De monumenten in de voormalige baronie van Breda
(1973)–Jan Kalf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 207]
| |
Dongen.Naam. Zie van der aa, blz. 182.Ga naar margenoot+ | |
Dongen.Kerken.1. De NED. HERVORMDE KERK, gewijd aan den H. Laurentius, is inGa naar margenoot+ eigendom en onderhoud bij de Ned. Hervormde Gemeente, de toren behoort aan de burgerlijke Gemeente. Geschiedenis. Wanneer te Dongen eene kerk gesticht of eene parochie werd opgericht,Ga naar margenoot+ is onbekend. Een pastoor van Dongen wordt vermeld in 1449 (Taxandria, IV, blz. 128). De kerk schijnt in den tachtigjarigen oorlog zeer te hebben geleden, want in 1642 vroeg en verkreeg de gemeente Dongen vrijdom der Maastollen voor den aanvoer van materialen ‘nodich tot opbouwinghe van hunne kercke aldaar’, nl. voor 120,000 leien, 2000 ponden lei- en 4000 ponden andere timmernagelen, 50,000 ponden ijzer, 10,000 steenen om te plaveien en 150 mudden kalk’ (krüger, III, blz. 324, n.). Ligging. De kerk ligt vrij op een verhoogd terrein, omgeven door hetGa naar margenoot+ kerkhof; zij is georienteerd met eene afwijking naar het zuiden van 16½°. Beschrijving. Plattegrond (zie plaat XXX). De kerk bestaat uit een westtorenGa naar margenoot+ van, buitenwerks, 7,20 M. in het vierkant, een driebeukig schip, dwarspand en choor. | |
[pagina 208]
| |
Bij de oostelijke der overhoeksche beeren van den toren sluiten de westgevels aan der zijschepen van het door zuilen in drie beuken verdeelde, vijf traveeën diepe schip, dat thans door een Brabantschen muur gescheiden is van het buiten de zijbeuken reikend dwarspand, hetwelk verbonden is aan een choor, bestaande uit drie traveeën, gesloten met drie zijden van eenen achthoek. Ga naar margenoot+ Afmetingen. De kerk is, zonder den toren, binnenwerks 43,75 M. lang.Afb. 191. Ned. Herv. Kerk te Dongen uit het noordoosten.
Hare breedte bedraagt in het schip 16,20 M., waarvan 8,30 M. voor het middenschip (binnen de muren), in het transept 27,75 en in het choor 8,40 M. De westelijke travee van het schip, van hart tot hart der zuilen gemeten, is 4,10 M. diep, de diepte der overige traveeën bedraagt 4,95 M., die van het transept 6,35 M. De middellijn der zuilen is 0,90 M. De hoogte der kerk bedraagt tot den nok van het dak 20,85 M.; inwendig tot den nok van het oorspronkelijke tongewelf 17,05 M.; tot de kruin van de tegenwoordige zoldering van het middenschip 12,45 M.; terwijl de onderkant van het vlakke plafond der zijbeuken 8,65 M. boven den vloer ligt en de bogen, die de zijbeuken met het transept verbinden 7,55 M. hoog zijn. | |
[pagina t.o. 208]
| |
Plaat XXX.Plattegrond en doorsneden der Ned. Herv. kerk te Dongen.
| |
[pagina 209]
| |
Uitwendig. De toren (zie afb. 191 en 192), opgetrokken van bruinroodeGa naar margenoot+ baksteen (formaat 0,22 × 0,105 × 0,052: 10 lagen 0,64 M.) in staand verband, is versterkt door overhoeksche beeren, die te niet loopen tegen zijne derde geleding. Hij is door gemetselde waterlijsten verdeeld in drie geledingen en wordt gedekt door een van vier- tot achtkant ingesnoerde spits, waarvan de bovenhelft ontbreekt. Afb. 192. Ned. Herv. Kerk te Dongen uit het zuidwesten.
