De monumenten in de voormalige baronie van Breda
(1973)–Jan Kalf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 335]
| |
Terheiden.Wapen. Het wapen dezer gemeente bestaat uit een schild van lazuur met het beeldGa naar margenoot+ van den H. Antonius abt (staande, vergezeld van een varken) van goud. Afgebeeld bij d'ablaing van giessenbûrg (Noordbrabant, plaat 10, No. 139) en, met andere émails, bij van goor blz. 327). | |
Romeinsche munten.Over vroeger hier gevonden Romeinsche munten berichten boxhorn enGa naar margenoot+ alkemade en van der schelling. In 1780 vond een landbouwer een potje, waarin 12 goudstukken van Nero en 12 van Vespasianus (hermans, Oudheden, blz. 69). | |
Slikgat.Het moderne KLOOSTER der Paters Capucijnen alhier bezit de volgendeGa naar margenoot+ voorwerpen: Een eikenhouten preekstoel, de voet in balustervorm, omgeven door vierGa naar margenoot+ voluten, de ronde kuip versierd met de busten van Jezus en Maria. Lodewijk XVI. Drie eikenhouten kasten, waarvan een belijmd met palisander- en ebbenhout,Ga naar margenoot+ een andere met drie deurtjes boven elkander en keeftfries. XVII. Een schilderij op paneel: Mater doloris. De H. Maagd, met het lijk vanGa naar margenoot+ Jezus op haren schoot, haar boezem doorboord met zeven zwaarden, uitgaande van medaillons, elk met een der ‘zeven smarten’. Overschilderd. Hoog: 0,90 breed: 1,47 M. Gejaarmerkt: 1577. Twee schilderijen op doek, vermoedelijk copieën naar Rubens. Hoog: 1,55, breed: 1,23 M. Het eene stelt voor: de inzameling van het Manna, het andere: Mozes slaat water uit de rots. XVII a. Vier schilderijen op doek: de levensgroote, staande figuren der vier Evangelisten. XVII (?). Een zeer groot schilderij op doek, vermoedelijk copie naar A. van Dyck: de kruisafneming. XVII (?). Twee zeer beschadigde en overgeschilderde schilderijen, het eene: allegorische voorstelling van Jezus voor zijne rechters, het andere: de val onder het kruis. Onderscheidenlijk XVI d en XVII. Twee bijna levensgroote houten beelden: de H. Joannes van Nepomuc enGa naar margenoot+ de H. Antonius abt. Afkomstig uit de Roomsch-Katholieke kerk te Terheiden. | |
Terheiden.Naam. Zie: van den bergh, Handboek der middelnederlandsche geographie, blz. 257Ga naar margenoot+ en van der aa, blz. 92. | |
[pagina 336]
| |
kapel, gewaagt Jan van Beieren, bisschop van Luik, van het dorp (‘villa ruralis’) Hertel met zijne ‘aenhangselen’ Seymaer, Heyde en WagenbergGa naar voetnoot1), die toen gemeenlijk gerekend werden ruim 500 inwoners te hebben (van goor, blz. 527). | |
Kerken.Ga naar margenoot+ 1. De ROOMSCH-KATHOLIEKE KERK, gewijd aan den H. Antonius abt, behoort aan de Roomsch-Katholieke parochie van dien naam, de toren aan de burgerlijke gemeente. Ga naar margenoot+ Geschiedenis. 11 November 1400 sloot de stad Breda met de schepenen en ingezetenen der vierschaar van Hertel eene overeenkomst, waarbij zij toestond, dat dezen ten behoeve der inwoners van Hertel, Schynmaer, Terheiden en Wagenberch eene kapel zouden ‘funderen en doen wijen’, daar zij dikwijls van de sacramenten verstoken moesten blijven, omdat zij te ver woonden van hunne parochiekerk te Breda (van goor, blz. 466). 22 April 1401 keurde de bisschop van Luik goed, dat de door de genoemden ‘tusschen Heyde en Seymaer’ inmiddels reeds gebouwde kapel (‘capellam, quam.... edificari fecerunt et construi’) van een doopvont voorzien en met het erbij gelegen kerkhof door den pastoor van Breda of diens gemachtigde gewijd werd, onder bepaling dat de doopvont ieder jaar opnieuw gewijd moest worden, ten teeken van de afhankelijkheid der kapel van hare moederkerk te Breda (van goor, blz. 527 v.). Volgens gramaye (blz. 20) was een altaar der kapel in 1401 aan het H. Kruis gewijd. van goor (blz. 357) vermeldt bovendien stichtingen van nieuwe, of ten behoeve van | |
[pagina t.o. 337]
| |
plaat XXXIII.Opmeting der Roomsch-Katholieke Kerk te Terheiden.
