| |
| |
| |
Ed van Thijn
Lubbers als informateur
Bij de verkiezingen van 26 mei 1981 verloren CDA en VVD hun meerderheid in de Tweede Kamer, zodat een coalitie tussen CDA en PvdA voorde hand lag. Ruud Lubbers en zijn partijgenoot Jan de Koning werden informateur. Na zes weken werd Ed van Thijn, tweede man van de PvdA-fractie, aan het informatieteam toegevoegd. Op 11 september 1981 trad het kabinet-Van Agt/Den Uyl aan. De Koning werd minister van Landbouw en Van Thijn minister van Binnenlandse Zaken. Lubbers bleef fractievoorzitter van het CDA.
Drs Eduard van Thijn (1934) studeerde politieke en sociale wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam. Hij was medewerker van de Wiardi Beekman Stichting, fractievoorzitter van de PvdA in de Amsterdamse gemeenteraad en vanaf 1967 lid van de Tweede Kamer. Hij speelde een hoofdrol in de formatie van 1977 die niet het verwachte tweede kabinet-Den Uyl opleverde, maar het kabinet Van Agt/Wiegel. Sinds 1983 is Van Thijn burgemeester van Amsterdam.
Van Thijn: ‘Bij het debat over de regeringsverklaring van het kabinet-Den Uyl, eind mei 1973, heb ik Ruud de hand geschud en me voorgesteld. Hij was toen minister van Economische Zaken en ik fractievoorzitter van de PvdA als opvolger van Den Uyl. Ik raakte al heel snel van hem onder de indruk, vooral door zijn optredens op televisie.
| |
| |
‘De Koning houdt het creatieve brein van Lubbers in bedwang’ 1981: de drie informateurs Lubbers, Van Thijn, De Koning
| |
| |
Door de energiecrisis was hij zeer veelvuldig in beeld om ons allemaal uit te nodigen wat zuiniger te zijn. Ik vond dat hij een intellectuele betoogtrant had zonder intellectualistisch te zijn. Hij formuleerde helder, vertrouwenwekkend bijna. Een aardig plaatje voor de camera's. Daar zit de toekomstige leider van de KVP, dacht ik.
Die gedachte leidde tot een interessante confrontatie met Frans Andriessen, voorzitter van de KVP-fractie. Vrij snel na het aantreden van het kabinet-Den Uyl ging ik met een delegatie uit de Tweede Kamer onder leiding van kamervoorzitter Anne Vondeling naar China. Een van de doelstellingen van die reis was een betere verstandhouding te bewerkstelligen tussen de diverse fractievoorzitters.
In het vliegtuig zat ik naast Frans Andriessen en we waren nog maar net opgestegen of ik zei tegen hem: “Zeg, die Lubbers van jullie, die doet het prima. Die gaan jullie zeker flink pousseren bij de volgende verkiezingen?” Andriessen reageerde als door een adder gebeten. Hij was nog maar net als KVP-leider begonnen en nog lang niet van plan plaats te maken voor een ander. Het heeft bijna de hele vlucht naar Peking geduurd voor hij die opmerking te boven was.
Mijn eerste echte persoonlijke contact met Lubbers vond plaats na het debat in de Tweede Kamer over de levering van onderdelen voor de bouw van twee kerncentrales in Zuid-Afrika. Dat speelde in de maanden mei en juni van 1976. In het kamerdebat was ik de woordvoerder van de PvdA en tot ieders verbazing werd ik tijdens mijn betoog, waarin ik meldde dat de PvdA-fractie tegen de levering was, vanaf de ministerstafel fel geïnterrumpeerd door Lubbers. Hij was heel erg boos op mij. Het is al niet gebruikelijk dat je door een minister in de rede wordt gevallen, maar bovendien was zijn woordgebruik heel vinnig. Hij verweet me “arrogantie van de macht”.