De onderste geleding, die door eenen, tot hare volle hoogte opgaanden, boog in verbinding staat met de kerk, heeft vlakke zijmuren en in haren westwand een spitsbogig gedekte nis, waarin een korfbogige ingang met een venster erboven, dat later is gedicht, met openlating van een kleiner venster. De tweede geleding, aan den oostkant door het aansluitend kerkdak bedekt, heeft in hare drie overige zijden hoek- en middenlisenen, verbonden door telkens twee spitsbogen. De derde | |
[pagina 210]
| |
geleding heeft hoeklisenen verbonden door een rondboogfries, waarboven een geprofileerde baksteenlijst. Aan den west- en den noordkant is het fries gedeeltelijk weggekapt, om plaats te maken voor een modernen wijzerring. In elk der wanden van deze geleding zijn twee, door rondbogen ontlaste, tweedeelige galmgaten. Tegen den zuidwand van den toren, staat op den oosthoek een door drie zijden van een onregelmatigen achthoek omsloten traptoren, die opgaat tot ongeveer een derde der hoogte van de bovenste geleding en met een gemetselde, driezijdige, tegen den torenmuur aansluitende spits is afgedekt. Ga naar margenoot+ Het schip is niet meer in zijn oorspronkelijken toestand, gelijk reeds blijkt uit het verschillend metselwerk waaruit het bestaat. Zoowel aan den noord- als aan den zuidkant zijn nl. de muren van de oostelijke, en van de oostelijke helft der daarbij aansluitende, zijbeuktravee van andere steen dan de overige muren van het schip. De eerste nl. zijn opgetrokken in staand verband van baksteen in het formaat: 0,225 × 0,115 × 0,053 M. (10 lagen 0,655 M.), de laatste in kruisverband en van baksteen in het formaat: 0,215 × 0,105 × 0,053 M. (10 lagen: 0,625 M.). In de oostelijke travee is de grootere steen gebruikt tot even beneden de geboorte van den vensterboog, in de volgende tot de waterlijst onder het venster. Ook vertoont het venster in de oostelijke zijbeuktravee een eenigszins andere profileering dan de vensters in de westelijke traveeën, terwijl de beer die het oostelijke vak van de westelijke scheidt, tot de waterlijst kantblokken heeft, welke de andere beeren missen. In verband met inwendig gevonden aanwijzingen, schijnt verondersteld te mogen worden, dat het middenschip oorspronkelijk een hooge lichtbeuk bezat, dat de muren der zijbeuken dus lager waren en dat hare lessenaardaken ongeveer 3 M. lager dan thans aansloten bij de middenschipswanden. Wij merkten reeds op, dat het bovendeel van de muren der oostelijke zijbeuktravee van andere steen is dan de benedenhelft. Maar buitendien vertoonen de bovenmuren van het middenschip in de meest oostelijke travee aan noord- en zuidkant, verborgen achter de tegenwoordige bedaking der zijbeuken, dichtgemetselde vensters en, boven de zuil, die de oostelijke travee van de daarop volgende, scheidt, een driehoekigen beer, om welken de waterlijst van het vroegere venster heengaat (zie doorsnede C D op plaat XXX). In de andere traveeën zijn zulke vensters en beeren niet aanwezig, hier zijn alleen aan den binnenkant ondiepe nissen uitgespaard. De oude kap van het middenschip, nog voorzien van de schinkels en gordingen van het oorspronkelijke houten tongewelf, is eveneens alleen nog over in de oostelijke travee, en er bestaat voorts o.a. ook verschil - straks nader te bespreken - tusschen de behandeling van zuilen en scheibogen van de oostelijke travee en die der overige. Een en ander doet vermoeden, dat de beschadiging der kerk, die aanleiding gaf tot de bovenvermelde, in 1640 begonnen, herstellingswerken, de vier westelijke traveeën van het schip had geteisterd. Blijkbaar heeft men, toen deze werden | |
[pagina 211]
| |
herbouwd, de zijbeuken op de oude grondslagen opnieuw opgetrokken, met behoud van een deel der muren harer oostelijke traveeën, doch ze tevens hooger opgehaald, waardoor de lichtbeuk van het middenschip moest vervallen. De tegenwoordige zijbeukmuren zijn versterkt met eens-versneden beeren en hebben in elke travee een spitsbogig venster met geprofileerde neggen en houten stijlen. In de derde travee, van het westen af, bevinden zich aan noord- en zuidkant toegangen, korfbogige openingen, in een spitsboog geplaatst. De toegang aan den noordkant (afb. 191) is later dichtgemetseld, boven dien aan den zuidkant (afb. 192) is tusschen de beeren een met leien belegd afdak aangebracht. In de westelijke travee der noorderzijbeuk is de moet eener dichtgemaakte opening zichtbaar. De westgevel der zuidelijke