De monumenten in de voormalige baronie van Breda
(1973)–Jan Kalf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 244]
| |
Ginneken en Bavel.Deze gemeente bestaat uit de vroeger afzonderlijke heerlijkheden Ginneken of Ulvenhout en Bavel. | |
Bavel.Ga naar margenoot+ Naam. Zie van den bergh, Handboek der middelnederlandsche geographie, blz. 234 en Nomina geographica Neerlandica, II, blz. 22. | |
Kerk.De ROOMSCH-KATHOLIEKE KERK, aan Maria Hemelvaart gewijd, is gebouwd in 1887. Zij bezit een plattegrond en een (gebrekkige) teekening van het uitwendig der oude kerk, die na den bouw der tegenwoordige is gesloopt. | |
Verdwenen gebouwen.Ga naar margenoot+ 1. De KERK, in 1316 van Gilze gescheiden en tot parochiekerk verheven (habets, I, blz. 140), had, volgens het verslag eener kerkvisitatie, in het eind der XVe eeuw drie altaren (habets, I, blz. 454), later vijf (krüger, III, blz. 56).Ga naar voetnoot1) Blijkens de bovenvermelde afbeeldingen was het een eenbeukige, baksteenen kruiskerk, bestaande uit een schip van drie traveeën met westtoren, een kruispand en een choor van ééne travee, gesloten met vijf zijden van eenen achthoek. Aan de zuidzijde stond tegen transept en choor een sacristie. | |
Galder.Kapel van den H. Jacobus.Ga naar margenoot+ Literatuur. Opstel van g.c.a. juten in Taxandria, XIV, blz. 213 vv. | |
[pagina 245]
| |
eenen predikant. In de negentiende eeuw diende het schip tot school, het choor tot onderwijzerswoning. Na den bouw eener nieuwe school, in 1882, is de kapel verlaten. Sedert wordt zij alleen gebruikt voor het gemeenschappelijk gebed der buren, indien een hunner gestorven is. Beschrijving. Plattegrond (afb. 221). De kapel ligt op een grasveld, geörienteerdGa naar margenoot+ met eene afwijking naar het noorden van 13o. Zij bestaat uit eenen toren, binnenwerks breed 2,20 M. en diep 2,13 M., aan de westzijde versterkt met overhoeksche beeren; een schip, toegankelijk door den toren, diep 8,65 M. en breed 6,50 M.; en een choor van ééne travee, met drie zijden van eenen zeshoek gesloten, diep 6,32 en breed 5,10 M. Uitwendig (afb. 222). De toren is opgetrokken van baksteen (formaatGa naar margenoot+ 0,18 × 0,09 × 0,045 M.; 10 lagen: 0,55 M.), in staand verband, met toepassing van bergsteen voor de afdekking der plint, de waterlijst en de sluiting van hetAfb. 221. Plattegrond der St.-Jacobuskapel te Galder.
spaarveld in de voorzijde der beeren. De geprofileerde dagkanten van venster en spaarvelden en de traceering in de laatste zijn van baksteen. Op de lage, vierzijdige, met leien gedekte spits staat een gesmeed ijzeren leliekruis. Toren en kruis dagteekenen vermoedelijk uit het begin der zestiende eeuw. Voor het oostelijk galmgat van den toren is een wijzerbord geplaatst met het jaartal 1861. Schip en choor, geheel van baksteen, zijn kennelijk grootendeels vernieuwd. Blijkens moeten op de torenwanden waren zij oorspronkelijk belangrijk hooger. Alleen de choorveelhoek is thans met beeren versterkt. Het dak is met pannen gedekt. Op den makelaar van het choor staat een gesmeed ijzeren kruisje, vermoedelijk uit de XIXe eeuw. Inwendig. De toren, die geen gewelf heeft, wordt beklommen langs eenGa naar margenoot+ houten trap en een ladder. Het schip en het choor hebben een vlakke houten zoldering, evenals de kap van jonge dagteekening. De kapel bevat: in den toren een klok, middellijn: 0,40 M., met het opschrift:Ga naar margenoot+ JHESUS BEN IC VAN PETER VAN DEN GHEIN GHEGOTEN 1553, in renaissance kapitalen en versierd met medaillons: engel met omkranst kruis, cherubijntjes, die cartouches dragen, en een groepje: de Vlucht naar Egypte. In het choor: twee gesmeed ijzeren armluchters en zes kandelaars,Ga naar margenoot+ XVI of XVII (afb. 223). | |
[pagina 246]
| |
Ginneken.Naam. Zie van den bergh, Handboek der middelnederlandsche geographie, blz. 235. Afb. 222. De St.-Jacobuskapel te Galder, uit het zuidwesten.
