De monumenten in de voormalige baronie van Breda
(1973)–Jan Kalf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 200]
| |
Chaam.Ga naar margenoot+ Naam. Zie van der aa, blz. 202. Ga naar margenoot+ Wapen. Het wapen dezer gemeente bestaat uit een veld van lazuur, beladen met drie kammen van goud, geplaatst 2 en 1. Het schild wordt gehouden door twee staande vogels van goud, en is gedektAfb. 184. Dubbele deur, Groote Markt 25 te Breda.
door een kroon van goud met parels van zilver. Afgebeeld bij d'ablaing van giessenburg (Noord-Brabant, plaat 2, Nr. 28). Bij van goor (blz. 372) is het schild van goud met drie kammen van sabel, terwijl de supports en de kroon ontbreken.
Ga naar margenoot+ Geschiedenis. In 1243 gaf Godfried van Breda, ‘de landtbouwing’ van Chaam aan zekeren Willem, ‘brenger van den brief’, tegen een jaarlijksche vergoeding in erfpacht, onder voorwaarde, dat deze Willem Godfried en zijne nakomelingen zou bijstaan: in den krijg, wanneer hij zijne dochter ten huwelijk gaf, en als hij gevangen genomen mocht worden (van goor, blz. 375. Vgl. kleyn, blz. 75). | |
Kerken.Ga naar margenoot+ 1. De NED. HERVORMDE KERK, gewijd aan den H. Antonius Abt, is in eigendom en onderhoud bij de Ned. Hervormde Gemeente; de toren behoort aan de burgerlijke Gemeente. Ga naar margenoot+ Geschiedenis. De kapel te Chaam, waarin in 1426 een Zondagsche mis werd gesticht (Taxandria, IX, blz. 308), was dochter der kerk van Alfen. Zij is in 1463 tot parochiekerk verheven en werd bediend door Norbertijnen van de Abdij Tongerloo (krüger, III, blz. 214). In 1643 werd de kerk door de Protestanten in bezit genomen (a.v.). Blijkens eene in 1644 afgelegde verklaring was zij ‘door de belegeringe van Breda off ander troubelen van den oirlogh nooit afgebrant’. Zij werd toen beschreven als ‘een cleyne cruyskerk, hebbende styfte door de affhangen (zijbeuken), die geheel eng sijn’ (sassen, Tijdschrift, II, kol. 152). Blijkens de verhandelingen van de vergadering der classis Breda op | |
[pagina *54]
| |
Plattegrond en détails der Ned. Herv. Kerk te Chaam.
| |
[pagina *55]
| |
Preekstoel der Ned. Herv. kerk te Chaam.
| |
[pagina 201]
| |
31 Mei 1652 (habets, II, blz. 492 v.), waren er toen in de kerk, ‘noch eenige vestigien des pausdoms’, over welker verwijdering men nader orde vanwege Zijne Hoogheid (den stadhouder) wachtte, ‘alzoo ze doch meest geschent ende wech genomen sijn’. Een pastorie bestond niet, de pastoor woonde vroeger in een aan de armen behoorend huis, dat sedert verhuurd werd. Van de ‘roomsche ornamenten’ der kerk werd een kroon vermist, overigens was men overeengekomen, ‘dat de papisten zouden betaelen de oncosten van het maecken van den thuyn (doophek) in de kercke ende sy in de plaatse van dien souden houden de ornamenten die der noch waren’. Afb. 185. Deur, Nieuwstraat 15 te Breda.