Omdat ik absoluut niet begreep waarom hij zo nijdig was, ben ik na het debat op hem toegestapt. “Ik kan je reactie helemaal niet plaatsen. We hebben een zakelijk meningsverschil, dus waarom ben je zo gepikeerd?” Hij: “Omdat ik de indruk had dat de soep door jou niet zo heet gegeten zou worden. Ik dacht dat jullie akkoord zouden gaan met de levering.”
Toen zijn we bij elkaar gaan zitten en hebben we aan de hand
| |
| |
van onze aantekeningen volledig gereconstrueerd hoe het vooroverleg binnenskamers was verlopen. Het resultaat van onze speurtocht bleek buitengewoon pikant. Een paar weken voordat het kabinet de beslissing over de levering moest nemen, had Joop den Uyl het onderwerp aangekaart in het wekelijkse gesprek dat ik op donderdags met hem had: “Ed, ik heb nog een puntje. We staan voor een moeilijke beslissing. RSV verkeert in moeilijkheden, maar maakt met Bredero deel uit van een consortium dat een fantastische order kan krijgen voor twee kerncentrales in Zuid-Afrika.”
Na die mededeling keek Joop me aan met een blik waaruit bleek dat hij aannam dat ik ermee akkoord zou gaan. Voorzichtig vertelde ik hem wat anders: “Joop, je begrijpt toch wel dat het onwaarschijnlijk is dat onze fractie daarmee zal instemmen.” Joop heeft daarna Lubbers gebeld met de mededeling dat de reactie van Van Thijn reuze meeviel. Waarop Lubbers dacht dat hij van de PvdA-fractie het groene licht had gekr egen. Dat zit wel snor, dacht hij.
Ik vond het achteraf beschouwd wel logisch dat Lubbers mij tijdens dat debat een draaikont vond. Uit de vergadering van de ministerraad had Ruud al begrepen dat het helemaal niet simpel lag in onze partij. Alleen Duisenberg en Van der Stoel waren, samen met de zes confessionele ministers, voor levering van die reactorvaten. Vervolgens ging ik op het spreekgestoelte van de Tweede Kamer een heel verhaal tegen levering houden. Hij was des duivels.
Op zijn departement hebben we het uitgepraat. Dat was ook wel nodig, want ik was echt verbaasd dat hij zo fanatiek en fel was. Met name tegen mij persoonlijk. Hij dacht dat ik de zaak vernacheld had. Zo heb ik hem dus persoonlijk leren kennen. We zijn een beetje lachend uit elkaar gegaan. Hoofdschuddend over de miscommunicatie van Den Uyl: “Die Joop toch, we hadden het kunnen weten.”
Desondanks was ik tijdens het kabinet-Den Uyl voor Lubbers de kwaaie pier. Hij was niet een van de progressievelingen in het kabinet en ik was voor hem de verpersoonlijking van de PvdA-kritiek op zijn beleid. Als fractievoorzitter van de PvdA moest ik in de Tweede Kamer voor het tegenwicht zorgen. We stelden ons natuurlijk altijd wat linkser op dan het kabinet.
| |
| |
In de formatie van 1977 werd er met Lubbers een waanzinnig raar spel gespeeld. Hij stond bij Van Agt, die voor het CDA de onderhandelingen leidde, niet hoog aangeschreven. Van Agt wilde Ruud bij voorbeeld niet terug hebben als minister van Economische Zaken. Hij vond dat Lubbers zijn departement niet aankon. Volgens Van Agt liet Lubbers zich oren aannaaien door zijn ambtenaren.
Eerst zou hij helemaal niet in het nieuwe kabinet komen, later zou hij genoegen moeten nemen met Ontwikkelingssamenwerking. Toen Den Uyl uiteindelijk ging formeren kwam Van Agt niet met Lubbers aandragen, maar met Andriessen voor Economische Zaken, een man die nota bene driemaal nee had gezegd tegen het regeerakkoord. Den Uyl wilde om die reden liever weer Lubbers op Economische Zaken.