| |
Pomp.Op de markt staat een hardsteenen pomp (afb. 224), die aan twee zijden het rooster uit het wapen van Ginneken vertoont, aan de beide andere anno en 1790. | |
[pagina 247]
| |
Kerken.1. De NED. HERVORMDE KERK, gewijd aan den H. Laurentius, is in eigendom en onderhoud bij de Ned. Hervormde gemeente; de toren behoort aan de burgerlijke Gemeente. Geschiedenis. In 1261 werd de van Gilze afhankelijke kapel te Ginneken verhevenGa naar margenoot+ tot eene ‘media ecclesia’ (habets, I, blz. 22) en in 1316, van de moederkerk gescheiden, tot eene parochiekerk (t.a.p., blz. 140). Bij eene kerkvisitatie op het eind der vijftiende Afb. 223. Gesmeed ijzeren kandelaars in de St.-Jacobuskapel te Galder.
eeuw had de kerk twee altaren (t.a.p., blz. 455), in 1594 vier (juten, Het Dekenaat Breda, blz. 10). | |
[pagina 248]
| |
quoad navim, proin non potui visitare illud’.Ga naar voetnoot1) Volgens andere berichten had ook de abdis van Torn in de herstellingskosten bijgedragen, en kostte de wederopbouw in 1630 en 1631 f 4367.16 st. (krüger, IV, blz. 285). Nog in 1639 echter werd bij gelegenheid der kerkvisitatie genoteerd: ‘templum est sordidissimum tam ob multiplicem rusticorum suppellectilem, quam ob coemiterii altitudinem; inde enim contingit ut pluvie de tecto defluentes templi muros penetrent et ipsum reddant tam humidum, ut hypogenum quoddam potius quam templum videatur’. In 1642 eindelijk wordt verklaard: ‘chorus optime exstructus est’.Ga naar voetnoot2) Afb. 224. Pomp te Ginneken.
in bezit genomen. In 1649 is de toren door brand geteisterd, waarbij de klokken zijn gebroken en gesmolten, en in 1651 werd aan de abdis en het kapittel van Torn verzocht hun aandeel in de herstellingskosten te voldoen (habets, II, blz. 499). Ga naar margenoot+ Beschrijving. Plattegrond (afb. 225). De kerk, omgeven door een kerkhof, ligt geörienteerd met eene afwijking naar het zuiden van 3o. Zij bestaat uit eenen door het schip ingesloten en aan de westzijde met dubbele beeren versterkten toren van omstreeks 3,20 M. binnenwerks, in het vierkant, een door den toren en een ingang aan den noordkant toegankelijk schip, lang 19 M. en breed 9,50 M., een dwarspand ter diepte van 6,55 M. bij eene breedte van 23,80 M. en een choor van drie traveeën, gesloten met een halven zeshoek, dat, bij eene lengte van 14,25 M., een breedte van 7.55 M. heeft. Alleen de toren en het dwarspand met choor behooren tot de oorspronkelijke kerk. Het schip, in 1630 en 1631 eenbeukig herbouwd, is aanvankelijk driebeukig aangelegd geweest, gelijk blijkt uit de op het dragen van vier bogen berekende vieringpijlers en de in den westelijken wand van het transept nog aanwezige bogen, die de zijbeuken met het dwarspand in gemeenschap stelden. Daar de toren minder breed is dan het middenschip der oude kerk was, doch overigens in zijne tegenwoordige gedaante eer jonger dan ouder schijnt dan transept en choor, is hij | |
[pagina 249]
| |
waarschijnlijk opgetrokken op de grondslagen van den toren eener kleinere, oudere kerk. Afb. 225. Plattegrond en détails der Ned. Herv. kerk te Ginneken.