zijbeuk vertoont den moet van een vroeger daarbij aansluitend lessenaardak, dat een tegen den toren aangebouwd vertrek overdekte, waarin het gemeentebestuur vergaderde (Van der Aa, blz. 183).Ga naar voetnoot1) Het dwarspand en het choor (zie afb. 191) zijn opgetrokken van dezelfdeGa naar margenoot+ steen als de oostelijke zijbeuktravee, met toepassing van bergsteen voor de afdekking der plint, de waterlijsten en als kantblokken der beeren. De transeptgevels zijn versterkt met overhoeksche beeren en hebben elk een thans dichtgemetseld, groot spitsboogvenster, waarboven een klein, met een korfboog gedekt venstertje. De gevels zijn afgedekt met een gemetselden ezelsrug en bekroond met een bergsteenen kruisbloem, die echter thans aan den zuidkant ontbreekt. In hunne westwanden vertoonen de kruisarmen in de middelste travee een thans dichtgemetseld venster, waarvan dat aan den zuidkant nog de overblijfselen heeft bewaard eener laat-gothische, natuursteenen traceering. Bij den noorder kruisarm is in de noordelijke travee van den westwand, onder de waterlijst, een venster ingebroken en in de zuidelijke travee van den oostwand een deur. In het choor zijn alle vensters gedicht. De vensters in de westelijke choortravee aan noord- en zuidkant zijn oorspronkelijk veel korter geweest dan de overige. De sporen van een lessenaardak, zichtbaar aan den aansluitenden transeptwand, bewijzen, dat tegen deze travee aanbouwen hebben bestaan, die door, thans dichtgemetselde, spitsbogige toegangen met het choor in gemeenschap stonden. Aan den zuidkant zijn nog sporen te zien van het kruisgewelf, dat dezen aanbouw overdekte. Onder het venster in den middelsten veelhoekswand van het choor bevindt zich, boven de plint, een tweede venster, dat 2,25 M. hoog en 1.50 M. breed is. Het is gedekt met een korfboog, heeft met kantblokken versierde neggen en is thans dichtgemetseld. Van binnen is het bij de toemetseling rechthoekig afgedekt, waarvoor twee houten lateien zijn aangebracht. De kerk is bekapt met zadeldaken over choor, dwarspand en middenschip | |
[pagina 212]
| |
en met lessenaardaken op de zijbeuken. Op de viering staat een achtzijdige, open dakruiter, welks spits, evenals de daken, met leien is bedekt. Op dezen dakruiter en op den makelaar van het choordak staan gesmeed ijzeren kruisen, XV of XVI. Het kruis, dat vroeger op den toren stond (afgebeeld op plaat XXX) wordt thans
Afb. 193. Preekstoel in de Ned. Herv. Kerk te Dongen.
bewaard in het museum te Breda. Ga naar margenoot+ Inwendig. De toren, die wordt bestegen langs een gemetselde spiltrap in den traptoren, heeft boven elke geleding een houten vloer. De derde geleding dient als klokkekamer en is daarom voorzien van een houten klokkenstoel, met het oog waarop de over de breedte van den toren liggende balken van de vloer dezer geleding in het midden zijn versterkt met een dwarsbalk, geschoord door een karbeel met zandsteenen draagsteen in den westwand. Ga naar margenoot+ De boog tusschen den toren en het schip der kerk is thans gedicht met een houten schot, waartegen een orgeltribune staat, in de klassicistische vormen van 1830. Alleen het schip der kerk is nog voor den eeredienst in gebruik. Het is geheel gewit en wordt in drie beuken verdeeld door tweemaal vier zuilen, met ronde basementen op achtkante voetstukken en achtkante lijstkapiteelen, waarop de scheibogen rusten. Aan den westkant zijn halfzuilen gesteld, waarvan de zuidelijke tegen den beer van den toren staat, waarbij de westgevel aansluit, de noordelijke tegen den westgevelzelf, onregelmatigheid, die zich laat verklaren door de veronderstelling, dat | |
[pagina 213]
| |
de bouw van oost naar west is uitgevoerd. Op deze halfzuilen en de daarop volgende drie zuilenparen zijn de achtkante kapiteelen zoodanig aangebracht, dat twee hunner evenwijdige zijden in de richting der lengteas van de kerk liggen, op het vierde zuilenpaar echter zijn zij overhoeks geplaatst. De scheibogen, tusschen de vieringpijlers en deze laatste kapiteelen geslagen, zijn geprofileerd met een hol, dat doorgaat tot op de kapiteelen, terwijl dit hol bij de scheibogen der overige traveeën ongeveer 0,22 M. boven de kapiteelen ophoudt. In deze vier westelijke traveeën zijn de onderdorpels der vensters verbonden door een waterlijst, die in de oostelijke travee ontbreekt. Het middenschip is gedekt door een gestucadoord, korfbogig tongewelf,Afb. 194. Koperen kandelaars in de R.K. Kerk te Dongen.