| |
[pagina 337]
| |
bestaande, altaren in 1400, 1410, 1488 en 1519. Blijkens de kerkvisitatie van 1594 waren er toen vier altaren (juten, Het dekenaat Breda, blz. 22). Daar bij deze visitatie van beschadiging der kerk geen gewag wordt gemaakt, schijnt de brand, die volgens krüger (IV, blz. 261) de kerk in 1590 teisterde, van weinig belang te zijn geweest. In 1603 werd de kerk door storm zóó gehavend, dat het gewelf instortte (krüger, t.a.p.). De visitatie van 1606 teekende dan ook aan: ‘templum ex tempestate inveni pene eversum’, waarom gepreekt werd in een bij de kerk gelegen schuur. Ook in de visitaties van 1613, 1615 en 1616 wordt de verwoesting der kerk vermeld: ‘templum non habet nisi nudos parietes’, Afb. 307. De R.K. kerk te Terheiden in 1729, uit het zuidoosten, naar eene teekening van C. Pronk.
heet het in 1616. Toch had Filips Willem reeds vóór of in 1613 aan ‘die van Terheyden... tot het opbouwen van den buycke van haerlieder kercke’ f 5000. - toegekend (juten, Cartularium van het Begijnhof te Breda, blz. 224). Blijkbaar heeft men met de herstelling gewacht, tot er meer geld bijeen was, want eerst de visitatie van 1617 maakt van deze gift melding en die van 1619 bericht, dat de Katholieken, met de gegronde hoop, dat zij de kerk zouden krijgen, voortgingen met de herstelling.Ga naar voetnoot1) De Hervormden waren nl. intusschen | |
[pagina 338]
| |
zeer toegenomen in aantal en eischten de kerk op voor zich. Reeds de synode van Delft in 1618 besloot te ijveren om in de Baronie de openbare uitoefening van den Katholieken godsdienst te weren en vooral te letten op Terheiden, waar, hoewel er vóór het Bestand geen pastoor was of Mis gelezen werd, ‘daernaer een pastoor is inghecroopen ende de Afb. 308. De R.K. kerk te Terheiden, uit het noordoosten.
vervallen kercke opgebout wort, die sy meynen tot affgoderyen te misbruycken’ (reitsma en van veen, Acta der provinciale en particuliere synoden, III, blz. 324). Op de synoden van 1619, 1620 en volgende jaren kwam men op deze zaak terug, maar het bleek dat de bemoeiingen vergeefsch waren geweest (t.a.p. blz. 332 en 415, en knuttel, Acta der particuliere synoden van Zuid-Holland, passim). | |
[pagina 339]
| |
In 1624 schonk Breda een glas aan de kerkGa naar voetnoot1), welker schip, blijkens de visitatie van 1628Ga naar voetnoot2), in den ouden staat was hersteld, maar waarvan het choor nog zonder dak stond (‘navis Afb. 309. Inwendig der R.K. kerk te Terheiden, uit het westen.
est noviter bene extructa prout antea fuit cum cruce, chorus est sine tecto’). In 1671 werd | |
[pagina 340]
| |
de spits van den toren met een deel van zijne muren door den bliksem verwoest en in 1676 was deze schade nog niet hersteld (krüger, IV, blz. 262).Ga naar margenoot+ Ligging. De kerk ligt vrij, Afb. 310. Kapiteel in de R.K. kerk te Terheiden.
