Zeemansliederen(1876)–H.C. Juta– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 37] [p. 37] Schipperslied. Ons bodemtje dobbert en stevent door 't nat, Der schuimende en hobblige zee; Zeer ver achter ons liggen haven en stad, Met vrienden en vrijsters, zoo innig geschat, Zij staarden ons na van de reê, En riepen: 'geluk in het varen,' 'Keer spoedig terug uit de baren,' 'En breng het geluk met u mee!' Kom, Bootsman! wij hijschen de zeilen in top, De wind is ons gunstig en goed; Te spoediger klieven wij 't bruischende sop, En blaast ze de doeken en fokken vol op, Dat geeft ons weer adem en moed; Dan keeren wij zonder gevaren Terug uit de schuimende baren Door 't hoezee! bij den aankomst begroet. [pagina 38] [p. 38] Mijn vader was zeeman, en ik ben het ook Van jongs af aan ben ik aan boord; Ons voedsel is erwten, spek, boonen en look, Ik klauter, kalfaat, en ik zing, en ik rook, Zoo slijten wij 't leventje voort, Gezweept of gewiegd door de baren, Bij kalmte en in bange gevaren; Wij zijn om ons lot niet gestoord. j.th. van rijswijck. m.a. brandts buys. Vorige Volgende