Parade der mannenbroeders
(1964)–Ben van Kaam– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 198]
| |
De mannenbroeders en ‘De Zeven Provinciën’Grote opschudding in het land. De Standaard van 6 februari roept in een twee-koloms kop: Muiterij op ‘De Zeven Provinciën’. En de commentator van De Spiegel, J.C. de Koning, schrijft: Terwijl we dit schrijven weten we alleen, dat de oproerige inlandsche bemanning de zich aan boord bevindende officieren en onderofficieren met geweld heeft overmand. De natie gonst van opwinding, terwijl het pantserschip ‘De Zeven Provinciën’ onder commando van de muitende bemanning door de Indische wateren vaart. Terwijl een groot deel van de officieren feestvierde aan de wal, hebben zij het anker gelicht. De zich aan boord bevindende officieren zijn opgesloten. Wat willen de mannen? Willen ze een staatsgreep ontketenen? Willen ze revolutie tegen het Nederlandse gezag in Indië? De Standaard meldt welk telegram de muiters naar het hen achtervolgende schip zenden. Wij verzoeken u om de hoogere autoriteiten namens ons te willen mededeelen, dat door ons geen communistische neigingen worden gekoesterd en dat wij niet van plan zijn tot gewelddadigheden over te gaan. Wij willen alleen protesteeren tegen de korting op de salarissen en tegen het in arrest stellen van onze kameraden. Diep verontwaardigd zijn de bemanningsleden over het regeringsbesluit om hun salaris, dat vorig jaar al met 10 procent is verminderd, nog eens te verlagen in verband met de ongunstige financiële toestand. De Standaard (hoofdredacteur Colijn) schrijft: Nu is het mogelijk, dat er fouten begaan zijn bij de toepassing der salaris-korting, dat de houding der regeering weifelend zou zijn geweest. Wij zelf weten daar niets van, maar men hoort daarover spreken. Het a.r.-dagblad De Rotterdammer meent: Met dat al is een vlek geworpen op de Nederlandsche natie, welke lang zichtbaar zal blijven. De Nederlander (c.h.) roept: Het gebeurde, dat niet minder is dan een nationale ramp, doet duidelijk | |
[pagina 199]
| |
| |
[pagina 200]
| |
| |
[pagina 201]
| |
zien hoe noodig het is dat de geestelijke krachten, die sterker zijn dan het bolsjewisme, daartegenover worden gesteld. En De Spiegel oordeelt: Hier wast de vrucht van het jarenlang gestrooide zaad van revolutie. Het socialistische blad Het Volk schrijft: Reeds het feit alleen, dat een Nederlandsche oorlogsbodem in handen is geweest van Indonesische praletariërs, zal niet nalaten een geweldigen en onuitwisbaren indruk te maken op alle inheemschen, die nationalistisch denken en voelen. Terwijl het schip vaart, discussieert op 8 februari de Tweede Kamer. De overzichtschrijver van De Standaard laat de mannenbroeders weten: 't Was slechts een demonstratie, oordeelde de leider der SDAP, ook al is het een ernstig geval. Ja, zegt u dat wel, mijnheer Albarda, het is inderdaad een ernstig geval. ‘'t Is een hulpelooze en hopelooze demonstratie’, was het oordeel van den leider der SDAP. Hulpeloos en hopeloos, men gevoelt, dat is een kwalificatie, niet een veroordeeling van de muiterij als een revolutionnaire daad! Nog steeds vaart het muitende schip, als in Tivoli in Utrecht op donderdag 9 februari de a.r.-mannenbroeders bijeenstromen om Colijn te horen spreken. De Standaard meldt: Om kwart voor zeven stonden er zeker al meer dan 1000 menschen in file te wachten. In overleg met de politie werd toen de deur alvast maar geopend. Tot halfacht stroomde het regelmatig door. Het muziekcorps ‘Maranatha’ (dir. de heer J.H. van Draanen) speelt ‘Zij zullen het niet hebben’. De Standaard-verslaggever meldt: Als één man verrezen allen van hun zetels en krachtig klonk ons a.r.