Uitwendig (afb. 226). De kerk was tot 1910 geheel begroeid met klimop,Ga naar margenoot+ die thans is verwijderd. Choor en dwarspand zijn opgetrokken van baksteen (formaat: 0,195 × 0,095 × 0,045 M.; 10 lagen 0,56 M.) in staand verband, met | |
[pagina 250]
| |
toepassing van zandsteen als afdekking van plint en waterlijst en als kantblokjes en banden in de fraai-ontwikkelde, met leien afgedekte beeren, welker hogels in baksteen zijn gekapt. De vensters zijn voorzien van latere houten ramen en groefsteenen onderdorpels. Blijkens dichtgemetselde rondbogige ingangen aan beide zijden der westelijke choortravee en moeten van een dak, waren vroeger aanbouwtjes aanwezig tegen deze travee en den oostelijken transeptwand. Aan den noordkant is in den schuinen wand der choorsluiting een moderne ingang gemaakt. Op den makelaar van het choor staat een eenvoudig gesmeed-ijzeren kruis, XVII (?) en op
Afb. 226. De Ned. Herv. kerk te Ginneken, uit het zuiden.
de viering een zeskante open dakruiter, blijkbaar in de negentiende eeuw vernieuwd, waarop een modern kruisje. De muren van het schip, opgetrokken van baksteen (formaat: 0,205 × 0,10 × 0,05 M.; 10 lagen 0,58 M.) in staand verband, hebben geen plint en zijn versterkt met weinig-voorspringende, onversneden beeren. De daken van schip, choor en transept zijn belegd met leien. Ga naar margenoot+ De toren, opgetrokken van baksteen (formaat: 0,205 × 0,10 × 0,05 M.; 10 lagen: 0,57 M.) in staand verband, heeft een met bergsteen afgedekte plint en is aan den westkant versterkt met weinig-voorspringende, tweemaal versneden beeren. Hij gaat zonder verjonging op en wordt bekroond door een rondboogfries, waarboven de van vier- tot achtkant ingesnoerde, met leien belegde spits, die een bol | |
[pagina 251]
| |
met gesmeed ijzeren kruis (XVI) en haan draagt. In den westwand heeft hij een spitsbogig gedekte nis, waarin een korfbogige ingang met een spitsboogvenster er boven, en in elk zijner vier wanden twee spitsbogige galmgaten, waarboven wijzerborden, die, in de plaats van cijfers, de letters I.H. VAN DEVENTER vertoonen en in het midden het opschrift: stichter van het uurwerk. Inwendig. Alleen het choor en dwarspand doen thans dienst als kerk.Ga naar margenoot+ In den boog, die de viering scheidt van het schip, is daartoe een schot gesteld, waartegen de preekstoel staat. Achter dit schot, in de oostelijke travee van het schip, is een tribune voor het orgel. Choor en dwarspand zijn thans gedekt met een gedrukt korfbogig tongewelf, dat in het dwarspand de bogen der dichtgemetselde vensters bedekt, in het choor echter met steekkapjes aan de vensters is verbonden. Tegen de gewitte wanden zijn de schalken nog aanwezig, die de schinkels van het oorspronkelijk tongewelf droegen. Zij rusten in het dwarspand op eenvoudig versierde kraagsteenen, in het choor is hun ondereinde schuin bijgekapt. De kapiteelen