op een eenigszins verhoogd terrein, geörienteerd met eene afwijking naar het noorden van 2o. Dit, eertijds met hooge boomen beplante terrein, het vroegere kerkhof, was omgeven door een laag, met een gemetselden ezelsrug afgedekt muurtje, waarin, ten noorden der kerk, een ingang met gemetselde penanten uit de achttiende eeuw (zie afb. 308). Thans zijn de boomen geveld en is het muurtje door een ijzeren hek vervangen. Ga naar margenoot+ Beschrijving. Plattegrond (plaat XXXIII). De kerk, die in aanleg groote overeenkomst vertoont met die van Prinsenhage (zie plaat XXXII), bestaat uit eenen westtoren, een driebeukig schip met langs den toren voortgezette zijbeuken, enGa naar margenoot+ een dwarspand met priesterchoor. De toren, die niet zuiver in de as der kerk ligt, meet inwendig 4 M. in het vierkant. Op de westelijke hoeken is hij met dubbele, op de oostelijke met enkele beeren versterkt. Aan den zuidkant staat tegen den oostelijken beer een achtkante traptoren. Met een thans 3,34 M. wijde, spitsbogig gedekte opening in zijnen oostwandGa naar voetnootmargin staat de toren in gemeenschap met het middenschip der kerk, dat vijf traveeën telt en, binnen de muren, in de westelijke travee 8,35 M., in de oostelijke 8,70 M. breed is. De zijbeuken, welker gewelfvakken een onregelmatigen grondvorm hebben, daar de contreforten tegen hunne buitenmuren niet in de assen der zuilen staan, zijn, aan den noordkant, in het westen 3,80 en in het oosten 3,50 M. breed, aan den | |
[pagina 341]
| |
zuidkant 3,70 en 3,56 M. Door drie spitsbogen staan het middenschip en de zijbeuken in gemeenschap met het 7,45 M. diepe en 25,80 M. breede dwarspand,Ga naar margenoot+ dat verbonden is aan een priesterchoor van drie traveeën, gesloten met een halven tienhoek, welk choor 8,15 breed en 16 M. diep is. Aan den noordkant is tegen transept en choor een achtkante traptoren, aan den zuidkant een rechthoekige sacristie van 3,70 × 3,35 M. opgetrokken. Bij deze sacristie zijn bij de restauratie eenige vertrekken aangebouwd. De totale diepte der kerk, zonder den toren, bedraagt 44,50 M., hare breedte in het schip 17,30 M. Afb. 311. Houten tongewelven in transept en choor der R.K. kerk te Terheiden, uit het zuidwesten.
Uitwendig (afb. 308). De bovenste geleding en de spits van den toren zijnGa naar margenoot+ nieuw. Overigens is hij opgetrokken van baksteen (formaat: 0,195 × 0,095 × 0,05 M.; 10 lagen: 0,61 M.), in kruisverband, met toepassing van bergsteen voor de afdekking der plint en de kantblokken. De tweemaal-versneden beeren gaan slechts op tot twee derden der hoogte van den nok van het tegenwoordige kerkdak. Op deze hoogte is een bergsteenen waterlijst aangebracht en daarboven verrijst de klokkenkamer, die in elken wand twee spitsbogige galmgaten, met geprofileerde baksteenen kanten heeft. De toren wordt bekroond door een rondboogfries, met geprofileerde baksteenen | |
[pagina 342]
| |
lijst, waarop vroeger de spits stond en thans een nieuwe geleding is opgetrokken. In zijnen westwand heeft de toren een spitsbogige nis, waarin de met een segmentboog overdekte ingang met driedeelig venster erboven, welke ingang en venster bij de restauratie in hun tegenwoordigen vorm zijn gebracht. Het thans boven deze nis aanwezige, hooge, driedeelige spitsboogvenster dagteekent eveneens van de restauratie. Ga naar margenoot+ De westelijke sluitwanden der zijbeuken, versterkt met eens-versneden overhoeksche beeren, hebben geene vensters, alleen lichtspleten voor de kap. Zij zijn, evenals de zijmuren der kerk, opgetrokken van baksteen (formaat: 0,185 × 0,09 × 0,05 M.; 10 lagen: 0,59 M.), in kruisverband, met toepassing van bergsteen voor de afdekking der plint, de geprofileerde waterlijst en de afdekking en