-strijdlied. Colijn krijgt een ovatie als hij binnenkomt. Voorzitter Mr. G.A. Diepenhorst leest uit Romeinen 13 de verzen over de overheid. Want zij is Gods dienares, u ten goede. Maar indien gij kwaad doet, zoo vrees; want zij draagt het zwaard niet tevergeefs... Colijn spreekt zo lang, dat hij de trein van 21.39 mist. De Standaard-verslaggever meldt over zijn rede: Van wat spr. in de Kamer over deze gebeurtenissen gezegd heeft, wilde hij slechts één punt herhalen, n.l. dat voor ons nationaal gevoel dit feit een striemende zweepslag is geweest, dat het voor ons internationaal prestige - met name in Oost-Azië - een schrikkelijke deemoediging is, bovenal, dat het van onberekenbaren invloed kan zijn op ons prestige als koloniale mogendheid, als erfgenaam van Jan Pieterszoon Coen en van de groote Calvinisten uit de 17de eeuw. Onder het ‘Laatste Nieuws’ lezen de Standaard-abonnees de volgende dag: ‘De Zeven Provinciën’ gebombardeerd. Er zijn vele gewonden en 23 doden. De muiters hesen na de eerste bom die raak was, meteen de witte vlag. Voor de verkiezingen enkele maanden later geeft de a.r.-partij in oranje omslag een Handleiding voor het huisbezoek uit in catechismusvorm. | |
[pagina 202]
| |
Vraag: Is de uitlating van Dr. Colijn bij het gebeurde met ‘De Zeven Provinciën’, dat desnoods het muitende schip getorpedeerd moest worden, niet wat onbarmhartig? | |
Colijn door Mussolini tot het fascisme bekeerd? - Verkiezingsstrijd 1933Stampvol is de Rotterdamse Nieuwe Westerkerk als Colijn de avond van 21 februari 1933 de preekstoel beklimt voor een verkiezingsredevoering. Onder ademloze stilte beluistert men de woorden van de anti-revolutionnaire leider. De Standaard vertelt de volgende dag wat Colijn heeft gezegd: De vertegenwoordiging des volks bemoeilijkt in menig land het regeeren. Dikwijls plaatst ze zich op de plaats van de overheid en vergeet ze eigen roeping en taak. Vier jaar geleden had spr. een onderhoud met Mussolini, die hem vertelde van de toestanden, die geleid hadden tot de dictatuur. Colijn krijgt een langdurige ovatie. De anti-revolutionnairen houden van vrijheid, maar ook van gezag. Doch het socialistische dagblad Het Volk spreekt wantrouwend over Colijn als over een dictator in hope. In Op den Uitkijk constateert Dr. J. Veldkamp, dat voor de verkiezingen een record-aantal van 53 kandidatenlijsten is ingediend. De fascistische en nationaal-socialistische beweging oefent een tamelijk sterke aantrekkingskracht uit op sommigen onzer jongelui. Te begrijpen is dit wel. Het staat ongetwijfeld in verband met een zekere reactie bij onze jonge menschen, waarvan de eerste ritselingen nu hier, dan daar worden vernomen, een reactie tegen het ge‘lamme-goedzak’ waarvan ze beu zijn | |
[pagina 203]
| |
geworden. De jeugd begint weer te vragen om gezag, om vaste leiding, ook in de opvoeding; en ook in de politiek en het leven van den staat. Het fascisme vindt Dr. Veldkamp overigens ‘on-Nederlands’. Niet in verheerlijking van het ras of van ‘den sterken man’ is het heil, maar in het buigen voor Gods Woord. Ongeveer 50 hoogleraren van verschillende universiteiten vragen Colijn of hij zich aan het hoofd wil stellen van een nationale beweging, die op wil komen voor een krachtige handhaving van het gezag. Colijn weigert. Hij blijft de christelijke partij trouw. Zijn antwoordt luidt: stem maar a.r. Maar de schrijvers van a.r.-verkiezingslectuur kunnen het toch niet laten een zeiltje te hijsen op het a.r.-scheepje, dat fascistische wind vangt. Zo schrijft de centrale a.r.