van de vieringpijlers en van de muraalzuilen der zijbeukbogen zijn door een gestukadoorde profileering bedekt. Het schip der kerk, waarvan de wanden gewit zijn, heeft een vlakke houten zoldering, gedragen op kinderbalkjes, die rusten op de door karbeelen geschoorde kapbalken. De doorgang tusschen schip en toren is dichtgemetseld. Daarboven is een grisaille geschilderd, een door Lodewijk-XV-ornament omgeven gedicht, met het jaartal 1760 en de onderteekening M.P. d'Avaux. De toren heeft geen gewelf en wordt beklommen langs houten trappen. Dateering. Choor en dwarspand dagteekenen, blijkens de laat-gothische vormen,Ga naar margenoot+ vermoedelijk uit de vijftiende eeuw, het schip is van 1630-1631. De toren zou voor zijn benedendeel, op grond der eenvoudige imposten aan de rechtstanden van den boog, die hem met het schip in gemeenschap stelt, voor veertiende-eeuwsch zijn te houden. Hij schijnt echter uitwendig grootendeels nieuw te zijn bemetseld met soortgelijke steen als die van het schip, en zijne galmgaten, met hunne uit twee terugmetselingen gevormde kanten en gebrekkige spitsbogen, wijzen eveneens op een later tijdperk, zoodat hij zijn tegenwoordig uiterlijk vermoedelijk verkregen heeft na den brand van 1649. De kerk bezit: Een geschilderd eikenhouten preekstoel met klankbord, waarvan de zeskanteGa naar margenoot+ kuip met boogpaneelen is versierd. XVII B, later gewijzigd. Aan dezen preekstoel een koperen lezenaar, Lodewijk XIV.Ga naar margenoot+ Op de orgeltribune een eenvoudige balustrade, geschilderd, XVII B, enGa naar margenoot+ een kleine geschilderde tafel, XVII. Hardsteenen zerk van Caspar Basseliers met een door vier kwartieren omgevenGa naar margenoot+ wapen en een cartouche met opschrift, van wit-marmer ingelegd, XVII. | |
[pagina 252]
| |
Hardsteenen zerk met gebeeldhouwde wapens, van Henrick Eyckbergh († .. Aug. 1660) en zijne vrouw Josyna Buycx († 17 April 1668). Ga naar margenoot+ In het schip der kerk staat een klok, middellijn 0,425 M., met het opschrift, ME FUDIT PASCHASIUS MELLIART BREDA ANNO 1695, in Romeinsche kapitalen. Ga naar margenoot+ Het avondmaalzilver der kerk bestaat uit: Een wijnkan, blijkens gegraveerd opschrift gemaakt door ‘Mr. Sebastiaan Koning inde voortyt van 't jaar 1716 tot Breda’. Merken: Breda, vogel in ovaal schildje, jaarletter T. Hoog: 0,27 M. Een ovalen broodschotel met gegraveerd opschrift, vermeldende verschillende gebeurtenissen uit den Spaanschen Successie-oorlog en het jaartal 1706. Merken: Holland en twee onleesbaar. Middellijnen: 0,515 en 0,355 M. Twee ovale broodschotels met gegraveerden rand, opschriften en het jaartal 1787. Middellijn: 10,26 M. Twee bekers met gegraveerde vruchten- en bloemslingers, voorstelling van Elia door de raven gespijzigd en opschriften met de namen der leden van het kerkbestuur en het jaartal 1654. Hoog: 0,18 M. De klok in den toren is van 1852.