voorzien’ (van der aa, blz. 203). In 1836 gaf de Regeering f 600. - ‘tot vergoeding van schade aan het kerkgebouw en toren veroorzaakt door het gebruik, dat het leger te velde daarvan gemaakt heeft’ (hermans, Mengelwerk, I, blz. 336). De preekstoel werd toen verplaatst, de oude banken werden verschikt en nieuwe bijgemaakt en in 1844 is de kerk ‘wederom aanmerkelijk verbeterd’ met een Koninklijke bijdrage van f 300. - (van der aa, blz. 203). In 1894 zijn de dakruiter en de transeptgevels hersteld. Ligging. De kerk ligt vrij, op een grasveld,Ga naar margenoot+ omgeven door een haag en, om het choor, door een slootje. Zij is georiënteerd met eene afwijking naar het zuiden van 25o. Beschrijving. Plattegrond (plaat XXVIII). DeGa naar margenoot+ kerk bestaat uit eenen westtoren van 7,50 M. in het vierkant, en een schip met transept en choor. Bij de oostelijke der overhoeksche beeren van den toren sluiten de wanden van het schip aan, dat, binnenwerks, 8,30 M. breed is en vijf traveeën telt. Het schip is verbonden aan een, binnenwerks, 20,30 M. breed en 6,30 M. diep dwarspand, geopend op het choor, dat 6,30 M. breed is en bestaat uit drie traveeën, gesloten met drie zijden van eenen achthoek. De diepte der kerk, zonder den toren, bedraagt 36,40 M. Alleen kruispand en choor zijn als kerk in gebruik. In het schip, door een muur van het dwarspand gescheiden, is een vertrek afgeschut; overigens dient het als bergruimte. Ook de laatste travee en de sluiting van het choor, met een schot van de kerk gescheiden, zijn ingericht als afzonderlijk vertrek, waarboven de orgelzolder. Uitwendig. De toren is opgetrokken van baksteen (formaat: 0,22 × 0,11 ×Ga naar margenoot+ 0,05 M.; 10 lagen: 0,59 M.) in kruisverband, met spaarzame toepassing van bergsteen. Hij heeft vier door waterlijsten gescheiden, vierkante geledingen en een laag | |
[pagina 202]
| |
Afb. 186. Toren te Chaam uit het westen.
achtkant, gedekt met een lage spits, welker acht zijden hol zijn gemetseld en die wordt bekroond door een gemetselde, ronde peer, waarop een ijzeren leliekruis met haan. De rijkontwikkelde, overhoeksche beeren, die den toren schragen, zijn bekroond met pinakels, waartusschen een gemetselde borstwering is gesteld, gevormd door een rij van boogjes. De onderste geleding heeft aan den westkant (afb. 186) in hare benedenhelft een korfbogige poort en daarboven drie spaarvelden, waarvan het middelste, breeder dan de andere, vroeger een venster was. Aan den oostkant staat deze geleding door een, tot hare volle hoogte opgaanden, spitsboog in verbinding met de kerk, en in hare beide zijwanden vertoont zij drie spaarvelden. De tweede geleding heeft in elken wand twee spaarvelden, gedekt met door hangboogjes en traceerwerk gevulde rondbogen en de derde vertoont twee tweedeelige spitsbogige spaarvelden in iedere zijde. Aan den noordkant echter is het westelijk spaarveld, ongeveer op de helft zijner hoogte, voorzien van een cirkelvormig veld, dat den middenstijl onderbreekt en gediend schijnt te hebben voor de plaatsing van een wijzerbord (zie afb. 187). De derde geleding draagt een uit gemetselde boogjes gevormde borstwering, ingesloten tusschen de contreforten en een tusschenbeer, die geplaatst is tegen een dam, welke de twee tweedeelige spitsbogige galmgaten scheidt, waarmede de vierde geleding in elk zijner wanden is doorbroken. | |
[pagina 203]
| |
Tegen den zuidoosthoek van den toren (zie afb. 188) staat een traptoren, uit achtkant overgaand in een zestienhoek en daarboven naar rond, gedekt met een kegelvormige, gemetselde spits, om welke de borstwering der derde geleding rondgaat, en die bekroond is met een peer, waarop een zandsteenen kruis. Aan den toren is bergsteen gebezigd: als afdekking der plint, versnijdingen en bekroningen der beeren, voorts aan de kraagsteenen en haken (redents) der onderste boogvelden en, spaarzaam, als kantblokjes in de tusschenbeeren der vierde geleding. De muren der kerk, dieGa naar margenoot+Afb. 187. Détail van den noordwand van den toren te Chaam.
