Utrechtenaar
In NRC Handelsblad hebben briefschrijvers een korte discussie uitgevochten over de betekenis van het woord Utrechtenaar. Aanleiding was het onderschrift bij een foto die een reportage over de Elfstedentocht illustreerde. Het onderschrift luidde: ‘Op de voorgrond de Utrechtenaar Van Kouterik.’
Marcel van Kampenhout uit Hollandsche Rading reageerde als eerste. ‘Om een Nederlandse Kiessling-affaire te vermijden en om Van Kouterik persoonlijk leed te besparen, wijs ik erop dat een inwoner van zowel de stad als de provincie Utrecht een Utrechter is en een gelijkgeslachtelijk georiënteerde heer een Utrechtenaar.’
Volgens hem heeft het te maken met de sodomietenvervolging in de achttiende eeuw, die in Utrecht begon. Hij citeert ter verduidelijking een stelling uit het proefschrift van dr R.J.M. Niessink: ‘Het aantal Utrechtenaren in Amsterdam is beduidend hoger dan dat in de stad Utrecht.’
Een reactie op deze brief bleef niet lang uit. Volgens J. Martens van Vliet uit Utrecht ‘noemen gewone burgers van de oude bisschopsstad zichzelf al vele generaties Utrechtenaren. Zij weten namelijk dat plaatsen met -tricht, -trecht, -drecht, inwoners hebben wier aanduiding op -enaar eindigt.’
De briefschrijver wijst erop dat ‘het rare woord’ Utrechter in Utrecht zelf is ontstaan. G.J. van Heuven Goedhart wilde als hoofdredacteur van het Utrechts Nieuwsblad in de jaren dertig niet dat zijn journalisten het woord Utrechtenaar schreven. ‘Uit overwegingen van zeer misplaatst fatsoen’, aldus J. Martens van Vliet.
In het Bargoens Woordenboek zoekt samensteller drs Enno Endt het meer in de hoogte. ‘De verklaring vanuit de zegswijze hij is van achter de Dom (homoseksueel), waarin deze hoogopstaande toren voor het manlijk geslachtsdeel staat, laat de overige wereldwijsheden als (stellig ongeoorloofde) generalisaties zien.’ Endt noemt ook nog de zegswijzen Van Utrecht zijn en Een Utrechtenaar draagt zijn broek achterstevoren.