kantblokken der beeren. De zijmuren, versterkt met eens-versneden beeren, hebben in elke travee een driedeelig spitsboogvenster, met fraai-geprofileerde baksteenen daggen (zie plaat XXXIII), terwijl de onderdorpels, de stijlen en de in elk venster verschillende vischblaastraceering (beide vernieuwd) van bergsteen zijn. De boven de bedaking der zijbeuken oprijzende middenschipsmuren zijn in elke travee doorboord met een klein, tweedeelig spitsboogvenster met nieuwe dagkanten en traceering. Aan noord-en zuidkant bevinden zich in de muren der zijbeuken moeten van vroegere openingen, die niet tot den oorspronkelijken toestand behooren. Aan den zuidkant zouden zij gediend kunnen hebben voor de gemeenschap tusschen de kerk en de ‘tegen den toren aangebouwde woning’, waarin, volgens krüger (IV, blz. 259) ‘in latere tijden’ de pastoors verblijf hielden. Ga naar voetnootmargin Het dwarspand en het choor zijn opgetrokken van dezelfde, of iets kleiner, baksteen als het schip, doch met ruimer toepassing van bergsteen, daar hier ook kantblokken zijn aangebracht in de vensterneggen, terwijl de rijkontwikkelde beeren (zie plaat XXXIII) met banden van bergsteen zijn opgetrokken, en dit materiaal ook gebruikt is voor de driepassen boven de spaarvelden, en de gehogelde, met een kruisbloem bekroonde spitsjes, waarmede zij versierd zijn. De oostelijke en westelijke wanden der beide kruisarmen zijn vensterloos. In hunne gevels, welker bergsteenen afdekking en bekroning van de restauratie dagteekenen, hebben zij vierdeelige spitsboogvensters, waarvan de geprofileerde dagkanten (zie plaat XXXIII) oud, doch de stijlen en het maaswerk nieuw zijn, hetgeen eveneens het geval is bij de driedeelige vensters van het choor. In den noordelijken transeptgevel is een oude, spitsbogige ingang met rijk-geprofileerde kanten aanwezig, met een nieuw portaal ervóór. Schip, dwarspand en choor der kerk zijn bedekt met zadeldaken, belegd met leien; de zijbeuken met lessenaardaken, alles vernieuwd bij de restauratie. De kruisen op het choor, den (nieuwen) dakruiter en de torenspits zijn nieuw. Ga naar margenoot+ Inwendig (afb. 309). De toren heeft nieuwe kruisgewelven boven zijn eerste en tweede geleding, waarvan de onderste als portaal, de bovenste als zangerstribune dienst doet. In den traptoren bevindt zich een gemetselde spiltrap. | |
[pagina 343]
| |
Bij de kerk is alleen in het schip de oorspronkelijke bouw ten deele nogGa naar margenoot+ zichtbaar. De drie beuken worden gescheiden door 0,90 M. zware zuilen, van baksteen met banden van bergsteen, die op ongelijke hoogten in de verschillende zuilen zijn aangebracht. De zuilen staan met ronde, bergsteenen basementen op achtkante, met bergsteenlijsten afgedekte, gemetselde voetstukken. Hunne bergsteenen, van rond naar achtkant overgaande kapiteelen, zijn om den kelk versierd met twee rijen van gekrulde koolbladeren, tusschen welke bij de restauratie eikebladeren en lelies zijn geschilderd (afb. 310). De zijbeukwanden en de middenschipsmuren boven de spitse scheibogen, oorspronkelijk van baksteen, zijn thans beschilderd alsof ook hier banden van bergsteen met de baksteenlagen afwisselen. De bovenvensters met de daaronder aanwezige spaarvelden, evenals de van de kapiteelen oprijzende schalken, dagteekenen van de restauratie. De overdekking van het middenschip, een korfbogig houten tongewelf, welks schinkels door een nok en tweemaal twee gordingen zijn verbonden, is oud, de op karbeels gedragen trekbalken zijn nieuw,Ga naar voetnoot1) evenals de beschildering. Daar de oude schinkels, niet alle loodrecht boven de zuilen stonden, moesten enkele der karbeelen buiten het midden der schalken worden geplaatst. Afb. 312. Koperen kroon in de R.K. kerk te Terheiden.
