| |
| |
| |
Kees Nieuwenhuizen
Lubbers en de schippers
Van moederskant komt Lubbers uit de wereld van de binnenschippers. Zijn moeder Wilhelmine Karoline van Laack is in Duitsland geboren en behoort tot een familie die gedurende vele generaties de Rijn en de Maas bevaart. De naam Van Laack is een begrip op de waterwegen van West-Europa, waar Ruuds moeder bekend staat als “Mina”.
Sinds zijn kinderjaren heeft Lubbers een zwak voor de binnenvaart. Hij volgde zijn vader op als bestuurder in enkele organisaties van binnenschippers. Een van zijn medebestuurders in het katholieke schipperswerk was in de periode van 1963 tot 1973 de priester Kees Nieuwenhuizen.
Als aalmoezenier van de schippers kent Nieuwenhuizen de families Lubbers en Van Laack van dichtbij. Hij had nauw contact met Ruuds vader Paul Lubbers en hij kent Ruud vanaf diens tienertijd. Cornelis Nieuwenhuizen (1924) is sinds 1953 verbonden aan het Katholiek Sociaal-Cultureel Centrum (KSCC), een landelijke katholieke welzijnsorganisatie voor varenden, met de hoofdzetel in Rotterdam. Hij verzorgt het KSCC-blad Volaan ... Vooruit en heeft een wekelijkse radio-rubriek Scheepspraat bij de KRO.
Nieuwenhuizen: ‘Ruud Lubbers raakte gefascineerd door het schippersleven toen hij als jongetje op vakanties meevoer met
| |
| |
‘Hij hield van nieuwe dingen, brak met tradities’ 1989: Ruud Lubbers, Kees Nieuwenhuizen, L. Neefjes-Dekker
| |
| |
zijn ooms en tantes, neven en nichten. Die haalden natuurlijk allerlei grappen uit met zo'n jongen van de wal. Tijdens een vakantietripje werd hij met een bootje om boodschappen naar Gunsiet gestuurd. “Op elke kade verwezen de schippers me steevast naar de overkant als ik vroeg waar dat onbekende plaatsje lag,” herinnerde Ruud zich later. “Zo heb ik al vroeg ervaren,” vertelde hij verder, “wat een onhandig baasje ik was. Maar ik ben op die manier als stadsjongen wel geijkt naar de basis.”
Ruuds moeder, Mina van Laack, is in 1903 op een schip geboren in Ruhrort, de grootste Duitse binnenhaven, bij Duisburg. Voor hetzelfde geld had ze stroomafwaarts in Nederland geboren kunnen worden, maar zo gaat dat nu eenmaal op het water.
De familie Van Laack, van huis uit Duitsers, bestond uit eenvoudige mensen. Ze komen uit Grieth, een dorpje langs de Rijn vlak bij Kalkar, net over de Nederlandse grens. De grootvader van Mina was daar molenaar en boer. Haar vader was molenaarsknecht en als bijverdienste had hij jagen: met een paard trok hij langs het jaagpad schepen door de bocht in de Rijn. Zo kreeg hij belangstelling voor het varen. Hij werd matroos en later zelfstandig schipper.
Om zijn eerste schip te kunnen kopen, kreeg de vader van Mina geld van zijn oom Richard van Laack. Uit dankbaarheid voor zijn geldschieter noemde hij zijn schip Richard. Later volgde nog de Richard II, de Richard III en zo verder. De familie had op den duur twintig schepen. De naam Richard is later ook in de familie Lubbers terechtgekomen. Ruuds oudste broer heet zo.
Net als veel Duitse schippersfamilies die op de Rijn voeren, namen de Van Laacks later de Nederlandse nationaliteit aan. Daar was een of andere fiscale reden voor. De familie is nu helemaal vernederlandst. Eén Van Laak, Karel, heeft voor de KVP in de Tweede Kamer gezeten. Leo van Laak, een achterneef van Ruud, was actieleider van de schippersblokkade van 1975. Alleen de c in Van Laack, die sommigen in hun achternaam hebben gehouden, herinnert nog aan de Duitse afkomst.