rustend op een vlak boven de scheibogen aangebrachte, gestucte kroonlijst. De zijbeuken hebben thans een vlakke zoldering, gedragen op balken, die liggen op met stucwerk versierde bogen, welke tegen de buitenmuren rusten op consoles en aan den kant van het middenschip op rechthoekige pilastertjes, oprijzend van de kapiteelen. Deze overdekking draagt het karakter van omstreeks 1830. Van de oorspronkelijke overdekking van het middenschip zijn boven het tongewelf nog overblijfselen bewaard. In de oostelijke travee de schinkels, nok en gordingen van een rondbogig tongewelf, gelijk die ook nog in het dwarspand en het choor worden aangetroffen, en in de vier westelijke traveeën trekbalken op karbeels, en binten die een vlakke zoldering schijnen gedragen te hebben, want de kapspanten daarboven zijn er niet op aangelegd om met een houten tongewelf te worden bekleed. Deze vlakke zoldering wordt blijkbaar bedoeld met het ‘gebonden werk | |
[pagina 214]
| |
of doorgaande balken’, waarvan in 1644 werd verklaard, dat het bij de in 1640 begonnen herstelling was aangebracht. De zijbeuken zullen, in haren oorspronkelijken, lageren toestand met halve tonwelven overdekt zijn geweest en na haren herbouw in 1640 voorzien van de tegenwoordige vlakke zoldering, waaronder dan omstreeks 1830 de gestucte bogen zijn aangebracht. De vloer is thans belegd met Namensche tegels en plavuizen. Ga naar margenoot+ De verbindingen tusschen het schip en het dwarspand, die in de zijbeuken bestaan uit spitsbogen, gedragen op de lijstkapiteelen van de vieringpijlers en van tegen de buitenmuren gestelde halfzuilen, terwijl in het middenschip het oorspronkelijke houten tongewelf doorliep naar het choor - zoodat boven de viering, door de snijding van dit tongewelf met dat der kruisarmen, een houten kruisgewelf ontstond - zijn thans met Brabantsche muren gedicht. In den noorder kruisarm is door een modernen muur een consistoriekamer afgeschut. Om de schinkels van het kruisgewelf der viering te dragen zijn tegen de twee vieringpijlers en tegen de beide hoeken, gevormd door de wanden van choor en dwarspand, slanke ronde schalken gesteld, met ronde basementen op achtkante voetstukken en met achtkante lijstkapiteelen, in profileering slechts weinig verschillend van de voetstukken en kapiteelen der zuilen in het schip (zie de détails op plaat XXX). Van het rondbogig tongewelf, dat het dwarspand overdekte, is de bebording verdwenen. De eenvoudig-geprofileerde schinkels, welker tegen de muren gestelde einden onversierd zijn, worden verbonden door een nok en vier gordingen. Waar de gordingen de schinkels snijden zijn deze met een eenvoudige roset versierd. Het kruisgewelf der viering is versterkt door trekbalken, elk bestaande uit twee, door ijzeren banden gekoppelde, stukken en door schoren. Onder de transeptvensters loopt een waterlijst. Ga naar margenoot+ De behandeling en toestand van het choor en het choorgewelf komen geheel overeen met die van het transept. In de oostelijke choortravee is in den noordwand de moet te zien der op blz. 211 besproken dichtgemetselde ingang, en in den middelsten veelhoekswand bevindt zich een rechthoekige nis, die vroeger een venster schijnt geweest te zijn. De vloer van dwarspand en choor is thans zonder plaveisel. Ga naar margenoot+ Dateering. De oudste deelen der kerk zijn haar choor en dwarspand met de overblijfselen der aansluitende travee van het schip, die de laat-gothische vormenGa naar margenoot+ van het eind der vijftiende en het begin der zestiende eeuw bezitten. De toren vertoont een geheel andere behandeling, is ook van andere steen en mist de bergsteenen kantblokken enz. Men vindt er regelmatig den rondboog toegepast. Vermoedelijk dagteekent hij uit de zestiende eeuw. In ieder geval was hij aanwezig,Ga naar margenoot+ toen het nieuwe schip der kerk werd gebouwd, dat in 1640 is begonnen en vóór 1644 gereed was. | |
[pagina 215]
| |
In de kerk bevinden zich de volgende meubelen en voorwerpen:Ga naar margenoot+ Een eenvoudige eiken preekstoel (afb. 193) met eenige versieringen in ebbenhout.Ga naar margenoot+ Midden XVII. Twee geschilderde tekstborden, het eene met de twaalf artikelen des geloofs,Ga naar margenoot+ het andere, gedateerd 1684 (of '87), met het Onze Vader. Twee gladde zilveren avondmaalbekers. Merken: Breda, anker, jaarletterGa naar margenoot+ N. XVII. Twee schotels en een kanAfb. 195. Eikenhouten Calvarieberg in de R.K. Kerk te Klein-Dongen.
