gebouwde ROOMSCH-KATHOLIEKE KERK bezit een klein schilderij op paneel: de Cijnspenning. XVII b. | |
Groot Zundert.Ga naar margenoot+ Geschiedenis. De oudste vermeldingGa naar voetnoot1) is van 1116, toen er te Zundert eene kerk werd gesticht (zie onder). Voor de opeenvolgende bezitters der heerlijkheid zie van goor (blz. 376 vv.) en van der aa (blz. 221 vv.). Volgens van goor (blz. 379) had Zundert vroeger een grooten handel ‘door de menigte van wollelakenwevers en leerbereyders’, die de weekmarkten van Rozendaal, Breda, Hoogstraten en Antwerpen bezochten. Doch nadat een brand in 1584 ongeveer 200 huizen had verwoest, zijn deze neringen geheel verloopen (zie de verklaringen van ooggetuigen der verwoesting, in: Taxandria, VIII, blz. 186 vv.). Omstreeks 1670 werd het dorp ontvolkt door de pest, en in 1790 vernielde een brand er 15 of 16 huizen (krüger, IV, blz. 320 en 328). | |
Kerken.Ga naar margenoot+ 1. De ROOMSCH-KATHOLIEKE KERK, gewijd aan den H. Trudo, is eigendom der Roomsch-Katholieke parochie van dien naam, de toren behoort aan de burgerlijke gemeente. Ga naar margenoot+ Geschiedenis. In een memoriale der Luiksche kerk stond aangeteekend, dat de kerk van Zundert in 1116 was gesticht (‘extructa’) door Hendrik van Breda en tien jaar later, op het feest der H. Maagd, gewijd (gramaye, p. 12). In 1157 bevestigde Hendrik II, bisschop van Luik, dat Arnulphus, zoon van Arnulphus bijgenaamd den Brabander, aan de abdijkerk van Tongerloo o.a. geschonken had twee gedeelten der tienden van Zundert en het bestuur (‘conductum’) der kerk aldaar (van goor, blz. 516). | |
[pagina 355]
| |
Volgens krüger (IV, blz. 328) zou de kerk reeds in 1639 door de Hervormden in bezit zijn genomen. Daar echter de visitatie van 1645 hiervan geen melding maakt, is het vermoedelijk eerst na den vrede van Munster geschied. Afb. 323. Plattegrond en détails der R.K. kerk te Groot-Zundert.
Zij was getaxeerd op f 9500. -. Nadat men 11 Juni 1798 was begonnen haar ‘in betamelijken staat te brengen’, is zij reeds 1 Juli d.a.v. in gebruik genomen (krüger, IV, blz. 328 v.). Ligging. De kerk, geörienteerd met eene afwijking naar het zuiden van 5½o,Ga naar margenoot+ ligt vrij, omgeven door beplanting, op een door een haag afgesloten terrein. Beschrijving. Plattegrond (afb. 323). De kerk bestaat uit eenen westtoren,Ga naar margenoot+ | |
[pagina 356]
| |
een driebeukig schip, welks zijbeuken aan den noordkant langs de volle en aan den zuidkant langs de halve diepte van den toren zijn voortgezet, een dwarspand,Ga naar margenoot+ en een priesterchoor met ten deele afgebroken omgang. De toren, inwendig 4,40 M. in het vierkant, is op zijn vier hoeken met dubbele beeren versterkt. Tegen het midden van zijnen zuidwand is een achtkante traptoren opgetrokken. Met een 3,80 M. wijde, spitsbogig gedekte opening in zijnen oostwand heeft de torenGa naar margenoot+ gemeenschap met het middenschip der kerk, dat drie traveëen diep is en, binnen de muren, 6,90 M. breed. De zijbeuken zijn 2,60 M. breed. Afb. 324. De R.K. kerk te Groot-Zundert, uit het zuidoosten.