-kiesvereniging Amsterdam in de verkiezingskrant Nederland en Oranje: Lenin, Rykow en Stalin mogen de afschrikwekkende voorbeelden zijn, Mussolini en Hitler maken school. Talloos velen in den lande redeneeren, dat die twee elk op hun manier het toch maar aardig voor elkaar hebben gebracht! Zoo moesten we het toch eigenlijk ook hier, in ons vaderland zien in te richten en als vanzelf richten zich veler blikken naar Dr. Colijn, dien men dan gaarne als een modernen Brinio op het schild wil verheffen. Overigens voegt men eraan toe, dat Colijn geen ‘Mussolini- of Hitlerneigingen’ heeft. Maar het socialistische dagblad Het Volk van 13 maart beweert met stelligheid: Dit is echter onjuist. Colijn heeft nadrukkelijk verklaard, door Mussolini bekeerd te zijn. En als Colijn door ‘talloos vele’ fascisten gekozen wordt, zal hij de hem door fascisten verleende macht fascistisch bezigen. De (liberale) Nieuwe Rotterdamsche Courant betoogt evenwel een week later: Colijn is geen fascist en heeft dit nooit nadrukkelijk of zijdelings verklaard. Het is erkend noch gezegd. Het is integendeel krachtig ontkend. Vijf dagen vóór de verkiezingen op 26 april reist Colijn naar Utrecht om het sterke-man-verhaal de kop in te drukken. De zaal is met gekleurde doeken en oranje-vaantjes versierd. Er staan leuzen op als: A.R.-Utrecht trouw aan Colijn en: Gezag, Orde, Vrijheid. Het verslag in De Standaard krijgt 22 april tot kop: Het fabeltje van ‘den sterken man’ weersproken. En men leest: Tot spr. leedwezen heeft onlangs een c.h.-spreekster in Middelburg hetzelfde | |
[pagina 204]
| |
geluid (als de socialisten) doen hooren, nl. alsof de a.r.-partij zou meedoen aan het geroep om een sterken man. Door de radio heeft A.B. Kleerekoper (ABK), die in het socialistische dagblad Het Volk de beruchte ‘Oproerige Krabbels’ schrijft, Colijn een van diens laatste verkiezingsredevoeringen horen uitspreken. Op de verkiezingsdag, 26 april, schrijft hij: Toen sprak Colijn. Het was, in één woord, meesterlijk. Zóó moet een redevoering gebouwd en zóó moet zij uitgesproken worden. Het had een diepte en kracht; het was van beheerschte geestdrift, van ingetoomden hartstocht en van wijs beleid, dat echter geen oogenblik verwerd tot slappe diplomatie, het was onverbiddelijk protestantsch, maar ook het katholicisme werd geeerbiedigd, al werd het niet ontzien. En indien er niet een misplaatst woord over het ‘cosmopolitisme’ (de bedoeling was duidelijk) in geweest ware, zoo had men deze rede vlekkeloos kunnen noemen. En bovenal echt in haar soort. Zij kwam den Calvinist uit het hart. | |
Het zondagsschoolplaatjeElke zondag horen tienduizenden kinderen op de zondagsscholen over Jezus spreken. Ze horen er verhalen uit de bijbel; ze leren er christelijke liederen zingen. Heer ik hoor van rijken zegen... Ook kinderen uit christelijke gezinnen bezoeken soms de zondagsscholen van de ‘Nederlandsche Zondagsschool Vereeniging’ en van ‘Jachin’, maar toch staan de scholen in de eerste plaats open voor de jeugd uit ongelovige kringen. Vooral kinderen uit de ‘geringe standen’ komen uit donkere sloppen en stegen in de grote steden naar de zondagsschool. Het is evangelisatiewerk en jeugdwerk tegelijk. Diep in de vorige eeuw is men er al mee begonnen. Thans doen de socialisten het na. Met name het jaarlijkse kerstfeest maakt diepe indruk op de kinderen. Ze | |
[pagina 205]
| |