Die eerste novemberweek in 1977 mislukte de formatie van het tweede kabinet-Den Uyl definitief. Zaterdag 5 november hielden we een congres in Den Haag om het formatieresultaat te bespreken. Ik weet nog goed dat Joop toen een schitterende toespraak hield, waarbij na elke zin het applaus losbarstte. In zijn rede beklaagde Joop zich erover dat hij van Van Agt een man als Andriessen had moeten accepteren, terwijl een geweldige man als Lubbers voor het conservatieve geweld in het CDA had moeten wijken. Voor die woorden kreeg Joop een donderende ovatie en dat zal de positie van Lubbers in zijn eigen partij geen goed hebben gedaan.
Ik klapte ook mee, maar ik stopte al snel. Lubbers was immers de man die het kabinet op het spel had gezet voor de levering van reactorvaten aan Zuid-Afrika, die met deuren had geslagen omdat er iets aan het minimumloon moest gebeuren, die de Vermogensaanwasdeling niet had willen ondertekenen. Ik kon het hem allemaal wel vergeven, maar om hem nu te bejubelen, dat ging me toch iets te ver.
Tijdens het kabinet-Van Agt hebben we één keer contact gehad. Dat was in november 1978. Lubbers was net Aantjes opgevolgd als fractievoorzitter en ik was vice-fractievoorzitter onder Den Uyl. Vlak voor het debat over de kwestie-Aantjes circuleerde de tekst van de speech die Lubbers zou uitspreken. Daarin zag ik een zin staan die me heel driftig maakte.
De strekking van die passage was dat hij wel begrip had voor
| |
| |
de emoties van Lou de Jong, die immers zijn familie in de oorlog had verloren, maar dat diezelfde emoties wel De Jongs opinie over Aantjes negatief hadden beïnvloed. Ik vond die suggestie van Lubbers zo schandelijk dat ik hem achter het groene gordijn in de vergaderzaal aanklampte en tegen hem zei: “Als je die zin uitspreekt gaan we op de vuist.” Dat heb ik toen letterlijk zo gezegd en ik zou mijn woorden ook hebben waargemaakt. Lubbers heeft die zin toen niet uitgesproken.
Voor dit soort gevoeligheden, die met de oorlog en met joden te maken hebben, functioneert Ruuds antenne niet. Juist omdat hij over het algemeen een perfect gevoel heeft voor de gevoeligheden in de samenleving vallen die kleine schoonheidsfoutjes extra op. Daarom heb ik hem ook het signaal gegeven dat zo'n uitspraak niet kon. Als ik vermoed had dat hij echt iets lelijks bedoelde, had ik hem niet gewaarschuwd.
Ik heb Ruud goed leren kennen toen we in 1981 beiden informateur waren bij de formatie van het tweede kabinet-Van Agt, de coalitie van CDA, PvdA en D66. Er had zich een groot drama afgespeeld in de PvdA-fractie, waarbij Den Uyl en ik voor het eerst tegenover elkaar kwamen te staan en dat ging niet bepaald zachtzinnig. Het ging over het aanvaarden van Van Agt als premier. Ik vond Van Agt als minister-president te gek voor woorden. Ook uit oogpunt van politieke zuiverheid. Maar Den Uyl en de meerderheid van de fractie lieten me zakken. Dat heb ik toen als een dieptepunt in onze relatie beschouwd.
Wim Meijer heeft toen voorgesteld dat de PvdA een eigen informateur moest hebben naast Jan de Koning en Ruud Lubbers, zodat we een meer gelijkwaardige behandeling zouden krijgen in de slotfase van de informatie. Joop opende daarop de oude archiefkast met allerlei klinkende namen van buitenstaanders, maar Wim Meijer zei toen: “Dat is belachelijk. Lubbers en De Koning komen toch ook gewoon uit de CDA-fractie? Waarom kan Ed geen informateur worden?” Joop is daar toen mee akkoord gegaan en zo werd ik na een nieuwe adviesronde door de koningin benoemd en toegevoegd aan het informatieduo Lubbers en De Koning, dat al zes weken bezig was.