Ga naar margenoot+ Door drie spitsbogen staan het schip en de zijbeuken in gemeenschap met het dwarspand, dat, vermoedelijk in verband met de aanwezigheid van eenen weg, aan den noordkant minder buiten de zijbeuken reikt, dan aan den zuidkant en aan den noordkant ook de overhoeksche beeren mist, waarmede zijn gevel aan den zuidkant is versterkt. Het is ook overigens onregelmatig van aanleg: langs de viering gemeten minder diep (6,70 M.) dan langs de gevels (6,80 M. en 6,90 M.); de breedte bedraagt 24 M. Ga naar margenoot+ Het dwarspand is met drie bogen geopend op het priesterchoor en zijne zijbeuken, die, binnen de muren, onderscheidenlijk 7 M. en 2,70 M. breed zijn, en bestaan uit drie traveëen. Het presbyterium is gesloten met drie zijden van een | |
[pagina 357]
| |
zeshoek, waarmede zijne totale diepte 14,60 M. bedraagt. Oorspronkelijk waren de zijbeuken als omgang om het choor voortgezet; thans echter zijn hunne sluitingsmuren gedeeltelijk afgebroken en vervangen door een rechten muur, die de oostelijke zuilen der choorsluiting onderling en met de overblijfselen der omgangswanden verbindt. Tegen den oostwand van den zuider kruisarm en den zuidwand van het choor is een twee traveëen diepe, rechthoekige sacristie opgetrokken, binnenwerks groot 4,60 × 3,75 M. De totale diepte der kerk, zonder den toren, bedraagt 36,80 M. Uitwendig (afb. 324). De toren is opgetrokken van baksteen (formaat:Ga naar margenoot+ 0,25 × 0,125 × 0,06 M.; 10 lagen: 0,71 M.), in kruisverband. Hij gaat zonder verjonging omhoog en zijne eens-versneden beeren loopen op ongeveer een vierde van de hoogte der klokkenkamer teniet tegen lisenen, die, onder de kroonlijst, verbonden zijn door een rondboogfries. De toren heeft een met bergsteen afgedekte plint; in zijnen westwand een segmentbogig gedekte ingang met bergsteenen kanten, en daarboven een nieuw spitsboogvenster. De klokkenkamer heeft in elken wand twee rondbogige galmgaten. De toren wordt bekroond door een houten lijst, waarboven een van vier- tot achtkant ingesnoerde, met leien belegde spits, met modern gesmeed-ijzeren kruis. De westelijke sluitwanden der zijbeuken,Ga naar margenoot+ waarvan alleen die aan den noordkant met een enkelen beer is versterkt, zijn vensterloos. Zij hebben een met zandsteen afgedekteAfb. 325. Choor der R.K. kerk te Groot-Zundert.
plint en zijn, evenals de zijmuren, opgetrokken van baksteen (formaat: 0,22 × 0,10 × 0,05 M.; 10 lagen: 0,62 M.), in kruisverband. De door eensversneden, met leien afgedekte beeren versterkte zijmuren hebben in elke travee een tweedeelig, met een gedrukten korfboog gedekt venster, waarvan de eenvoudig geprofileerde kanten (zie afb. 323) en de middenstijl gemetseld zijn. Tegen de derde travee (van het westen gerekend) bevinden zich aan noord- en zuidzijde later aangebouwde portaaltjes. De muren van het middenschip hebben tweedeelige, met Tudorbogen gedekte vensters, en vertoonen onder de goot een met een muizentand versierde uitkraging. Het dwarspand en het choor zijn opgetrokken van iets kleiner materiaal dan het schip (0,215 × 0,10 × 0,05; 10 lagen: 0,585 M.). De kruisarmen hebben | |
[pagina 358]
| |
in hunnen westwand elk één venster, hun oostwand is blind. In hunne gevels, afgedekt met vlechtingen, hebben zij groote spitsboogvensters, thans zonder stijlen. Alleen de zuidelijke transeptgevel is versterkt met beeren, die overhoeks geplaatst, tweemaal-versneden, met bergsteenen banden versierd en met rollagen afgedekt zijn. In dezen gevel bevindt zich onder het venster een breede, met korfboog overdekte, thans dichtgemetselde, ingang. In den zuidwand der sacristie, die met een lessenaardak bij het transept aansluit, bevinden zich twee vensters, waarvan het grootste van ijzeren tralies is voorzien. Vóór den ingang daaronder is later een portaaltje aangebouwd. De wanden van het choor zijn behandeld als die van het schip; de oostelijkeAfb. 326. Eiken balustrade in de R.K. kerk te Groot-Zundert.