horen vertellen van Jezus' geboorte, ze krijgen een sinaasappel en een kerstboekje, en ze zingen: In Bethlehems stal, lag Christus de Heer. Elke zondag leren ze christelijke liederen en elke zondag krijgen ze ook een prentje mee naar huis met een tekst erop. Zo geeft de gereformeerde Zondagsschoolvereniging ‘Jachin’ de kinderen plaatjes mee, waarop staat: Uw bescheidenheid zij alle menschen bekend. En op een prentje van een andere serie lezen de kinderen: Christus heeft ons verlost van den vloek der wet, een vloek geworden zijnde voor ons. Daar snappen ze niet veel van. Maar de gekleurde prentjes naast de tekst vinden ze mooi. De uitgevers beijveren zich om steeds mooiere, kleuriger zondagsschoolplaatjes te maken. Men put zich uit om met gouden randjes, engeltjes en bloemen de kinderen te boeien. De bijbeltekst erbij blijft evenwel gehandhaafd. Het verband tussen tekst en plaatje raakt echter langzamerhand zoek. Bij een groen landschapje en een ruikertje kan men dan lezen: Volhardt in het gebed. Een boeketje viooltjes verluchtigt de tekst: De Heere zal Zijn kudde weiden gelijk een herder. En een boerderijtje met een wilg krijgt als bijschrift: De Heere der heirscharen is groot van daad. Uit het Engelse dorpje Westhill dringt een nieuwere aanpak door in het zondagsschoolwerk. ‘Het kind in het midden’, is het devies. We moeten de kinderen niet als kleine volwassenen benaderen. Een Rotterdamse uitgever van zondagsschoolplaatjes wil ook bij de tijd zijn. Hij brengt een serie prentjes op de markt onder de titel ‘Gedenk aan Uwen Schepper’, met kleurige tekeningetjes van kinderspelen. En ook het verband met de tekst heeft hij gepoogd te herstellen. Zo krijgt de plaat van een Marker jongetje, dat zich oefent in het tonlopen de volgende bijbeltekst: Hierin oefen ik mijzelven, om altijd een onergerlijk geweten te hebben bij God en de menschen. Marker kinderen op een priksleetje krijgen de volgende tekst mee: Uw geloof heeft u behouden, ga henen in vrede. En kinderen die blindemannetje spelen, illustreren de tekst: Gij zult Mij zoeken en vinden, wanneer gij naar Mij zult vragen. Maar niet iedereen vindt deze prentjes zo'n fraaie oplossing. ‘'t Is dom, dwaas en ergerlijk’, oordeelt een medewerker van het Gereformeerde weekblad Woord en Geest op 24 februari 1933. 'k Kan begrijpen, dat kinderen deze plaatjes mooi vinden - zij lezen den tekst zonder begrijpen en houden 't aardige plaatje over. Maar dit grof-geforceerde verband merken ouderen wél op. En dan zal dit bij de niet-geloovige ouders spotlust, bij geloovige ouders stellig ergernis wekken. De uitgever vindt het kennelijk bij nader inzien toch ook wat te dwaas. Het | |
[pagina 206]
| |
verband tussen plaatje en tekst wordt in een volgende druk maar weer doorgeknipt. Onder een clubje hoepelende kinderen staat thans: Want daar is niets verborgen, dat niet openbaar zal worden. En het zich in tonlopen oefenende Marker jongetje krijgt als bijschrift: De redenen des Heeren zijn reine redenen. Maar het blijft moeilijk met de zondagsschoolplaatjes... | |
Notities uit een bewogen jaar30 januari. Hitler wordt rijkskanselier in Duitsland. 5 februari. Muiterij op ‘De Zeven Provinciën’. 13 februari. Prof. A. Anema spreekt op een door de NCRV uitgezonden VU-bijeenkomst in de Keizersgrachtkerk te Amsterdam over het fascisme: Het is met name tot de jongere generatie, dat deze nieuwe richting zich wendt, om bij haar bijval te vinden. In Duitschland vindt het nationaal-socialisme zijn geestdriftigste aanhangers juist in de rijen der jongeren en met het Italiaansche fascisme en zijn jeugdbeweging is het niet anders gesteld. 28 februari. De Standaard-koppen roepen: groote brand in het duitsche rijksdaggebouw 1 maart. De Standaard schrijft: Kan één man, een vreemdeling nog wel, dat alles gedaan hebben? Dat klinkt wel zeer onwaarschijnlijk. Voorshands zal men dus wel moeten aannemen dat men hier te doen had met een communistisch complot. En waarom zou men zich daarover moeten verwonderen? Dat de Duitsche regeering met kracht tegen deze communistische terreur zou optreden was te verwachten. We herhalen nog eens wat we reeds herhaaldelijk schreven: oproerige bewegingen in een aangrenzend land plegen bij