vermoedelijk gebouwd is ter vervanging eener oudere, na de voltooiing van den toren, zijn opgetrokken van baksteen (formaat als bij den toren, doch 10 lagen: 0,69 M.), in slordig kruisverband. Zij zijn versterkt met ééns versneden beeren, waarvan die tusschen de eerste en tweede travee aan noord- en zuidkant ontbreken. De spitsboogvensters vertoonen eenvoudig geprofileerde dagkanten en missen thans hare traceeringen. In de vierde travee is aan den noordkant een latere ingang aangebracht. De transeptenGa naar margenoot+ hebben blinde zijmuren. In hunne met overhoeksche beeren versterkte gevels, welker toppen zijn afgedekt met een rollaag, en bekroond met een kruisbloem (beide van 1894), hebben zij een groot, thans ééndeelig spitsboogvenster. Tegen den oostelijken wand van het zuider transept schijnt vroeger eene sacristie te hebben gestaan, blijkens de moeten van een lessenaardak en een deur, zichtbaar in den aansluitenden choorwand. De vensters van het choor zijn meest gedicht. Op den makelaar staat een gesmeed ijzeren kruis, begin XVI. De kerk is gedekt door met leien belegde zadeldaken, waarop boven de viering een (vernieuwde) dakruiter staat. Inwendig. De toren wordt bestegen langs een trap, gemetseld in den traptoren.Ga naar margenoot+ Boven iedere geleding heeft de toren een houten vloer. Boven de eerste | |
[pagina 204]
| |
geleding zijn echter inkassingen van een kruisgewelf bewaard. Het achtkant wordt gedragen op eikenhouten balken. In de vierde geleiding hangen in houten stoelen twee klokken (zie onder). Ga naar margenoot+ Kerk. De wanden zijn gepleisterd. In eenige vakken van het choor vertoonen zij met korfbogen gedekteAfb. 188. Toren te Chaam uit het zuiden.
spaarnissen. Onder de vensters in den zuidelijken veelhoekswand is een breede spitsboognis (piscina?), door twee smallere geflankeerd. De vensters hebben houten ramen. De kerk is geheel gedekt met een spitsbogig houten tongewelf, waarvan de schinkels aan hunne tegen de muur gestelde uiteinden eenvoudig zijn versierd. Waar de nok en de vier gordingen de schinkels snijden, zijn gesneden rosetten aangebracht. In het als kerk gebezigd deel is de vloer belegd met moderne marmertegels. Ga naar margenoot+ Dateering. De toren vertoont de laat-gothische vormen van omstreeks 1500. Daar hij echter groote overeenkomst heeft met den in 1559 voltooiden toren van Alfen (zie blz. 8), alleen in de profileering een iets ouder karakter aanwijst, kan hij zeer goed dagteekenen van omstreeks 1530. Ga naar margenoot+ De kerk is, blijkens hare aansluiting bij de contreforten van den toren, gebouwd nadat deze voltooid was, dus in den loop der zestiende eeuw. Dat zij in 1644 als driebeukig werd beschreven (zie blz. 200) moet het gevolg eener vergissing zijn. Blijkens de aangehaalde verhandelingen der classicale vergadering van 1652 stond toen nog de oude, oorspronkelijk-Katholieke kerk en het is niet aannemelijk, dat het tegenwoordige, nog geheel gothische gebouw, dat | |
[pagina 205]
| |
bovendien veel te groot is voor de kleine Protestantsche gemeente van Chaam, eerst na dat jaar zou zijn gesticht. De kerk bezit de volgende oude meubelenGa naar margenoot+Afb. 189. Zilveren avondmaalbeker te Chaam.