traveeën der zijbeuken hebben echter geene vensters, en de vensters in den bovenmuur der choorsluiting zijn hooger dan die in schip en choor, in verband waarmede op elk der sluitingswanden een geveltje is opgetrokken, met een zadeldakje aan het choordak verbonden (afb. 325). Deze vensters missen hare stijlen. In den tegenwoordigen oostwand der kerk zijn de oude scheiboog en de zuilen, die het choor van den omgang scheidden, nog voor de helft zichtbaar. De zuilen zijn van baksteen, staan met eenvoudig geprofileerd basement van bergsteen op gemetselde achtkante voetstukken en dragen gedrukte lijstkapiteelen van groefsteen (zie de détails op afb. 323). Middenschip, dwarspand en choor zijn overdekt met zadeldaken, de zijbeuken met lessenaardaken, alle belegd met leien. Op de viering staat een open achtkante dakruiter uit later tijd, met achtzijdige spits. Deze spits en de makelaar van het choor dragen eenvoudige, gesmeed ijzeren leliekruizen - dat op het choor van een haan voorzien - uit de zestiende eeuw. Ga naar margenoot+ Inwendig. De onderste geleding van den toren is overkluisd met een gemetseld kruiswelf, waarvan de geprofileerde bergsteenen ribben, die samenkomen in eenen sluitring, worden gedragen op geprofileerde kraagsteenen (zie de profielen op afb. 323). In den traptoren bevindt zich een gemetselde spiltrap. | |
[pagina 359]
| |
Het inwendig der kerk heeft zijn oorspronkelijk karakter grootendeels verloren,Ga naar margenoot+ doordien de zuilen geheel zijn gecement, de profielen der basementen gewijzigd en de oude lijstkapiteelen vervangen door hooge kelkkapiteelen met plomp bladornament, terwijl de muren en scheibogen eveneens gecement zijn, de laatste met ingesneden voegen, alsof zij van bergsteenblokken waren samengesteld. In schip en choor worden de drie beuken gescheiden door zuilen van 0,85 M. middellijn, verbonden door spitsbogige scheibogen, die met eene afschuining zijn geprofileerd. De vieringsbogen worden aan den westkant eveneens op zuilen gedragen, aan den oostkant op pijlers, die aan de zijde van het choor met halfzuilen zijn bekleed. Het middenschip der kerk is overdekt met een, in het choor doorloopend, rondbogig houten tongewelf, waarvan de schinkels verbonden zijn door een nok en tweemaal twee gordingen. Het dwarspand heeft een dergelijk gewelf, de viering een door de doordringing dezer twee tongewelven ontstaan kruisgewelf met sluitring. De bebording dezer gewelven is nieuw, evenals de kroonlijst der middenbeukswanden, waarop thans de schinkels rusten. In het middenschip der kerk staatGa naar margenoot+ tegen den oostelijken torenwand een op vier gemarmerd houten, Dorische zuilen gedragen tribune voor het orgel en de zangers. Deze tribune heeft aan den voorkant eene borstweringGa naar margenoot+ uit den tijd van haren bouw (XIX a) en aan de beide zijden eeneAfb. 327. Gesmeed ijzeren deurtje in de R.K. kerk te Groot-Zundert.
met snijwerk versierde eiken balustrade (afb. 326). XVII a. Een deel van het middenschip en de zijbeuken zijn bezet met gelijkvormige eiken banken, in den stijl Lodewijk XVI, welker wangstukken met eenvoudigGa naar margenoot+ snijwerk zijn versierd. De voortzettingen der zijbeuken langs den toren, waarvan de noordelijke als doopkapel, de zuidelijke als berghok dienst doet, zijn van de zijbeuken gescheiden door eenvoudige eiken balusterhekken, XVII.Ga naar margenoot+ De zijbeuken zijn overdekt met gestukadoorde halve tongewelven, in segment- | |
[pagina 360]
| |
Ga naar margenoot+ vorm. De sacristie heeft twee op eenvoudig-geprofileerde, bergsteenen ribben gedragen, gemetselde kruisgewelven, welker sluitsteenen met een geopenden zaadbol zijn versierd (zie de détails op afb. 323). In den westwand der sacristie bevindt zich een muurkastje, gesloten met een oud deurtje van fraai gesmeed ijzeren traliewerk (afb. 327). XVI. Ga naar margenoot+ Dateering. Kerk en toren zijn vermoedelijk gelijktijdig gebouwd. De TudorbogenAfb. 328. Marmeren tabernakel in de R.K. kerk te Groot-Zundert.