2. In den toren der moderne ROOMSCH-KATHOLIEKE KERK, gewijd aan denGa naar margenoot+ H. Laurentius, hangen twee oude klokken. De eene, middellijn 1,18 M., heeft het opschrift: IC COME TOE DE EDELE VROUWE ABDISSE ENDE PRINCESSE VAN THOERN GEGOTEN DOOR JAN PARIS 1637, in Romeinsche kapitalen; de andere, middellijn 0,88 M., geeft te lezen: MARIA HEYT IC MOEDER DER GHENADEN MYN ONTFERMHERTICHEIT SAL U ALTYD BERADEN, in gothische minuskels. Deze klok draagt het wapen van Breda en is, volgens overlevering, afkomstig uit de Markendaalsche kerk aldaar. | |
Het raadhuis.Het RAADHUIS, bestaande uit een kelder, waarboven twee verdiepingen en zolder, heeft den vorm van een rechthoek. De voorgevel bestaat uit een middenrisaliet, geflankeerd door een halven steen naar achteren liggende zijvleugels. Vóór den middenrisaliet ligt een aan twee zijden door hardsteenen treden toegankelijke stoep, die voert naar de, tusschen twee Korinthische pilasters geplaatste deur, aan weerszijden waarvan zich twee langwerpig-rechthoekige vensters bevinden. Daarboven zijn drie ongeveer vierkante vensters. In elk der vleugels zijn boven elkander een vierkant keldervenster en vensters als in het middendeel. De gevel is opgetrokken van baksteen met een plint van hardsteen; de deuromlijsting en de vensterkozijnen zijn van hout, geschilderd als | |
[pagina 253]
| |
zandsteen. De middenrisaliet wordt bekroond door een klassiek fronton, waarin het wapen van Ginneken (het rooster) en het jaartal 1792; de zijvleugels hebben een kroonlijst. Boven het middenfronton staat op het dak een open achtkant torentje met een windvaan, waarin een rooster. In dit torentje hangt een klok, middellijnGa naar margenoot+ 0,38 M., met het opschrift, aan den benedenrand, LAMITIE. | |
Particuliere gebouwen.HUIS BOUVIGNE. Literatuur. x. smits en g.c.a. juten, Het kasteel Bouvigne,Ga naar margenoot+ in Taxandria XVI, blz. 27 vv. en 102 vv. Afb. 227. Situatieplan van het huis Bouvigne te Ginneken, naar Bouwkundig Weekblad, 1901, blz. 307.
schijnt gebloeid te hebben, komt in 1310 een Gielis van der Boeverien voor, leenman der heeren van Breda, en vermoedelijk in 1305 schout der stad. In de zestiende eeuw behoorde het huis Boeveryen aan het geslacht Brecht. In 1554 maakte Jacob van Brecht zijn testament ‘ten huyse van joncker Godert van Brecht, staende tot Ghinneken, genaempt de Bouverie, in de stoefcamer (badkamer).’ Over de latere bezitters zie het aangehaald opstel. Bij een verkoop in 1605 wordt de bezitting omschreven als: ‘een schoon gemetst huys met de wateren daertoe gelegen ende twee hoeven daertoe behoorende, geheeten tgoet te Boeveryen onder de parochie van Ginneken, met den toebehooren van dezen ende den houtwasch daerop staende.... groot.... tusschen de negentich ende hondert buynders’. In een vestbrief van 1611 heet het: ‘het huys van playsantie genaemt de Boeveryen, uyten water opgemetst ende voorts omwatert....’ | |
[pagina 254]
| |
voor het kasteel zou doen maken. Sinds 1903 behoort het aan Mr. L.A.M. de Bruyn, die het vroeger uitwendig witgepleisterde huis in 1909 van deze bepleistering liet ontdoen.Beschrijving. Het geheel door water omgeven huis is door een brug verbonden aan een eveneens omwaterd voorplein, aan de westzijde toegankelijk langs een dijk met moderne poort, waarbij de in 1908 in zeventiende-eeuwschen trant verbouwde tuinmanswoning en stal aansluiten (zie het situatieplan, afb. 227). Een weinig-nauwkeurige teekening uit 1637 door (naar?) b.f. van berkenrode in de verzameling Afb. 228. Het huis Bouvigne te Ginneken, uit het zuidwesten.