De zijbeuken zijn overdekt met nieuwe, gemelselde kruisgewelven, waarboven hunne oude afdekking, een halfkorfbogig houten tongewelf, ten deele is bewaard gebleven (zie dwarsdoorsnede C A op plaat XXXIII). Het dwarspand en het choor zijn eveneens met nieuwe gemetselde kruisgewelvenGa naar margenoot+ overkluisd. In verband hiermede zijn tegen de, oorspronkelijk slechts aan | |
[pagina 344]
| |
twee kanten met halfzuilen bekleede, vieringpijlers, ook aan de overige zijden halfzuilen aangebracht en werden om de viering vier bogen geslagen, ten behoeve waarvan ook in het dwarspand en het choor, halfzuilen tegen de wanden zijn gesteld. Ook de van de waterlijst opgaande diensten voor de ribben der gewelven in transept en choor zijn nieuw. Boven de overkluizing is de oude afdekking bewaard: het tongewelf uit het schip, op gelijke hoogte doorgezet in het choor en in het dwarspand, zoodat de viering een houten kruisgewelf had (zie afb. 311). Op dit oude, groengekleurde gewelf staat in de choorsluiting geschilderd: dese kerck is beschote int jaar 1769 doe kerkm. was l. leenders. Ga naar margenoot+ In den traptoren tegen het transept, is een alsAfb. 313. Koperen kandelaar in de R.K. kerk te Terheiden.
schroefgang gemetselde spiltrap. De oude sacristie, door een segmentbogige ingang uit het choor bereikbaar, heeft een nieuwe, vlakke zoldering. Met het oog op de nieuwe sacristie is in den zuidkant van het choor een tweede doorgang gemaakt. Ga naar margenoot+ Dateering. De bouwtijd der kerk wordt begrensd door den datum harer stichting, 1400, en den ontstaanstijd der kerk te Prinsenhage, welker choor in 1499 voltooid was en die ongetwijfeld in navolging der kerk van Terheiden is gebouwd, daar zij in hoofdzaak denzelfden aanleg heeft, doch minder fraai is gedetailleerd en in hare profileering en het beeldhouwwerk harer kapiteelen een jonger karakter draagt. De kerk van Terheiden schijnt in ééne periode te zijn gebouwd, op haren toren na, die, wegens zijn geringen omvang, blijkbaar ouder is en bij een vroegere, kleinere kerk zal hebben behoord. De oorspronkelijke houten overwelving der kerk dagteekent van na den storm van 1603, maar is toch geheel naar gothische voorbeelden gevolgd. De kerk bezit de volgende oude meubelen en voorwerpen: Ga naar margenoot+ Een houten beeld van den H. Antonius abt. Hoog: 0,97 M. XVI, met latere polychromie. Een lindenhouten beeld van den H. Antonius abt. Hoog: 0,833 M. XVII. Een ivoren corpus van een crucifix. Hoog: 0,27 M. XVII. Ga naar margenoot+ Een ingekort zilveren missaalbeslag met de namen der schenkers: Jan Damen en Pieter van den Dyck. XVII. Rond zilveren collecteschaaltje, met gedreven en gegraveerde versiering. Lodewijk XV. Een gedreven zilveren kelk, op den voet versierd met drie reliefjes: de voet- | |
[pagina 345]
| |
wassching, de kruisiging en de graflegging, om de vergulde cuppa met opengewerkt plantornament en drie medaillons: Geloof, Hoop en Liefde. Hoog: 0,285 M. Stijl van eerste keizerrijk. Blijkens opschrift aan de kerk geschonken in 1826. Twee grafzerken, de eene van Gerardt Smidt, sergeant-majoor commandeurGa naar margenoot+ op 't fort ter Heyde, † 26 Juli 1668, de andere van.... Matthyssen, † 1727. Een gegoten koperen kroon, bekroond met het beeldje eener vrouwelijkeGa naar margenoot+ heilige (afb. 312). Hoog: 1,10 M. XV, doch vermoedelijk later gewijzigd. Een gegoten koperen kroon, met tweemaal zes armen. XVII. Een gegoten koperen drielichtskandelaar (afb. 313). Hoog: 0,26 M. XV.Ga naar margenoot+ Vier gegoten koperen kandelaars op ronde voeten met balustervormigen stam, bij twee de voet gedragen op drie met maskers versierde klauwtjes. Hoog: 0,34 M. XVI. Twee paar gegoten koperen kandelaars met balusterstam, hoog: 0,43 M., en twee paar kleinere. In den toren hangen drieGa naar margenoot+ klokken, met middellijnen van onderscheidenlijk 0,825, 0,93 en 1,03 M., alle drie met het opschrift: ALEXIUS ET PETRUS PETIT ME FECERUNT ANNO 1759. Pastorie. Als pastorieGa naar margenoot+ dient een eenvoudig achttiende-eeuwsch landhuis, met een tuin ervóór, die van den weg isAfb. 314. Boerderij te Terheiden.