der vensters in de hooge lichtbeuk van schip en choor - die overigens in de Baronie alleen voorkomen in het van ± 1520 - ± 1564 opgetrokken schip der kerk te Prinsenhage - wijzen erop, dat zij niet ouder zullen zijn dan de zestiende eeuw en ook de armelijke profileering der vensterkanten met twee afschuiningen duidt wel op denzelfden tijd. De toren, die inwendig een gewelf heeft bewaard, dat eveneens uit dezen tijd kan dagteekenen, schijnt uitwendig te zijn gewijzigd: de beeren, galmgaten en het boogfries hebben niet de naieve behandeling van de kerk. Waarschijnlijk heeft de toren na den brand van 1696 zijn tegenwoordige gedaante gekregen. De kerk bezit de volgende oude meubelen en voorwerpen: Ga naar margenoot+ Drie zeventiende-eeuwsche, marmeren altaren, afkomstig uit de St. Michaëls-abdij te Antwerpen, en volgens overlevering naar hier overgebracht na de verwoesting dier abdij tijdens de Fransche revolutie. 1. Van het hoofdaltaarGa naar voetnoot1) is het oorspronkelijk altaar vervangen door een later, met kaarsenbank en tabernakel van gemarmerd hout, in den stijl Lodewijk XVI. Achter dit altaar staat een oudere retable met zwart marmeren onderbouw, waarop twee Korinthische pilasters en daarvóór gestelde | |
[pagina 361]
| |
zuilen van geaderd rood marmer, die een kroonlijst dragen, waarop een fronton, in het gevelveld versierd met festoenen en bekroond door drie witmarmeren beelden, in het midden de H. Maagd met Kindje, rechts St. Michaël en links de H. Norbertus, den ketter Tanchelinus vertredend. In den retable een schilderij op doek: de drie Koningen (copie naar Rubens), in een lijst, die bekroond is met een gebogen fronton met cherubijnen en het opschrift: incarnato regi deo s. Achter den retable bevindt zich een tabernakelkastje van zwart, rood en wit marmer met houten deuren (afb. 328). Hoog: 2,40, breed: 1,55 M. XVII A. 2. Het noordelijk zijaltaar (afb. 329) is van zwart, geaderd grijs, en wit marmer. In den retable een schilderij op doek: de verheerlijking der H. Maagd.Ga naar voetnoot1) Breed: 1,44 M. Op de kaarsenbank staat een koperen crucifix met gedreven voet. Tegen de voetstukken der binnenste zuilen prijken de wapens van de St. Michaëlsabdij en vanAfb. 329. Marmeren zijaltaar in de R.K. kerk te Groot-Zundert.
| |
[pagina 362]
| |
den abt Van Couwerven (1652-1663)Ga naar voetnoot1): doorsneden en voorzien van een hartschild; a. met een lelie; b. met drie bezanten, geplaatst 2 en 1; het hartschild eveneens doorsneden, a. met een geluipaarden leeuw, b. met drie klaverblaadjes, geplaatst 2 en 1. 3. Het zuidelijk zijaltaar is van zwart, geaderd rood, en wit marmer, in denzelfden trant als de vorige doch eenvoudiger. In den retable een schilderij op doek: de verschijning der H. Maagd aan den H. Herman JozefGa naar voetnoot2); aan weerszijden der zuilen nisjes, waarboven medaillons van een H. Paus en een priester; boven het fronton het beeld van den H. Herman Jozef met het Christuskindje in deAfb. 330. Koperen doopschotel in de R.K. kerk te Groot-Zundert.