Die twee waren aanvankelijk helemaal niet blij met mijn komst, maar binnen de kortste keren ontstond een hoge mate van saamhorigheid en we hebben samen vreselijk veel meegemaakt.
| |
| |
Ik heb toen een grenzeloze bewondering voor Lubbers gekregen. Hij werd als oud vuil door zijn eigen fractie behandeld. Niet alleen door Dries van Agt, maar vooral door de rechtervleugel van de fractie, Van Dijk voorop.
Het ging er echt gemeen aan toe. In een onaangename sfeer verwees de fractie Lubbers' voorstellen bij herhaling naar de prullenbak. Van Agt schakelde iedereen in. De directeur van het Centraal Planbureau was heel kritisch overliet regeerakkoord. En ook Kremers, de Limburgse commissaris van de koningin die later met mij de formatie voortzette, was niet enthousiast. Zodra hij de bebouwde kom van Den Haag binnenreed, sprak hij over het regeerakkoord als “een bord spaghetti”.
Wat Lubbers zich als informateur heeft moeten laten welgevallen weet niemand. De boodschappen die hij kreeg, de telefoontjes die kwamen, mensen die onverwacht kwamen binnenvallen. Hij werd door zijn eigen mensen met het grootst mogelijke wantrouwen bejegend. Eigenlijk werd hij nauwelijks serieus genomen. Ik vroeg me af hoe iemand dat allemaal kon absorberen.
We gingen toen elke avond naar dezelfde chinees, Golden Valley, de slechtste chinees van West-Europa en dat wekenlang, soms met z'n drieën, soms met z'n tweeën. Zo ontstond een goede verstandhouding, waarbij we elkaar natuurlijk wel goed in de gaten hielden. Lubbers liet nooit het achterste van zijn tong zien. Hij is heel ondoorgrondelijk, sfinxachtig. Ook in kleine gezelschappen moet je hem aanvoelen wil er contact ontstaan.
In Golden Valley heb ik hem gevraagd hoe hij die kritiek van zijn fractie kon weerstaan en toen maakte hij met zijn hand een gebaar ter hoogte van zijn borst dat moest uitdrukken dat hij nog genoeg plaats had om het allemaal op te stapelen. Toen zag ik in één klap dat hij zijn koers had uitgestippeld. “Ik accepteer het allemaal, wat mijn tijd komt nog.” Dat heeft hij nooit zo letterlijk gezegd, maar ik voelde dat aan. Hij zou met zijn geweldige incasseringsvermogen over de langste adem beschikken.
Ik zal nooit vergeten dat, toen ik later met Kremers het kabinet formeerde, Van Agt de mensen die Lubbers het hardst hadden gepakt het eerst in zijn kabinet hees. Dat ging als volgt. Van Agt zou kandidaten leveren en Jan de Koning zou een voorkeursbehandeling krijgen, in de tijd althans, want die moest voor een werkbezoek naar Afrika, waar hij zich erg op had verheugd na die
| |
| |
hele formatie. Hij zou daarom als eerste bij Kremers en mij komen.
Het was vrijdagavond 7 augustus een uur of halfnegen. Het hele Binnenhof was uitgestorven. Dat De Koning minister van Ontwikkelingssamenwerking zou worden had totaal geen nieuwswaarde, dat was algemeen bekend. Het was zijn eigen voorkeur, dus daar was niemand in geïnteresseerd.
Op het afgesproken uur meldde De Koning zich echter niet. Na een halfuur nog niet en na drie kwartier belde Kremers naar Van Agt in het Catshuis om te horen hoe het ermee stond. We moesten ons geen zorgen maken, zei Van Agt: “Jan is onderweg.”