de grenspalen niet halt te maken. Dat geschiedde in 1918 niet, en dat zal ook nu niet het geval zijn als het in Duitschland begint te barsten. Een gewaarschuwd man geldt voor twee. 11 maart. L.A. Spoor schrijft in De Spiegel: Indien het werkelijk het werk van Hitler en de zijnen geweest zou zijn, dan kunnen we het niet anders dan ploertig noemen, maar overigens is het dan een meesterlijke strategische zet, hoewel natuurlijk volkomen ongeoorloofd. Intussen gelooven wij dit nog niet en nemen vooralsnog aan, dat het de communisten geweest zijn, die er een gedeelte van hun misdadige plannen door ten uitvoer hebben gebracht ... Men zegt dat Duitschland voor de keus stond: een communistische tyrannie óf een dictatuur van Hitler. Is dat zoo, dan mogen wij den uitslag van de verkiezingen een zegen achten. 8 april. Over de in Duitsland uitgebroken jodenvervolgingen schrijft De Spiegel: Duitschland heeft thans een regeering, gebaseerd op geweld en willekeur en het is onbegrijpelijk dat velen in Hitler nog zien den profeet, den redder, den | |
[pagina 207]
| |
nobelen verlosser. Ook in ons land zijn er zoo. Ook onder christenen... Doch het blad wijst er in hetzelfde artikel ook op: In Rusland is de vervolging der christenen veel heviger, dan die der joden in Duitschland. Zeker, ook daartegen is geprotesteerd ... Maar is er zulk een spontane actie geweest, als nu bij de jodenvervolgingen in Duitschland? Ach neen! De ‘wereld’ keurt ook de vervolging der christenen wel af, zeker, maar toch ... En de ‘wereld’ vindt dit tenslotte heel gewoon, vindt het normaler dan een verdrukking der joden, die den Christus kruisigden. 17 april. Grootse herdenking in Delft van de geboorte 400 jaar geleden van Prins Willem van Oranje; 25.000 à 30.000 bezoekers. Spreker o.a. generaal Snijders. Men draagt oranje-blanje-bleu-vlaggetjes en -strikjes. Men zingt: ‘Alle man van Nêêrlands stam’ en ‘Wien Nêêrlands bloed’. Er wordt een ‘vaandelgroet’ gebracht. In het comité van aanbeveling zitten o.a. Colijn, Prof. H. Brugmans, Prof. Geyl, Prof. Gerretson, majoor H. Mathon, Dr. P.H. Ritter Jr., Prof. A.A. van Schelven en Ir. A.A. Mussert.
Advertenties in het programma van de Willem de
Zwijger-herdenking op 27 maart 1933 te Amsterdam weerspiegelen de
geest des tijds.
29 april. J.C. de Koning schrijft in De Spiegel: De dagen die wij thans doorleven, staan voor ons Nederlandsche volk in het teeken van Oranje. Een golf van Oranjeliefde, en dies ook van liefde voor het Vaderland, gaat en ging er over onze vaderlandsche erve. Door alle rangen en standen was er een trilling van echte, spontane, opbruisende geestdrift, waar het gold hulde te betuigen aan de nagedachtenis van den grooten Vader Willem ... Het nationale lied is weer op aller lippen. April. Ds. J.D. Boerkoel schrijft over Hitlers daden na de Rijksdagbrand: Bij het beoordeelen dezer maatregelen mogen we niet vergeten dat ze door het communistisch wroeten zijn uitgelokt ... Een onderzoek leidde tot de | |
[pagina 208]
| |
ontdekking van duivelsche omwentelingsplannen ... Men had de keus tusschen tweeërlei revolutie: die der Sovjetmannen of die der Nazi's. En van die twee kwaden lijkt mij het laatste dan het minst erge, ook al is dit uiterst gevaarlijk, al leidt het tot niet te overziene consequenties ... En toch: als de communistische revolutie was geslaagd, dan zaten thans ook wij midden in de revolutie. De omwenteling der nazi's waait naar ons niet over. Mei. Dr. J. Veldkamp schrijft in Op den Uitkijk over ‘onze’ Joden. Over 't geheel kan men zeggen dat de Nederlandsche Joden lang Orde- en Oranjelievende staatsburgers zijn geweest en ze zijn dat gedeeltelijk ongetwijfeld nog, al valt het te betreuren, dat onder de leiders der revolutionnaire (sociaal-democratische en communistische) partijen het Joodsche element sterk vertegenwoordigd is. Ook zegt men dat de Hebreeërs een grooten invloed hebben op de pers in ons land. Of dit juist is kan ik niet beoordeelen. 