armen; in het fronton twee wapens, geällieerd: de St. Michaëlsabdij en dat van een abt: gevierendeeld, 1 en 4 met een leeuw, 2 en 3 met een haan. Ga naar margenoot+ Twee met beeldhouwwerk versierde, eikenhouten biechtstoelen. XVII. Ga naar margenoot+ Vier grafzerken, versierd met wapens, o.a. van Johan Rijers, † 1677 en Adriaen Cornelis Philips Verhart, † 1631. Ga naar margenoot+ Drie gedreven koperen doopschotels. De eene (afb. 330), versierd met St. Joris en het randschrift: der in frid geh wert in gothische majuskels, eenige malen herhaald, heeft een middellijn van 0,405 M. en dagteekent uit de zestiende eeuw; de beide andere zijn uit de zeventiende eeuw en versierd met Adam en Eva en Josua en Kaleb. Middellijnen onderscheidenlijk: 0,33 en 0,435 M. Ga naar margenoot+ Acht gedreven koperen kandelaars, met driezijdigen voet en balustervormigen stam met plantornament. Hoog: 0,66 M. XVII. | |
[pagina 363]
| |
Twee groote en twee kleine balustervormige, gegoten koperen kandelaars. XVII. In den toren hangen drie klokken: 1. Klok van 0.94 M. middellijn met het opschrift: ALEXIUS PETIT MEGa naar margenoot+ FECIT Ao 1767. 2. Klok van 0,89 M. middellijn met het opschrift: ALEXIUS PETIT ME FECIT Ao 1768. 3. Klok van 1,12 M. middellijn met het opschrift: PETIT ET FRITSEN 1829. Eene der kamers in de pastorie heeft een geschilderd behangsel:Ga naar margenoot+ rivier- en dorpsgezichten, gemerkt: W. Vereyk, 1793.
2. De NED. HERVORMDE KERK, een modern gebouw, bezit de volgendeGa naar margenoot+ voorwerpen: Twee koperen lezenaars en een doopbekkenarm. XVII b.Ga naar margenoot+ Twee zilveren avondmaalbekers met gedreven en geciseleerd ornament.Ga naar margenoot+ Lodewijk XV. Voorzien van het jaartal 1766 en de merken: Holland (of Brabant), bloempje, hartvormig schildje, waarin r v (?) p en jaarletter m. Een ronde zilveren broodschaal, vierkant verdiept, met het jaartal 1770 en de merken: Breda, w en onleesbaar. | |
Het raadhuis.Het RAADHUIS is een onbelangrijkGa naar margenoot+ gebouw in den klassicistischen trant van omstreeks 1830. De 15,50 M. breedeAfb. 331. Zilveren vogel van het Kloveniersgilde te Groot-Zundert.
voorgevel heeft vijf traveeën, waarvan de drie middelste een geringen voorsprong hebben en versierd zijn met vier Korinthische zuilen, die een hoofdgestel dragen, waarboven een fronton, in welks gevelveld het wapen der gemeente is aangebracht. Op het dak staat een open torentje: acht, door rondbogen verbonden zuiltjes, die een koepeldakje met windvaan dragen. | |
Verdwenen gebouw van liefdadigheid.GASTHUIS. Bij testament van 10 October 1483, bepaalde Margriet van de Laar,Ga naar margenoot+ huisvrouw van Jan van Vianen, dat te Zundert op haar goed het Laar, zou gesticht worden een huis met zeven kamers ten behoeve van arme lieden boven de vijftig jaar, die een jaarlijksche uitkeering zouden genieten. In 1511 werd eene ordonnantie gemaakt voor dit gasthuis, dat reeds in van goor's tijd niet meer bestond (krüger, IV, blz. 323 vv., van goor, blz. 379). | |
[pagina 364]
| |