Toen De Koning even later inderdaad bij ons was, vroeg ik hem wat hij van het regeerakkoord vond. Dat had hij zelf grotendeels geschreven, maar ik moest hem de vraag toch stellen. “Tja,” zei De Koning met die bekende humor van hem, “ik vind het regeerakkoord wel aardig, maar er staat zo weinig over landbouw in.” We vielen van ons stoel van verbazing. Bleek dat hij door Van Agt was gestuurd om minister van Landbouw te worden. Ontwikkelingssamenwerking mocht hij niet hebben, daar zou zo meteen een ander voor komen. De Koning baalde natuurlijk als een stier, maar hij gaf geen krimp.
Even later kwam meneer Van Dijk binnen: “Ik kom voor Ontwikkelingssamenwerking.” Van Dijk had tot drie keer toe de sociaal-economische paragraaf van het regeerakkoord aan flarden geschoten dus vroeg ik hem of hij nog voorbehouden had. “Nou nee, eigenlijk niet. Ik was het inderdaad niet eens met het sociaal-economisch hoofdstuk, maar ik ga Ontwikkelingssamenwerking doen dus daar krijg ik weinig mee te maken.” “Maar er is toch wel een samenhang,” riep ik nog verbijsterd. Maar het deed er niet meer toe. Van Agt had zijn keuze gemaakt.
Van Agt en Lubbers hadden een buitengewoon moeizame relatie. Het is te simpel om het alleen te zien als een natuurlijk competitie. Het zijn vooral twee totaal verschillende karakters. Van Agt heeft twee eigenschappen die buitengewoon slecht zijn voor de politieke democratie. In de eerste plaats heeft hij een gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel. Hij verschijnt gewoon niet op een afspraak of stapt plotseling op, zoals hij heeft gedaan als commissaris van de koningin in Noord-Brabant, ik noem maar iets. Hij is grillig, geen man van de klok.
| |
| |
In de tweede plaats denkt hij zonder veel argumenten dingen te kunnen oplossen door de positie die hij bekleedt. Door een mooie volzin voor de televisie, in het parlement of in de ministerraad. Lubbers daarentegen heeft ontzettend veel verantwoordelijkheidsgevoel. Hij begint 's morgens heel vroeg en gaat tot na middernacht door. Een keiharde werker, die alles tot in de kleinste details wil weten.
Anders dan Van Agt zoekt Lubbers het debat op. De relatie tussen Van Agt en Den Uyl in het parlement en tussen Lubbers en Den Uyl is een verschil van dag en nacht. Van Agt negeerde Den Uyl in het debat en Den Uyl wist daar eigenlijk geen raad mee, die reageerde met een overkill aan kritiek. Er is toen zelden een inhoudelijk debat geweest. Lubbers gaat daarentegen voor de volle honderd procent in op de bezwaren die zijn tegenstanders geven. Hij slooft zich uit om op alle mogelijk manieren beelden te corrigeren, zaken uiteen te zetten. Hij heeft met andere woorden een groot respect voor het parlement. Van Agt ontbeerde dat.
Den Uyl heeft zelf in een van zijn laatste interviews gezegd dat Lubbers niet discussieert. Hij geeft volgens Den Uyl slechts toelichting en gaat de dialoog uit de weg. Maar met die waarneming ben ik het niet eens. Ik ben enige tijd columnist geweest van Het Parool en een van mijn eerste stukjes ging over de regeringsverklaring van het eerste kabinet-Lubbers. Mijn conclusie was dat er na Van Agt eindelijk weer gediscussieerd werd. Direct al, vanaf de eerste dag. Ik vond het een verademing.
De wrijvingen tussen Lubbers en Van Agt zijn wel te verklaren. Toen Lubbers fractievoorzitter was, van 1978 tot 1982, bestookte hij premier Van Agt met aanwijzingen en briefjes: de fractie wil dit, de fractie wil dat. Je had toen ook nog de loyalisten die door Lubbers afgedekt werden.