en voorwerpen: Een eiken preekstoel, omgeven door een modern (?) doophek, waarbinnen ook het doopbekken staat. Deze preekstoel (plaat XXIX) heeft een op balustervoet gedragen zeskante kuip, waarvan de stijlen met snijwerk zijn versierd, de paneelen met een cherubkopje. Het rugstuk draagt een zeskant klankbord. XVII B. Het koperen doopbekken, geslagen kom enGa naar margenoot+ deksel, op vier met cherubs versierde, gebogen voeten, staat op een gemarmerd houten voetstuk,Afb. 190. S. Antonius Abt. Houten beeld in de R.K. Kerk te Chaam.
dat met allegorisch snijwerk is versierd. XVIII d. De boog tusschen deGa naar margenoot+ kerk en den toren is gedicht met een houten schot, waarop geschilderd: psalm 84, in een ornamentrand, en het jaartal 1712. Twee lage geschilderde banken. XVII.Ga naar margenoot+ Drie hardsteenen zerken met opschriften in gothischeGa naar margenoot+ minuskels en wapens. Als sterfjaren worden erop vermeld: 1503, 1508, 1545 en 1551. De zerken zijn beschreven (met onvolledige en ten deele onjuiste wedergave der opschriften) in Taxandria, VII, blz. 233 v. Aan den preekstoel een koperen lezenaar en armGa naar margenoot+ voor zandlooper, beide XVIIb. Koperen voorlezers-lezenaar met het jaartal 1786. Twee zilveren bekers (afb. 189), om de benedenhelftGa naar margenoot+ versierd met acanthusbladeren en om den boord voorzien van het gegraveerde opschrift: ‘DESE BEKERS SIJN GEMAAKT UYT DE PENGN DER DIACONIE-ARMEN TOT GILZE AN. 1778 TENTIJDEN VAN W.A. VINMAN PREDIKANT C. LIPSEN, M.C. COLLEMANS, KERKEN RAEDSLEDEN TE GILZE. Merken: Breda, B, ster en onleesbaar. Een eenvoudig zilveren blad uit 1788, met dezelfde merken. Twee gladde bekers, een wijnkan en een bord van tin, XVII of XVIII.Ga naar margenoot+ | |
[pagina 206]
| |
Ga naar margenoot+ In den toren hangen twee klokken: 1. Klok van 0,48 M. middellijn met het opschrift: LEDEVAERT ES MIINE NAME MIIN LUUT SI GODE BEQUAME MCCCXCII, in gothische minuskels. 2. Klok van 0,87 M. middellijn, met het opschrift: DE HEER FLORIS VAN GILS SCHOUT ETC. VAN A.B.C. ALEXIUS ET PETRUS PETIT ME FUDERUNT ANNO 1763, in Romeinsche kapitalen.
Ga naar margenoot+ 2. De R.K. KERK van den H. Antonius Abt, gebouwd met een rijkssubsidie van f 6000. -, in waterstaatsstijl, en 12 Juli 1842 gewijd (krüger, III, blz. 315), bezit o.a. de volgende oude kunstvoorwerpen: Ga naar margenoot+ Een houten beeld van den H. Antonius Abt (afb. 190), met latere polychromie en vernieuwde rechterhand. XVI. Hoog 0.905 M. Ga naar margenoot+ Een altaarstuk, schilderij op doek, voorstellende de H. Drieëenheid vereerd door heiligen in het kleed der Norbertijnen. XVII B. Hoog 2,46, breed 1,80 M. Ga naar margenoot+ Twee biechtstoelen en een preekstoel, kwistig met snijwerk en beelden versierd. Antwerpsche school, XIX b. Ga naar margenoot+ Een zilveren kelk met laat-gothischen voet en latere cuppa. De zeslobbige voet is versierd met een gegraveerde voorstelling der kruisiging. XVI a. Hoog: 0,205 M. Ga naar margenoot+ Twee gegoten bronzen kandelaars, met randen, op drie klauwtjes rustenden voet en balustervormigen stam. Omstreeks 1600. Hoog: 0,21 M. Vier geslagen koperen kandelaars met driekanten voet en balustervormigen, met acanthusloof versierden stam. Lodewijk XIV. Hoog: 0,73 M. |
|