van het Noordbrabantsch Genootschap geeft een gezicht op huis en voorplein uit het westen. Het huis heeft thans den vorm van een rechthoek, uitwendig breed 15,75 en diep 13,25 M., waarbij op den noordwesthoek een onregelmatig-zeshoekige toren en aan den zuidkant een langs een moderne houten brug toegankelijk, op een tongewelf gedragen, rechthoekig voorportaal met verdieping is aangebouwd. Het huis bestaat uit een kelder, gelijkvloers, verdieping en zolder en is gedekt met twee, aan de smalle zijden van het huis door een dakschild verbonden, zadeldaken, met zakgoot ertusschen. Het dak is met leien belegd. De toren bestaat uit een kelder, gelijkvloers en drie verdiepingen, en is gedekt met een zeszijdige, met zink in leivorm bekleede, spits, die een peer draagt, waarop een bol met windvaan. Het huis (afb. 228) is opgetrokken van lichtroode baksteen met banden van witte bergsteen. De vensters zijn alle vernieuwd en van latere houten kozijnen met blinden voorzien. Boven deze vensters zijn echter de oude ontlastingsbogen bewaard en een thans dichtgemetseld venster in den oostwand, doet zien, dat de vensters oorspronkelijk zandsteenen kruiskozijnen bezaten, welker bovendorpel was ontlast door twee segmentboogjes met zandsteenen boogblokken. De wanden zijn versierd met gesmeed ijzeren krulankers. De toegang tot het huis wordt gevormd door een | |
[pagina 255]
| |
zandsteenen poort (afb. 229), welks zwikken zijn versierd met leeuwenmaskers, waarvan de muilen zijn geopend om de kettingen der voormalige valbrug door te laten. De aan deze poort aangebrachte gesmeed ijzeren arm is van elders afkomstig. Inwendig is het huis geheel gemoderniseerd. Op de verdieping zijn twee zeventiende-eeuwsche zolderingen met moer- en kinderbalken bewaard. Een der benedenvertrekken heeft een fraai gestukadoord plafond en een schoorsteen van gipsAfb. 229. Ingang van het huis Bouvigne te Ginniken.
en wit marmer met boezem van stuc. Lodewijk XVI. Het huis dagteekent in zijn tegenwoordige gedaante blijkbaar uit het begin der zeventiende eeuw. De noordelijke helft van het huis, met het benedendeel van den toren, zijn opgetrokken van grooter formaat baksteen dan de zuidelijke helft en de twee bovenste torenverdiepingen. Ook komen in de zuidelijke helft zandsteenen banden voor, die in de noordelijke ontbreken. Blijkbaar is de noordelijke helft dus ouder dan de zuidelijke. Toen deze echter in het begin der zeventiende eeuw werd opgetrokken of herbouwd, zijn de vensters in het reeds bestaande deel met die in het nieuwe in overeenstemming gebracht. De noordelijke wand kreeg toen, blijkens de nog aanwezige moeten en teekeningen van pronk, drie rijen vensters, welke later zijn vervangen door vier. De vensters hebben vermoedelijk in het laatst der achttiende eeuw hunnen tegenwoordigen vorm gekregen. De spits van het torentje schijnt ook niet de oorspronkelijke te zijn, daar zij een eenigszins anderen, rijziger vorm vertoont op teekeningen van pronk van omstreeks 1730 (in 's-Rijks prentenkabinet te Amsterdam en in de verzameling van het Noordbrabantsch Genootschap).