Er is dat befaamde incident, toen tijdens een kabinetsvergadering een bode een briefje van Lubbers binnenbracht. Ik heb horen vertellen dat Van Agt het briefje in ontvangst nam en het vervolgens - ten overstaan van de voltallige ministerraad - verscheurde. “Daar heb je weer zo'n vodje van mijn fractievoorzitter,” sprak hij tot zijn collega's.
Er is nog een pikant detail dat in de geschiedschrijving over
| |
| |
de formatie van 1981 nog nauwelijks is opgemerkt. Voor ik aan het formatieteam werd toegevoegd, nog vóór duidelijk was dat Van Agt de nieuwe premier zou worden, hebben Lubbers en De Koning een kabinet voorgesteld waarvan de namen nog niet waren ingevuld, maar waarvan de minister-president van CDA-huize was en de PvdA de vice-premier zou leveren, die tevens minister van Binnenlandse Zaken zou zijn.
Dat is door ons toen vertaald als een poging om Den Uyl uit het kabinet te houden en daarom hebben we het afgewezen. Maar voor Lubbers en De Koning was het ook een manier om Van Agt uit dat kabinet te kunnen weren. Den Uyl en Van Agt zouden immers of allebei in het kabinet zitten of allebei niet. Dat opzetje van de twee CDA-informateurs is echter mislukt.
Lubbers en De Koning vormen nog steeds een bijzonder koppel. De Koning is de afstandelijke, nuchtere knopendoorhakker. Hij duikt niet zo diep in de dossiers, maar tekent wel de contouren. Lubbers is de man die associeert, voortdurend bezig is en voorstellen produceert. De Koning is de man van de grote lijn en zeer besluitvaardig. Hij is degene die het creatieve brein van Lubbers in bedwang houdt.
Lubbers heeft zo'n man als De Koning nodig, want Ruud is een schaker die de stukken aanraakt en dat kan niet als je het spel wil winnen. Een schaker moet eerst in zijn hoofd alle combinaties tegen elkaar afwegen, dan de beslissing nemen en dan pas zetten. Maar Lubbers is zo rusteloos dat hij die combinaties al op het bord wil uitvoeren.
De Koning functioneert als secondant. Hij geeft signalen, zodat Lubbers weet welke stukken hij niet moet aanraken en welke zet goede kansen biedt. De Koning heeft als secondant een remmende en sturende invloed op Lubbers. Maar hij moet ook het vuile werk voor hem verrichten. Bij voorbeeld door af en toe onaardige voorstellen te lanceren om te kijken hoe de samenleving erop reageert. Zoals de secondant 's nachts studeert op de afgebroken partij opdat de grootmeester de volgende dag weet welke mogelijkheden er zijn.
Langzamerhand is Lubbers voldoende gepokt en gemazeld en kan hij het misschien zonder De Koning. Hij is immers een uitzonderlijk politiek talent, al is hij dan springerig en bemoeizuchtig. Hij kan heel moeilijk delegeren naar zijn vakministers.
| |
| |
Wat dat betreft lijkt hij enorm op Den Uyl. Hij kan dezelfde irritatie als Den Uyl opwekken bij de ministersploeg. Hij is zowel een strateeg, tacticus, debater en een niet-debater op beslissende momenten. In het grote televisiedebat vlak voor de verkiezingen van 1986 won hij negen zetels door niets te zeggen.
Dat korte kabinetje van Van Agt/Den Uyl is een schok geweest voor De Koning en Lubbers. Ik weet zeker dat zij met de PvdA een coalitie voor de lange termijn wilden. Niet omdat ze de PvdA zo'n sympathieke partij vonden - voor hen is het allemaal lood om oud ijzer - maar wel omdat ze dachten met de PvdA de sanering van de collectieve sector te kunnen bewerkstelligen. Met de PvdA zou het kabinet beter in staat zijn de vakbeweging in bedwang te houden.
