Playboy
De playmates van Playboy mogen in eigen handschrift de lezer vertellen wat zij onder de ‘ideale man’ verstaan. De ideale man van Ellen Soeters, miss mei, moet in de eerste plaats groter zijn dan zijzelf (bovenwijdte 96, taille 66, heupen 96, lengte 1.76 en gewicht 63). Maar ook moet hij een sterk karakter hebben, lief zijn en vooral gevoel voor humor hebben.
Is haar omschrijving van de ‘ideale man’ ook de omschrijving van een playboy? Het antwoord op deze vraag is belangrijk voor het Genootschap Onze Taal, dat in het deze week verschenen juninummer een beschouwing wijdt aan de playboy. Want, zo stelt H. Heestermans, we weten veel, maar we weten het niet allemaal op dezelfde manier. Met andere woorden: wat miss mei een playboy noemt, kan miss juni wel een slome duikelaar vinden.
Heestermans heeft 25 proefpersonen gevraagd aan welke criteria iemand moet voldoen wil hij als playboy betiteld kunnen worden. Iedereen was het erover eens dat een playboy een man moest zijn. ‘Een jonge man’, zeiden de meesten. Maar wat is jong? Kan een knaap van 20 een playboy zijn? ‘Neen’, vonden bijna allen. De leeftijd moet liggen tussen de 30 en de 40. Er was een uitloper naar 50 en één proefpersoon wist zeker dat rond 30 het ideaal was.
Rijk moet de playboy voor vrijwel eenieder zijn. Wederom een rekkelijk begrip. Eén jonge dame was zeer stellig in haar opvatting: een playboy is schatrijk (‘financieel onafhankelijk’), maar hij mocht dat geld nooit zelf verdiend hebben. ‘Zijn vader had het kapitaal vergaard, de zoon draait het er in wellust doorheen.’
De playboy leeft voor zijn genoegens. Voor alle proefpersonen was het veroveren van vrouwen een kenmerk van de playboy. Sommigen dachten bij het woord aan een mediterraan klimaat: palmen, zon, blauwe zee, bruin lichaam. Anderen weer aan het spelen in casino's, het rijden in snelle sportauto's (witte, met open dak). Velen ook aan alcohol. Elegante kledij scoort hoog, evenals ‘knap’.
Heestermans is verbaasd hoezeer de betekenis van persoon tot persoon kan verschillen. Maar ook de woordenboeken zijn niet eensluidend. In De Vreemde Woorden uit 1955 omschrijft Fokko Bos playboy nog als ‘zwierbol’. In de Van Dale (tiende druk, 1976) is een playboy een ‘jonge rijke nietsnut en fat’.
In de elfde druk, uit 1984, gaat de playboy elegant gekleed en is hij verder een ‘knappe, financieel onafhankelijke jongeman, die zijn tijd doorbrengt in het society-leven, met uitgaan en het versieren van vrouwen’. En in de Van Dale van het hedendaags Nederlands is de playboy ‘een bemiddelde, genotzuchtige jongeman’. Maar ook een standaard voor closetrollen.