't Zon zeker niet onbedenkelijk zijn dat in een Christenland de pers sterk onder den invloed stond van Israëlieten. 't Zou op z'n zachtst gezegd onnatuurlijk wezen en dat is toch nooit goed ... Doch dit alles mag ons niet laten verleiden tot antisemietisme, ook niet onder den invloed van de overheerschende stemming in Duitschland, waarvan er zoo licht iets naar ons overwaait. Er zijn toch ook veel sympathieke Joden ... Het valt ons moeilijk, zoo niet onmogelijk om ons hier een goed oordeel te vormen over wat er daar ginds in Duitschland gebeurt. Zooveel is echter wel gebleken, dat de socialistische en communistische pers hier in de gruwelverhalen, die ze opgedischt heeft over de Jodenvervolging in Duitschland, al even weinig te vertrouwen is, als ze dat was in het geval van ‘De Zeven Provinciën’ ... De revolutionnairen slaan bij ons, in de pers en anderszins een toon aan, die ze in Duitschland zoo langzamerhand wel verleeren, en waarvan duizenden Nederlanders zich hoe langer hoe ernstiger afvragen of dit ook bij ons nu werkelijk maar steeds moet worden geduld ... We roepen ach en wee over wat er bij onze Oosterburen tegen de Joden gedaan wordt, maar in ons eigen land wordt er door revolutionnaire elementen veel erger tegen Christen-menschen misdreven. Augustus. Ds. W.J.J. Velders brengt in Op den Uitkijk verslag uit van een Rijnreisje. Hij ontmoette er een vrouwelijke theoloog uit Berlijn. Aber Herr Pfarrer, da müssen Sie doch gestehen, dass Hitler ein grosser Mann ist, ein Gottesgeschenk für unser armes Land.’ Zij meende dat wij ons niet goed indenken konden, in welk een situatie Duitschland door de communisten en socialisten en de Joden gekomen was ... Ik kon mij de bewondering en blijdschap van mijn vrouwelijke collega best voorstellen, maar meende toch een paar opmerkingen te moeten maken. Zij gaf toe dat het optreden tegen de Joden in een te snel tempo was gegaan, dat Hitler niet in de aangelegenheden der kerk moest ingrijpen, maar hij was een Christen, want hij droeg altijd het Nieuwe Testament bij zich en leefde uiterst sober. Ik noemde een paar andere kenmerken voor het ‘Christen’ zijn, maar daar kon zij zich blijkbaar niet goed mede vereenigen. Toch vond zij het aangenaam, dat ik Hitler wist te waardeeren. I augustus. In de nacht van 31 juli wordt in Nederlands-Indië Ir. Soekarno | |
[pagina 209]
| |
gearresteerd wegens het verspreiden van een brochure. In Brits-Indië wordt Ghandi gearresteerd omdat hij zich niet wil onthouden van politieke activiteit. Augustus. Ds. J.D. Boerkoel geeft zijn oordeel over de Duitse Jodenvervolgingen: Hitler kan in zijn bouwwerk geen steenen gebruiken van niet-Duitsch fabrikaat. Nu moet men m.i. nooit bij een objectieve beoordeeling van zijn optreden vergeten, dat de Joden altijd een probleem vormen. Dat probleem wordt weliswaar door Hitlers geweldpolitiek niet opgelost, maar evenmin wordt het opgelost door daartegen te protesteeren. Ik zeg hiermee volstrekt niet, dat er niet geprotesteerd moet worden, ik bedoel enkel den nadruk te leggen op het onloochenbare feit dat er een Jodenvraagstuk is en blijft. Augustus. Dr. J. Veldkamp ziet in Op den Uitkijk grond voor de klacht dat de zwarte fascistenjeugd niet in uniform op straat mag, terwijl de rode AJC-ers dit sinds jaar en dag deden. De rooden hebben lang geparadeerd met hun roode vlaggen en wat dies meer zij ... Wij waren Jan Salie, toen. En toen hebben de muiters van ‘De Zeven