Maar de relatie met de vakbeweging was onder het kabinet-Van Agt/Den Uyl slechter dan ooit. De FNV ging tekeer tegen Den Uyl op het departement van Sociale Zaken. Lubbers en De Koning hebben daaruit een les getrokken en het experiment in 1982 niet meer herhaald. In 1986 trouwens ook niet. De Koning heeft het me wel eens verteld. “Een kabinet zonder PvdA heeft een betere verstandhouding met de vakbeweging dan een kabinet met de PvdA.”
Ik geloof dat tijdens het tweede kabinet-Lubbers bij hetzelfde duo de wens is opgekomen het weer eens met de PvdA te proberen. Lubbers is een beetje uitgekeken op de VVD omdat met name de VVD-fractie een zwakke schakel is bij het zoeken van antwoorden op de grote vragen van de jaren negentig. Dan denk ik vooral aan het milieu en het bestrijden van de werkloosheid. Lubbers ziet bovendien dat je het land niet eindeloos kan regeren zonder een grote partij als de PvdA.
In zijn eigen kabinet is hij een progressief buitenbeentje. Dat is misschien een groot woord. Maar het is een mirakel dat na zeven jaar Lubbers de PvdA geen persoonlijke blokkade tegen hem heeft opgeworpen, zoals eerder tegen Van Agt. Terwijl het kabinet-Lubbers nota bene veel ingrijpender in de verzorgingsstaat heeft huisgehouden dan het kabinet-Van Agt.
Dat zijn kabinet in mei 1989 is gevallen, heeft hij als meesterschaker niet helemaal aan het toeval overgelaten. Het had drie maanden later kunnen gebeuren of een week eerder, maar dat het zou aflopen was niet helemaal onvoorspelbaar. Ik zeg niet dat hij
| |
| |
er daadwerkelijk de hand in heeft gehad, maar hij heeft het wel laten gebeuren. Zijn grote incasseringsvermogen is zijn machtigste wapen.
Natuurlijk was het Voorhoeve die uiteindelijk het kabinet ten val heeft gebracht. Dat was behoorlijk stom van hem, maar ook heel verfrissend. Ze hebben het zwartepieten nagelaten. Als je alle kabinetscrises van na de oorlog nagaat, is nooit helemaal helder wie nou de schuld heeft.
Het gaat ook op voor de val van het kabinet-Van Agt/Den Uyl, waar ik zelf bij betrokken was. Onze lezing is dat Van Agt ons kwijt wilde en het hele kabinet niet zag zitten en aanstuurde op vervroegde verkiezingen. Maar de lezing van het CDA is dat de PvdA de bezuinigingen niet wilde steunen en dat Max van den Berg, de voorzitter van de PvdA, had geroepen dat het kabinet voor hem niet meer hoefde. Zo blijft bij elke kabinetscrisis wat te gissen en te raden. Er zijn altijd twee lezingen. Maar iedereen is het erover eens dat de val van Lubbers II veroorzaakt is door Joris Voorhoeve.
Ik heb wel bewondering voor Lubbers, maar het is een totaal ander soort bewondering dan ik voor Den Uyl had. Den Uyl was mijn leermeester, vaktechnisch, maar ook ideologisch. Lubbers is meer het knappe buurjongetje van de overkant, een generatiegenoot. Ik kan vaktechnisch wel waardering voor hem opbrengen, maar inspireren doet hij me niet.
Hij heeft twee blinde vlekken. Van staatsrecht heeft hij helemaal geen kaas gegeten. Na al die jaren niet. Dat bleek al bij de formatie van het tweede kabinet-Van Agt toen we een zogenaamd onaf eindverslag hebben ingediend bij de koningin. Het had niet de formele goedkeuring van het CDA, maar ter wille van de goede zaak, heb ik eraan meegewerkt. Staatsrechtelijk was het allemaal zeer bedenkelijk, pure bluf, maar Lubbers ligt daar niet wakker van.