Verschillende WOONHUIZEN in het dorp vertoonen het eenvoudig laat-EmpirekarakterGa naar margenoot+ van omstreeks 1830. | |
[pagina 256]
| |
Verdwenen gebouwen.Ga naar margenoot+ 1. KASTEEL YPELAAR. In 1280 wordt ‘Ypenlaer’ vermeld (zie hiervóór blz. 21), zonder dat blijkt, of er toen reeds een kasteel stond. Op de plaats van het huis IJpelaar, aan den weg naar Bavel, staan thans de gebouwen van het klein-Seminarie van het Bisdom Breda. Bij eene herstelling van het dak van het oude huis, in 1824, vond een leidekker eene lei met het volgende opschrift: 1566 jan de weeze corneliszoon metser van antwerpen heeft hier gewoont wel vier maanden met hansken zijn zoon, want om twoort des heeren mosten hij uit antwerpen vlien, als men screef mccccclxvi. Deze lei berust thans in de verzameling van het Noordbrabantsch Genootschap te 's-Hertogenbosch. Afb. 230. Het voormaiig huis Daasdonk onder Ginneken, naar eene teekening van 1729 door C. Pronk.
Ga naar margenoot+ 2. HUIS DAASDONK. De plaats van het huis Daasdonk, in de wandeling ‘het ladderkasteeltje’ genoemd, is nog herkenbaar aan een, met een gracht omgeven, rechthoekig terrein, achter de boerderij van dezen naam, ter zijde van den weg naar Galder. ‘De hoeve ter Daesdonck onder Ginneken’ wordt in 1488 vermeld (Taxandria, XVI, blz. 231). Zij was een achterleen van het huis van Breda, erfgoed van het geslacht van Daesdonck (van goor, blz. 371). Het huis is 27 November 1831 verbrand. In den gevel der boerderij, die, na een op 28 Maart 1832 voorgevallen brand, herbouwd werd (van der aa blz. 175), is een zeventiende eeuwsche console als sluitsteen van den deurboog ingemetseld, terwijl hardsteenen bollen, uit denzelfden tijd, op den top zijn geplaatst. In de verzameling van het Noordbrabantsch Genootschap berusten twee teekeningen van het huis Daasdonk. De eene, uit 1671, vermoedelijk weinig betrouwbaar, geeft eene langwerpig-rechthoekige, door | |
[pagina 257]
| |
beeren geschoorde boerderij te zien, waarachter twee met windvanen bekroonde torenspitsen oprijzen. De andere, blijkens onderschrift in 1729 door c. pronk naar het leven geteekend, is hierbij gereproduceerd (afb. 230). Volgens van der aa was de voorgevel ‘met blauwen steen opgemetseld’. | |
Heusdenhout.Kapel der H. Anna.Literatuur. Opstel van g.c.a. juten in Taxandria, XIV, blz. 30 vv.Ga naar margenoot+ Afb. 231. Plattegrond der St.-Annakapel te Heusdenhout.
kapel zelf was toen gedekt met stroo en riet. Ook werd te Antwerpen een klok gekocht. In 1627 werd 24 Rijnsgulden betaald ‘ter saecken van het optimmeren ende hout daartoe te leveren van de voors. cappellen Thooren’. Tot 1648 werd er geregeld dienst gedaan door den pastoor, later een enkele maal door den predikant van Ginneken. In 1693 werd een ‘horloge met wijzers’ op het torentje geplaatst. De kapel doet thans dienst als schuur en kippenhok. Voor de liturgische voorwerpen, beelden en schilderijen, eens in de kapel aanwezig, zie het aangehaald opstel. Beschrijving. De kapel - eigendom der R.K. parochie van Ginneken -Ga naar margenoot+ ligt op een met een heg omgeven, tot 1909 met boomen beplant, plein, geörienteerd met eene afwijking naar het zuiden van 8o. Zij bestaat (zie afb. 231) uit eenen drie traveeën diepen rechthoek, gesloten met drie zijden van eenen onregelmatigen zeshoek. De kapel is, binnenwerks, lang 14,25 M. en breed 5,55 M. De wanden zijn versterkt met beeren, die tegen den westgevel overhoeks zijn gesteld. Het middendeel van dezen gevel is geplaatst tusschen contreforten, welke tot den geveltop opgaan en den klokkenstoel dragen. In dit middendeel bevindt zich een korfbogige deur, waarboven een spitsboogvenster en een nisje voor de plaatsing van een beeld. | |
[pagina 258]
| |
Ga naar margenoot+ Uitwendig (afb. 232). De kapel is opgetrokken van baksteen, (formaat: 0,175 × 0,083 × 0,038 M.; 10 lagen 0,49 M.) in kruisverband; de plint en de voorgevel zijn thans gepleisterd. In enkele der oostelijke beeren komen bergsteenen kantblokjes
Afb. 232. De St.-Annakapel te Heusdenhout, uit het zuidwesten.
