De witte Hollanders
De hel, dat zijn de anderen, zei de Franse schrijver Jean-Paul Sartre. L'enfer c'est les autres. Maar met die verwensing ben je er nog niet. De anderen moeten ook een naam krijgen. In de jaren dertig hadden de jonge Britse auteurs Auden, Isherwood en Spender daar een simpele oplossing voor gevonden. De anderen, in hun ogen de Britse burgerluitjes, noemden zij gewoon: The Others.
Elke groep heeft zo haar aanduiding voor buitenstaanders. Zeelui praten over landrotten of zelfs landratten. Joden over een goj en de gojim. En homoseksuelen betitelen de anderen met uil. Dat deden ze althans, je hoort het zelden meer - de anderen zijn viezerikken geworden, of bosneukers, of, heel eenvoudig, hetero's.
Voor de buitenlanders in ons land is een heel arsenaal woorden verzonnen. Scheldwoorden vooral. Voor Turken 142, voor Marokkanen 22 en voor Surinamers en Antillianen 197. Voordat de Turken hier naartoe werden gehaald was Turk al een scheldwoord. Hij ziet er uit als een Turk. Aan de Turken overgeleverd zijn, dat wil zeggen, aldus Van Dale in 1954, slecht behandeld, bedrogen, mishandeld zijn.
Buitenlanders slaat tegenwoordig niet meer op Amerikanen, Duitsers of Fransen, maar vrijwel uitsluitend op die andere vreemdelingen: Spanjaarden, Marokkanen, Turken, Italianen, Grieken, en zelfs Surinamers en Antillianen met een Nederlandse nationaliteit.
In de taal van de overheid heten ze etnisch-culturele minderheden of allochtonen. De gastarbeiders van weleer zijn buitenlandse werknemers geworden en in de landen om ons heen praat men over migranten. Minderheden is een te algemeen woord, want iedereen die in Nederland woont denkt dat hij tot een minderheid behoort. Vraag is hoe de buitenlanders hun anderen noemen? Ons dus. In ieder geval niet autochtonen. Steeds vaker hoor je spreken over de witte Hollanders. In De Groene Amsterdammer stond: ‘Je bent in witte kring veel voorzichtiger, je kunt je Hollandse vriendin toch niet regelrecht racistisch noemen.’ En ook: ‘de witte vrouwenbeweging’.