Verdwenen particuliere gebouwen.Ga naar margenoot+ 1. HUIS TE LAAR. Hoewel het verhaal, dat de heeren van Breda sinds 841 te Zundert zouden hebben gewoond, tijdens een Deensche overheersching hunner stad, geheel legendarisch (zie boven, blz. 27), en ook de vermelding van eenen ‘kastelein van Zundert’ in 992 ongeloofwaardig is (zie boven, blz. 354, n. 1), schijnt het toch niet onmogelijk, dat de heeren van Breda althans in het begin der twaalfde eeuw eene woning bezaten te Zundert, daar de kerk er in 1116 door Hendrik van Breda is gesticht. Onopgehelderd blijft echter, ook bij deze veronderstelling, hoe dit huis den naam kon geven - gelijk van goor (blz. 380) wil - aan het ‘vermaerd geslacht Van de Laer’: men zou, omgekeerd, moeten meenen, dat het huis naar dit geslacht genoemd werd, toen het in het bezit daarvan gekomen was. Van de geschiedenis van dit huis, dat ook wel ‘het Hof’ werd genoemd, is bekend, dat Margriet van de Laer, bij testament van 10 October 1483, aan den heer van Nassau vermaakte haar ‘huis op het Laar, met de weide en den boomgaard daaraan gelegen, met de manschap van Maarbergen’, mits hij 200 kronen uitkeerde aan het bij | |
[pagina 365]
| |
te beelden, en de heuvelachtige omgeving is ten zuidoosten van Zundert, doch niet in de nabijheid der plaats waar het huis te Laar gestaan heeft, terug te vinden. Het is niet waarschijnlijk dat van goor van een zoo belangrijken burcht geen nader gewag zou hebben gemaakt en de aanduidingen in den Tegenwoordigen Staat en bij bachiene als een ‘heerenhuis’ en een ‘deftig gebouw’ stroken weinig met het uiterlijk van dit kasteel. 2. KASTEEL ZOMBEECKE. Volgens van goor (blz. 379) bezaten de abt en hetGa naar margenoot+ convent van St. Bavo te Gent bij Zundert een kleine heerlijkheid, Zombeecke (die zij in 1523 verkochten aan Hendrik van Nassau), en was ‘in het bosch op de geweze hoeve van den heer’, voorheen nog de plaats te zien, waar ‘de burgt van Zombeecke’ eertijdsgestaan had. Deze bewoordingen schijnen te kennen te geven, dat in van goor's tijd van dezen ‘burcht’ niets meer over was, zoodat Wicart's bovenvermelde teekeningen zich ook met dit gebouw niet laten identificeeren. | |
Gildevoorwerpen.Van de vier te Zundert gevestigde oude schuttersgilden bezitten er drie nog oude voorwerpen. Die van het vierde - het in 1662 opgerichte of bevestigde St.-JansgildeGa naar voetnoot1) - zijn in 1880 verbrand. 1. Het in 1643 opgerichte,Ga naar margenoot+ of bevestigdeGa naar voetnoot1), Kloveniersgilde van den H. Willibrordus bezit een zilveren halsketting, waaraan een gedrevenAfb. 333. Gesmeed ijzeren lezenaar der R.K. kerk te Klein-Zundert.
en gegraveerde, gekroonde vogel (afb. 331) en eenige koningsschilden, het oudste van 1798. Voorts twee vuursteengeweren en een vaan van 1863.Ga naar margenoot+ 2. Het in 1685 opgerichte, of bevestigdeGa naar voetnoot1), St.-Jorisgilde bezit een zilverenGa naar margenoot+ halsketting met gekroond vogeltje (XVIII) en schilden (XIX). Voorts een | |
[pagina 366]
| |
Ga naar margenoot+ wimpel (afb. 332) van gebloemde zijde (Lodewijk XIV), waarop een medaillon, waarin geschilderd St. Joris den draak verslaande (XVII), en een uit geeren van verschillende kleur samengestelde zijden vlag, waarop, binnen een rechthoekige omlijsting, een groot ovaal medaillon: St. Joris den draak verslaande. XVIII. Ga naar margenoot+ 3. Het St.-Ambrosiusgilde, opgericht in 1822Ga naar voetnoot1), bezit een zilveren halsketting met kleinen vogel (XIX?), een zijden wimpel van 1850, versierd met het geschilderde beeld van den patroon, en een veelkleurige zijden vlag, in den ouden trant, van 1869. | |
Klein-Zundert.Afb. 334. Schoorsteen in de pastorie der R.K. kerk te Klein-Zundert.