gescheiden door een hek met twee gemetselde penanten, waarop de naam BOOMSIGT. Op de penanten bolvazen, versierd met een boom en guirlandes, Lodewijk XIV. In den vóór-tuin staan twee tuinvazen, Lodewijk XV. In den achter-tuin staan drie zandsteenen tuinbeelden, faunbustes, waarvan twee opGa naar margenoot+ hardsteenen voetstukken, Lodewijk XIV. Een uit de kerk afkomstige, gesmeed ijzeren communiebank, die thans dient als hek langs de warande der pastorie,Ga naar margenoot+ vertoont het opschrift anno 1805.
2. De NED. HERVORMDE KERK is een onbelangrijk gebouw, dagteekenendGa naar margenoot+ uit 1809, blijkens het opschrift van den gevelsteen: de eerste steene aan deze kerk zijn gelegd door leonardus johannis telders en catharina henderika wessels den i van hooimaand 1809. De kerk bezit: Een met eenvoudig snijwerk versierden preekstoel (Lodewijk XVI), waaraanGa naar margenoot+ een koperen arm met doopbekken, beide van omstreeks 1700. | |
[pagina 346]
| |
Particuliere gebouwen.Ga naar margenoot+ 1. Een boerderij in het dorp heeft een ten deele bewaarden trapgevel, met bergsteenen dekstukken op de treden (afb. 314). In voor- en zijgevel zijn de oude ontlastingsbogen van deur en vensters en eenige ankers nog aanwezig. In de woonkamer bleven de oude balkenzoldering en een groote schouw bewaard (afb. 315). XVII.
Ga naar margenoot+ 2. De herberg ‘'t gouden kruis’ aan den weg naar Slikgat, draagt in de ankers het jaartal 1750. Afb. 315. Schouw in de boerderij van afb. 314.