Uit de Koeweit-affaire blijkt eveneens dat hij het vingertoppengevoel voor de fijne constitutionele verhoudingen mist. Hij had niet zelf die brieven aan Koeweit moeten sturen. Hij heeft zichzelf of zijn bedrijf volgens mij geen seconde willen bevoordelen. Als hij op geld uit was, was hij nooit in de politiek gegaan. Maar hij is wel iemand die overal dwars doorheen breekt, zich overal mee bemoeit als iets hem te lang duurt en er vervolgens
| |
| |
geen seconde aan denkt dat het staatsrechtelijk zuiverder is om afstand te bewaren.
Op zulke dingen kan je hem vaak betrappen. Bestuurlijke constitutionele fijnzinnigheid zegt De Koning ook helemaal niets, dus die kan hem daarin ook niet afremmen. Het referentiekader van De Koning is erg agrarisch. Zolang de appels maar van de appelboom vallen en de peren van de pereboom, kan volgens hem alles.
Voor het feitelijk functioneren van het overheidsapparaat heeft Lubbers eveneens een blinde vlek. Het is onbegrijpelijk dat in een tijd waarin de overheidsuitgaven moesten worden teruggedrongen, de gigantische bureaucratie van de rijksoverheid vrij spel heeft gehouden. Het klimaat was gunstig vooreen forse reorganisatie van de rijksdienst, maar twee kabinetten-Lubbers hebben het niet voor elkaar gekregen. Lubbers bemoeit zich altijd overal mee, maar uitgerekend dit punt heeft hij laten lopen. Gewoon omdat het hem geen bal interesseert.
Ik vind het een grote misser, want de overheidsuitgaven zullen hierdoor binnen de kortste keren weer oplopen. Lubbers ziet onvoldoende de samenhang tussen economisch beleid en ambtelijke werkelijkheid. De departementen overschrijden iedere keer weer de begroting en zijn dus in feite blindgangers die door de politiek nauwelijks te controleren zijn. Na zeven jaar Lubberiaanse ideologie van een terugtredende overheid, zijn wel de financiën teruggedrongen maar niet de bureaucratie. Die zal binnen de kortste keren weer de vleugels uitslaan.
Lubbers en ik lopen de deur niet plat bij elkaar, maar als we bellen is het menens, dan wordt er over en weer werk van gemaakt. Als ik hem over een bepaalde zaak bel, dan weet hij dat ik dat zó weinig doe, dat het wel iets belangrijks moet zijn. En omgekeerd geldt dat natuurlijk ook, want hij heeft mij ook wel eens nodig als burgemeester van de grootste stad. Soms vraagt hij me dan op een buitengewoon vroeg ontbijtuur naar Den Haag te komen. Halfacht of zo. Je verwacht dan een ontbijtvergadering, maar de ochtendboterham heeft hij dan allang achter de kiezen.
We hebben een vriendschappelijke relatie, maar die hoeft zich niet iedere dag te uiten. Vriendschappen lijden niet onder het feit dat je elkaar maar weinig ziet. We praten misschien vier keer per jaar wat langer met elkaar, maar we zien elkaar natuurlijk razend veel bij alle mogelijke officiële gelegenheden.
| |
| |
Half april 1989, toen iedereen over de dreigende crisis in Den Haag sprak, bracht de Griekse president Sartzetakis een staatsbezoek aan Nederland. Uiteraard was er een officieel diner in het Koninklijk Paleis op de Dam. Tijdens het digestief hebben Ruud en ik een ommetje gemaakt in de hal. Alle ogen waren op ons gericht. Ik zag De Korte denken: die zijn bezig het volgende kabinet samen te stellen.
Zo'n officieel bezoek is een ramp voor hem. Hij heeft helemaal geen tiju en geen zin om uren en uren aan een staatsdiner te zitten. Zeker niet tijdens een crisisdreiging. Daarom glipte hij weg om met mij dat rondje te lopen. “Hoe gaat het? Is het waar wat de kranten schrijven?” vroeg ik hem tijdens ons wandelingetje. Hij keek me lachend aan en antwoordde: “Ed, waar is de dichtstbijzijnde deur naar buiten?”’
|
|