Ga naar margenoot+ Geschiedenis. De oudste vermelding van dit dorp is van 1265, toen de abt en het convent van St. Bavo te Gent verklaarden, dat het begevingsrecht der kapel van Klein-Zundert (‘capella de Parvo Sonderde’) toekwam aan de abdij Tongerloo (van goor, blz. 515). | |
Kerk.Ga naar margenoot+ De ROOMSCH-KATHOLIEKE KERK is gewijd aan den H. Willibrordus. Ga naar margenoot+ Geschiedenis. In 1265 bestond er te Klein-Zundert eene kapel,Ga naar voetnoot2) bediend door Praemonstratensers uit de abdij Tongerloo (zie boven). | |
[pagina 367]
| |
weinig minder dan die van Groot Zundert’, met een toren ‘bijna gelijk aan dien van Rijsbergen’. In dezen toren was eene klok, die thans in den toren der St.-Annakerk te Breda hangt (zie boven, blz. 151). Hoewel reeds in 1557 door Hervormden de pastorie geplunderd en pastoor Arnoldus van Vessem gedood werd (coppens, III2, blz. 180), schijnt het tot 1639 te hebben geduurd alvorens de kerk aan de Katholieken werd ontnomen (krüger IV, blz. 339). Zij bleef daarna ‘buyten eenig geestelyck gebruyck’ (van goor, blz. 380), was in 1821, toen zij weder in het bezit der Katholieken kwam, geheel in verval en is in 1823 ‘geheel geslecht’ (krüger, IV, blz. 339 en 341). De kerk bezit de volgende oude meubelen en voorwerpen. Een gedreven verguld zilveren monstrans.Ga naar margenoot+ Op den met cartouches versierden voet, rust een balustervormige stam, die een stralenschijf draagt, waarin de ronde luna, ter weerszijde waarvan engelfiguren en waarboven God de Vader, onder een gekroonden baldakijn. Lodewijk XIV. Merken: Antwerpen, D P en jaarletter V. Een gedreven, koperen wierookvat,Ga naar margenoot+ versierd met bladornament en cherubkopjes. Lodewijk XIV. Een koperen doopvont. Eind XVII.Ga naar margenoot+ Een gedreven koperen Godslamp.Ga naar margenoot+ Lodewijk XIV. Twee groote en vijf kleine, gegoten koperen kandelaars. XVII.Ga naar margenoot+ Twee houten beelden, grof werk en met latere polychromie. Beide XVIGa naar margenoot+ d. Het eene stelt voor de Mater dolorosa, het andere de H. Anna. Vier schilderijen, in 1859, toen zij, ‘bijna verteerd’ waren, ‘gerestaureerd’Ga naar margenoot+ door den dorpsverver van Zundert (krüger, IV, blz. 343). Een kazuifel van gebloemde groene zijde. XVIII d.Ga naar margenoot+ Een gesmeed ijzeren lezenaar (afb. 333) met kaarsarm, die zoowel verticaalGa naar margenoot+ als zijdelings bewogen kan worden. Hoog: 1,40 M. XVI of XVII. In den toren hangt eene klok, middellijn: 0,65 M., met het opschrift:Ga naar margenoot+ DHEER ROBERTUS LEMKENS OFFICIER VAN WEERNHOUT GROOT EN KLEIN ZUNDERT EN RIJSBERGEN ALEXIUS IULIEN EN GULIELMUS VAN EVERBROECK GOTEN MY 1727. | |
[pagina 368]
| |
Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+ De pastorie, uitwendig zonder belang, heeft twee oude schoorsteenen. De eene (afb. 334) is van zwarte Namensche steen met wit marmer, in den Rubensstijl; de andere, kleiner en van hout, in den stijl Lodewijk XIV, heeft in den boezem een schoorsteenstuk, schilderij op doek: de leerlingen te Emaus. XVIII a. Ga naar margenoot+ In de pastorie wordt voorts een met schilpad belijmd crucifix (afb. 335) bewaard, waarop een ivoren corpus. XVII. | |
Gildevoorwerpen.Ga naar margenoot+ Het schuttersgilde van den H. Willibrordus, opgericht of bevestigd in 1681,Ga naar margenoot+ bezit een zilveren gildeketting met vogel (XVIII) en schilden (XIX) en een vlag, waarop geappliqueerd een op witte zijde geborduurde figuur van den patroonheilige (XVIII), hersteld in 1887. | |
Wernhout.Ga naar margenoot+ Geschiedenis. Wernhout was vroeger eene afzonderlijke heerlijkheid, die in 1453 aan den graaf van Oostervant behoorde, en in het laatst der zeventiende eeuw door Willem III is aangekocht (van goor, blz. 380). | |
Verdwenen gebouwen.Ga naar margenoot+ Volgens van der aa (blz. 226) heeft hier een ‘ADELLIJK HUIS’ gestaan, volgensGa naar margenoot+ krüger (IV, blz. 326) ook eene KAPEL. Het oude RECHTHUIS, een gebouwtje in zestiende-Ga naar margenoot+ of zeventiende-eeuwschen trant, en het torenspitsje der kapel zijn te zien op een prentje van bendorp (o.a. in bachiene's Vaderlandsche geographie, IV, t.o. blz. 780). |
|