| |
Verdwenen gebouwen.Ga naar margenoot+ 1. HUIS DRIEWECH. Ten oosten der kerk, in den Molenpolder, westelijk van de ‘kleine schans’, lag het huis ‘Driewech’, later ook ‘het Blokhuis’, ‘het omwaterd Blokhuis’, en ‘het Slotje’ genaamd. van der aa (blz. 95) vermeldt, dat op dit huis een vuurbaken zou hebben gestaan. Eene afbeelding uit de achttiende eeuw, in de verzameling van het Noordbrabantsch Genootschap, geeft een tamelijk groot huis met achtkanten toren te zien. Ga naar margenoot+ 2. HUIS BERGVLIET. Dit lag in de nabijheid van het gehucht Munnikenhof ten oosten van Terheiden. Het is volgens van der aa (blz. 96) in 1838 gesloopt, waarna de afbraak is gebruikt bij den bouw van het raadhuis van Terheiden. Het tegenwoordige huis is zonder belang. | |
[pagina 347]
| |
Het gehucht MUNNIKENHOF en de niet ver vandaar gelegen boerderij ABTSHOEFGa naar margenoot+ ontleenen volgens van der aa (t.a.p.) hunnen naam aan de omstandigheid, dat zij vroeger aan de abdij Tongerloo behoorden. | |
Gildeketting.Het in 1650 opgerichte Kolveniersgilde van den H. Antonius, bezit een zilverenGa naar margenoot+ halsketting, waaraan een zilveren vogel, en schilden van 1802 en later hangen. De vogel (afb. 316), die een der vleugels mist, is gedreven en gegraveerd. Hij is gezeten op een tak, waaraan twee gekruiste geweren, met een kroon er tusschen, hangen, draagt in den snavel een oranjetakje, waaraan het wapen van Oranje-Nassau is bevestigd, en vertoont op den vleugel een gevierendeeld wapen: 1 en 4 met een leeuw, 2 en 3 met drie sterren, geplaatst 2 en 1. XVII. | |
Wagenberg.Geschiedenis. Wagenberg was eeneGa naar margenoot+ hooge heerlijkheid, waarvan Jan III van Brabant in 1349 het hooge en lage recht afstond aan Willem van Duvenvoorde, die in hetzelfde jaar van Keizerin Margaretha Afb. 316. Zilveren vogel van het Kolveniersgilde te Terheiden.
vrijdom van tol verkreeg voor de eigen goederen, door inwoners van Wagenberg langs hare tollen vervoerd (van der aa, blz. 96 v.). | |
Kerk.Ga naar margenoot+Geschiedenis. In 1796 is Wagenberg kerkelijk van Terheiden gescheiden. De nieuweGa naar margenoot+ parochie bouwde in hetzelfde jaar eene kerk, die in 1816 van eenen toren is voorzien en in 1856 ‘merkelijk vergroot en verfraaid’ (krüger, IV, blz. 291). Een in de verzameling van het Noordbrabantsch Genootschap bewaard gebleven teekeningetje van omstreeks 1830, geeft ten zuiden dezer kerk overblijfselen van een muur te zien, die wegens zijne zwaarte en de grootte zijner vensteropeningen, blijkbaar de ruïne van een kerk of kapel is - wellicht van de kapel van Zonzeel (vgl. boven, blz. 336). In 1904 is een nieuwe kerk gebouwd. Beschrijving. De kerk bezit de volgende oude voorwerpen:Ga naar margenoot+ | |
[pagina 348]
| |
Ga naar margenoot+ Een eikenhouten preekstoel, op gecanneleerd zuiltje. Lodewijk XVI. Een gedreven, nieuw-vergulde, zilverenAfb. 317. Verguld zilveren monstrans der R.K. kerk te Wagenberg.
monstrans (afb. 317), op den voet versierd met de vier Latijnsche kerkvaders, zittend, en cherubkopjes; aan weerszijden en vóór en boven de luna met engelen, die de passiewerktuigen dragen; in de zijtorentjes met gegoten beeldjes van den H. Joannes den Dooper en de H. Barbara of Clara (met een kelk); in den middentoren met beeldjes, beneden van den H. Hugo van Rouen, boven van de H. Maagd, en bekroond door een pelikaan. Hoog: 0,64 M. XVI d. Merken: onleesbaar wapen, sleutel, vijfpuntige ster en jaarletter i. Volgens krüger (IV, blz. 291) is deze monstrans afkomstig van het St.-Catharinaklooster te Oosterhout. Ga naar margenoot+ Een verguld zilveren kelk, op den achtlobbigen voet versierd met fraai gedreven reliefjes, op den bolvormigen nodus met cherubkopjes en om de cuppa met opengewerkt acanthusloof. Hoog: 0,218 M. Omstreeks 1600. Een onversierden, gedreven zilveren kelk. XVII. Ga naar margenoot+ Een gedreven zilveren ciborie, met ronden voet en balustervormigen stam; de cuppa versierd met reliefs: een vrouwefiguur, die Geloof, Hoop en Liefde voorstelt en het Lam Gods. Hoog: 0,47 M. Lodewijk XVI. Merken: A B gekroond, kroon, en jaarletter C. Ga naar margenoot+ Een koperen doopschotel met Josua en Kaleb. XVII. |
|