van tin, onversierd. XVII. In de consistoriekamer, eenGa naar margenoot+ eenvoudige eiken kast met ijzeren hang- en sluitwerk. Omstreeks 1600. In het choor ligt een hardsteenenGa naar margenoot+ grafzerk, in het midden versierd met een cartouche, waarin een kelk en een wapen, in de hoeken met de symbolen der vier Evangelisten. Blijkens het randschrift in gothische minuskels werd zij gemaakt voor Dierik Willemszoen, pastoor van Dongen, † 1503. krüger (III, blz. 324) vermeldt nog een andere zerk en twee wapenkassen (rouwborden), van Godefrey Llooijd († 11 Februari 1670) en Thomas Klaupole († 20 November 1719), die vroeger in de kerk aanwezig waren. In den toren hangen tweeGa naar margenoot+ klokken. De eene is van 1855, de andere, met een middellijn van 1,10 M., draagt het opschrift: DESE KLOCK IS GEGOTEN IN DEN JARE 1667 TEN DEINSTE VAN DE HEERLYCKHEYT VAN DONGEN, in Romeinsche kapitalen.
2. De R.K. KERK gewijd aan den H. Laurentius, is een onbelangrijk gebouwGa naar margenoot+ in waterstaatsstijl, met een Rijkssubsidie van f 16000. - opgetrokken van 1828 tot 1830 (krüger, III, blz. 325). De toren dagteekent van 1867 (mededeeling van den Z.E.W. Heer pastoor). | |
[pagina 216]
| |
De kerk bevat: Ga naar margenoot+ Twee onbelangrijke schilderijen op doek, midden XVII; de eene, Christus aan het Kruis, is vermoedelijk eene copie naar Van Dyck, de andere, in den retable van het hoofdaltaar geplaatst, stelt voor de marteling van den H. Laurentius. Ga naar margenoot+ Een rijkgesneden preekstoel, om den voet waarvan een groep: De H. Paulus predikend. Antwerpsch, XIX A. Ga naar margenoot+ Een slecht gedreven zilveren monstrans, om welks voet is gegraveerd: iohannes van den broeck obtulit deoque dicavit, chronogram, dat het jaartal 1774 aangeeft. Merken: wapenschildje met drie wassenaars, geplaatst 2 en 1, L D en hartje met ster. Ga naar margenoot+ Eenige kleine gegoten koperen kandelaars (zie afb. 194). XVII en XVIII. Ga naar margenoot+ Twee kronen en een Godslamp van rood en geel koper in den stijl Lodewijk XVI. | |
Verdwenen gebouw.Ga naar margenoot+ KASTEEL DIEREN. Volgens van goor (blz. 364) stond niet ver van de rivier de Donge het slot der heeren van Dongen, gewoonlijk het huis te Dieren genaamd, gebouwd door Willem van Duivenvoorde. van der aa (blz 180 v.) bericht, dat dit kasteel, dat ten zuiden van het dorp lag, bij de grens van Rijen, een uitgestrekt gebouw moet zijn geweest, opgetrokken van groote baksteen. Reeds in van goor's tijd was het verwoest, op een vierkanten toren na, Duiventoren geheeten, die zeer dikke muren had, 5,47 M. breed was en ongeveer dubbel zoo hoog. Thans is ook deze verdwenen. | |
Klein Dongen.Ga naar margenoot+ De in 1867 gestichte R.K. KERK van den H. Hubertus bezit: Ga naar margenoot+ Een met beeldhouwwerk versierd, eiken tabernakelkastje. XVIIa. Ga naar margenoot+ Een eiken Calvarieberg (afb. 195), hoog 0,75. Begin XVI. |
|