voor. Een deur in de westelijke travee der zuidzijde is dichtgemetseld; aan den noordkant is een latere deur aangebracht. De vensters zijn grootendeels gedicht. Het dak is met roode pannen belegd; op het vierzijdig tentdak boven den | |
[pagina 259]
| |
klokkenstoel, met leien belegd, staat een gesmeed ijzeren leliekruis met haan, in zestiende-eeuwschen geest. Inwendig. De kapel is thans gedekt met een gestukadoord plafond. In denGa naar margenoot+ klokkenstoel hangt een klok (middellijn 0,45 M.) met het opschrift: HANS VANGa naar margenoot+ DEN GHEIN HEEFT MY GHEGOTEN INT JAAR MCCCCCCII. Dateering. De kapel dagteekent vermoedelijkGa naar margenoot+Afb. 233. Poortje van het voormalig huis Grimhuysen te Ulvenhout.
uit het eind der zestiende of het begin der zeventiende eeuw. | |
Strijbeek.Kapel van den H. Hubertus.Geschiedenis. Bij de kerkvisitatie van 1594Ga naar margenoot+ was er in deze kapel een aan de H. Maagd en den H. Hubertus gewijd altaar (juten, Het Dekenaat Breda, blz. 10). In 1639 of 1640 kocht Adriaan Poelen, ‘kerckmeester der kercke van Strijbeek’ eenige schilderijen en kerksieraden uit de Markendaalsche kerk te Breda (Taxandria, V, blz. 125). Beschrijving. Het kapelletje bestaatGa naar margenoot+ uit een rechthoekig schip, met een uit drie zijden van een zeshoek gevormde, inwendig halfronde sluiting. De rechthoekszijden en de westgevel zijn met beeren versterkt Het geheel is lang 6,10 M. en breed 3,35 M. In den westgevel, afgedekt met ezelsruggen en bekroond met een gemetseld, voorgekraagd klokkenstoeltje, waarop een houten spits met gesmeed ijzeren kruis, bevindt zich de korfbogige ingang, waarboven een nisje met een 0,79 M. hoog beeldje van den H. Hubertus. XIX. In het klokkenstoeltje hangt een klok, middellijn 0,22 M., met het opschrift:Ga naar margenoot+ G. DE MERY ME FECIT BRUGIS ANNO 1756. Dateering. Het zorgvuldig metselwerk en het klein formaat der baksteenGa naar margenoot+ (0,16 × 0,08 × 0,04 M.; 10 lagen 0,48 M.) doen vermoeden, dat het kapelletje dagteekent uit de achttiende eeuw. | |
Ulvenhout.Naam. Zie van den bergh, Handboek der middelnederlandsche geographie, blz. 237.Ga naar margenoot+ Geschiedenis. Ulvenhout wordt het eerst vermeld in 1277 (kleyn, blz. 83).Ga naar margenoot+ | |
[pagina 260]
| |
Verdwenen gebouwen.Ga naar margenoot+ 1. KASTEEL. Volgens van goor (blz. 370) bezaten de heeren van Ulvenhout hier ‘hun slot en woonplaats. thans niet meer in wezen, doch 't welcke men, op niet ongegronde redenen, vertrouwt gestaan te hebben aan de rivier de Marke, achter de hoeve van den Heer van Breda, gemeenlyck de hoeve van Ulvenhout genaemt, alwaar voormaals de grontvesten ontdekt, en oock een yzere deure, en nog eenige andere gedenkstucken uytgegraven zyn’. |
|