Provinciën’ een bom geworpen (ik verspreek me niet), die onze vadsige rust verscheurde. En toen werd er - gezegend zij die dag! - weer door ons volk geroepen om gezag en handhaving van het gezag. En sommigen gingen toen, mede onder invloed van de gebeurtenissen over onze Oostergrenzen, te ver, vooral de jeugd, die altijd - gelukkig! - radicaal pleegt te zijn, en ze meenden fascist te moeten worden en dat door een zwart hemd op straat demonstratief te moeten toonen... Augustus. Het ‘Indische communistische kamerlid’ Roestam Effendi stelt de regering de volgende vraag: Wil de Regeering de redenen mededeelen, die in den nacht van 1 Augustus j.l. geleid hebben tot de arrestatie in Batavia van Ir. Soekarno? Colijn antwoordt: Omdat de Indische Regeering een en ander noodig oordeelde. Effendi vraagt: Is de Regeering bereid die maatregelen te treffen, waardoor onverwijld bovenvermelde repressies worden ongedaan gemaakt? Colijn antwoordt: Neen. In De Spiegel van 19 augustus zegt J.C. de Koning: Korter kan het wel niet, maar breeder hoefde het ook niet. En dat minister Colijn in deze bondige beantwoording naar het hart van het overgroote deel van ons volk gesproken heeft, is buiten twijfel. 9 september. Massaal is de huldiging van Koningin Wilhelmina bij haar 35-jarig regeringsjubileum. Ds. A.G.H. van Hoogenhuyze spreekt de jubilerende vorstin toe: Een eenig, partijloos juichend volk heeft zich heden in het Amsterdamsche stadion vereenigd om aan Uw Majesteit een nationale hulde te brengen. In De Spiegel jubelt ook J.C. de Koning: Daar waren geen partijen, daar was geen splijtzucht, daar was de éénheid | |
[pagina 210]
| |
van een volk, in eendracht méér, in gloeiende geestdrift zich scharend om den Oranjetroon... 14 oktober. J.C. de Koning schrijft in De Spiegel over het fascisme: De beteekenis van deze beweging is vaak onderschat. Maar de snelle groei toont, dat er, vooral onder de jongeren, een sterke hang is naar het fascisme ... Dit staat vast: met groote woorden, nog minder met schampere opmerkingen, zal het fascisme niet gekeerd worden ... Het is te verstaan dat Duitschland eindelijk het ringelooren moe is. 20 oktober. Een week later schrijft hij in De Spiegel: Het zal zeker bij zeer velen groote voldoening gewekt hebben, dat aan de VARA het uitzenden van de Internationale verboden werd. Ook hier is merkbaar de nieuwe koers, de vaste hand, die het gezag handhaaft. Zoo langzamerhand wordt het duidelijk dat de wind uit een anderen hoek waait. 22 november. Minister Colijn roept bij een interpellatie over de arrestatie van Soekarno: Het vrije Indië, dat deze leiders voor oogen staat, is een communistische republiek. 30 december. Het wordt ambtenaren verboden lid te zijn van de N.S.B. Generaal Snijders (spreker bij de Oranje-bijeenkomst in Delft) acht dit in strijd met recht en waarheid. Achttien hervormde predikanten en een doopsgezinde in Amsterdam zijn dezelfde mening toegedaan in een protest-adres aan de regering. Een van de ondertekenaars is Ds. A.G.H. van Hoogenhuyze (spreker op de Oranje-bijeenkomst in Amsterdam). | |
En verder...... bezoeken 60.000 mensen een NCRV-landdag in Apeldoorn, de grootste samenkomst die tot dusver in de geschiedenis van de ‘christelijke actie’ in ons land werd gehouden.
... schrijft J.J. van der Meulen in Op den Uitkijk: Mede in positief Christelijke kringen is meer en meer het besef doorgedrongen, dat men om het inferieure bioscooptheater het kinotoestel zelve niet buiten de deur behoeft te zetten. ... wordt aan de Vrije Universiteit de volgende stelling vernomen: Die gewoonte in sommige kerke om na afloop van 'n diens, by die deur 'n kollecte te hou, verraai gebrek aan liturgisch besef. |
|