Parade der mannenbroeders
(1964)–Ben van Kaam– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 224]
| |
Predikanten naar DachauIn het voorjaar van 1935 worden in Duitsland de eerste predikanten opgesloten in het kamp Dachau. De Westdeutscher Beobachter schrijft 24 april 1935: Saboteurs en staatsvijanden zijn het, die in de Evangelische Kerk het ambts-gewaad misbruiken, halve Joden, voor welke een bedorven tijd den weg naar den preekstoel open stelde ... Het concentratiekamp is in zulke gevallen het eenig mogelijke en waarschijnlijk leerrijke antwoord. Doch het is slechts een handjevol christenen, dat zich in Duitsland o.l.v. Niemöller (Karl Barth verloor in de strijd z'n positie als hoogleraar in Bonn en week uit naar Zwitserland) tegen Hitlers pogingen teweerstelt om de kerk dienstbaar te maken aan de Duitse Staat. H. Diemer constateerde voorjaar 1934 reeds in zijn boek: Toen is Hitler gekomen en in evangelische kringen is men hem met vreugde en vertrouwen gevolgd. Dat hij van huisuit roomsch-katholiek was, hinderde niet. Men hoort hem in christelijke kringen betitelen als een Godsgeschenk, een gebruik dat Diemer niet hindert: Of het woord Godsgeschenk profanatie, ontheiliging inhoudt? Dit is niet noodig, wanneer wij Hoogere leiding in de geschiedenis erkennen. Ook bij ons is wel gesproken over den van God gegeven Leider, waaruit dan ook groote dankbaarheid sprak. Er is in Duitsland zelfs een nationaal-socialistische beweging, die zich (op advies van Hitler) de ‘Duitsche Christenen’ noemt. Diemers eerste indruk is: Oppervlakkig beschouwd, zit in den gedachtengang der ‘Duitsche Christenen’ iets, hetwelk de gereformeerde opvatting omtrent het beslag leggen op alle terreinen des levens, meer benadert. In de richtlijnen van de ‘Duitsche Christenen’ staat o.a.: Wij zien rassen, volksdom en natie als van God geschonken en toevertrouwde levensordeningen, welke Gods gebod ons oplegt te verzorgen. En ook: Wij willen een Evangelische Kerk, welke in het volkskarakter wortelt en wijzen den geest van een christelijk wereldburgerschap af. In het mengsel ‘christelijk-nationaal’ wint het nationale het. Hitler en Hess steunen de Duitsche Christenen geestdriftig. Het is ook Hitler, die tegen de wil van de kerken de legerpredikant Müller op de troon van Rijksbisschop zet om de christenen dienstbaar te maken aan de Duitse Staat. ‘Een soldaatbisschop, een S.A.- en S.S.-bisschop’ zo noemen de ‘Duitsche Christenen’ hem. | |
[pagina 225]
| |
Predikanten, die zich tegen hem verzetten, worden bij honderden gearresteerd of krijgen huisarrest. J.C. de Koning wordt het te bar in De Spiegel van 23 maart 1935. Hij kan verstaan dat het hele Duitse volk achter Hitlers bewapeningsstreven staat, maar: Hier toont het nationaal-socialisme weer opnieuw zijn waren aard ... We hopen dat de overheid zal inzien hoe verkeerd ze handelt; de leden der belijdende kerk staan pal voor hun vaderland, maar in de kerk willen ze slechts Jezus Christus erkennen als Heer en Koning. Een constatering, waaruit onvoldoende duidelijk blijkt, dat de door Hitler vervolgden geen scheiding van deze terreinen erkennen. Punt 2 van de door hen aangenomen ‘zes evangelische waarheden’ luidt: ‘God, door Jezus Christus, eischt ons geheele leven op. De ketterij, dat er levenssferen kunnen bestaan, die niet tot Hem behooren, maar aan andere meesters, wordt verworpen.’ Dat er tussen Karl Barth en de meeste Nederlandse gereformeerden theologische verschillen bestaan, wordt door de NSB-pers handig uitgebuit door er op te wijzen dat Barth en Niemöller door de Nederlandse orthodoxen als ‘ketters’ zouden zijn beschouwd. Van NSB-zijde wordt ook gemeld dat plm. 8000 gereformeerden lid zijn van de Nederlandse nationaal-socialistische beweging. Prof. Anema blijft aan de Vrije Universiteit fulmineren tegen fascisme en nationaal-socialisme, dat er in tegenstelling tot het communisme niet openhartig voor uitkomt dat er naast de door hen gepredikte god geen plaats is voor een andere. Anema zegt 16 mei: haar totaliteitsbeginsel sluit het christendom uit, omdat dit leert, dat aan Christus alle macht is gegeven in den hemel en op de aarde.In de gereformeerde kerken discussieert men wat er moet gebeuren met de NSB-ers. Moeten ze eruit? Dan de CDU-ers ook, roepen die gereformeerden,
Veelbeluisterde NCRV-programma's in 1935.
Het NCRV-busje.
| |
[pagina 226]
| |
die vooral de ‘roden’ vrezen. We moeten wennen aan de gedachte dat er ook niet-antirevolutionaire gereformeerden zijn, sussen sommigen. We moeten de NSB-ers zo lang mogelijk vasthouden, menen anderen. De classis Haarlem beslist op 12 december in de Kloppersingelkerk: dat de beginselen der NSB, zooals die bekend zijn uit haar officieel uitgegeven geschriften, in strijd zijn met Gods Woord en de Gereformeerde belijdenis. Op een toogdag van de a.r.-jongeren roept Dr. Scheurer over het nationaal-socialisme: een strooming, waartegenover we misschien, wat God verhoede - straks met het blanke wapen moeten staan, om Gods wil en om ons Volles wil. | |
En verder...... roept Colijn bij het Van Heutsz-monument over Indië: Dit pand van grooter Nederland is ons heilig; wij zullen getrouw zijn in de bewaring ervan; met Godes hulp getrouw tot in den dood. ... treedt het a.r.-kamerlid Prof. Dr. Hugo Visscher (‘de man met de geuzenkop’ - Kuyper) uit de a.r.-partij na de Christelijk Nationale Partij te hebben opgericht.
... leeft het schakende calvinistische volk van ons land zeer mee in de match Euwe-Aljechin, die eindigt in een wereldkampioenschap voor Euwe.
... en wordt bij een promotie aan de Vrije Universiteit de volgende stelling vernomen: De noodleugen is onder alle omstandigheden met de wet des Heeren in strijd. | |
[pagina 227]
| |
Pagina uit het weekblad De Stuwdam van 21 september
1935.
| |
[pagina 228-229]
| |
Hemelvaartsdag 1936. De Stuwdam van 30 mei schenkt
aandacht aan de bondsdagen der protestants-christelijke
jongeren.
| |
[pagina 230]
| |
VU-dag te Haarlem in 1936.
Ook de NCRV had 'n stand op de ‘markt’, die de
Utrechtse Chr. Jongemannenvereniging in 1936 organiseerde in de
Handelsbeurs. De foto is uit De Stuwdam van 4 april
1936.
|
|