Mina heeft Paul Lubbers leren kennen voor de Steigerse kerk in Rotterdam. Het was gebruikelijk dat de kerkgangers elkaar na de mis opzochten en nieuwe kennissen maakten. Toen Mina in 1932 met Paul trouwde, bracht ze een van de familieschepen, de
| |
| |
Richard III, mee. Door zijn vrouw raakte Paul geïnteresseerd in de scheepvaart. Er werden meer schepen gekocht, zoals de Mozart en de Mercurius. Ook heeft Paul in zijn fabriek Hollandia zelf een schip gebouwd, de Richard X, toen er weinig werk was om de mensen aan de gang te houden. In oorlogstijd was er al eens een nieuw vlak onder een oud schip, de Pax, gelegd.
Vader Lubbers was een intelligente ondernemer die zelf van klein groot was geworden en mensen die hij vertrouwde een kans gaf zich net zo op te werken. Hij nam bij voorbeeld zetschippers aan uit de familie of van daarbuiten, die hij een schip gaf. Door te varen konden ze zelf dat schip verdienen en eigenaar worden. Vader Lubbers durfde dat risico aan.
Al dan niet met anderen heeft vader Lubbers de vloot uitgebreid met de Beatrix, de Gerard Paul, de Gerard Reinier, de Erna Maria en de Carla Maria. Alleen de laatste twee schepen zijn nog eigendom van de familie Lubbers. De aandelen zijn ondergebracht in de Riviervaartmaatschappij Richard III BV, genoemd naar het schip dat Mina meenam bij haar huwelijk.
Paul zou je dus een kleine reder kunnen noemen. Op een gegeven moment had hij zelfs een coaster varen, de Olive, om de kapitein, John Wiegman, te helpen zelf eigenaar te worden. Dat is ook gelukt.
Samen met de families Holthuizen en Van Laack had de familie Lubbers de Onderlinge Verzekeringsmaatschappij Fortuna opgericht. Er werd een strenge selectie toegepast voor wie lid wilde worden, want men kwam voor elkaar op als er financiële problemen waren. Voor calamiteiten waren ze herverzekerd. Paul Lubbers was mede-oprichter en bestuurder. Toen hij in 1963 overleed, nam Ruud het van hem over. Hij is nog jaren secretaris geweest.
Paul Lubbers was een self-made man. Hij had alleen maar lagere school en heeft pas later, toen hij bij een bank ging werken, avond-mulo gedaan. Veel en hard werken is een karaktertrek die Ruud van zijn vader heeft. Vader Lubbers kon geweldig aanpakken. Hij had een gezin van negen kinderen. Er woonde ook nog een zus van zijn vrouw in huis, tante Erna, die als kleuter kinderverlamming had gehad en tot haar overlijden bij het gezin heeft gewoond. 's Maandags stond Paul om vier uur op en bracht hij de was aan de kook voor hij naar zijn werk ging.
| |
| |
Hij stond bekend als een sociaal voelend mens. Ook zijn personeel bij Hollandia probeerde hij vooruit te krijgen. In de tijd dat de KVP - waar Paul Lubbers een vurig aanhanger van was - de bezitsvorming als beste spaarvorm propageerde, bevorderde vader Lubbers dat zijn werknemers in Krimpen aan den IJssel een eigen huis konden krijgen. Nog hoor je, als je wel eens mensen spreekt die bij Hollandia Kloos werken, dat de firma een uitstekend personeelsbeleid heeft. Vader Lubbers is daarin voorgegaan. De zonen hebben dat voortgezet.
“Zijn leven was werken,” hebben zijn vrouw en kinderen op zijn graf op de katholieke begraafplaats Crooswijk in Rotterdam laten zetten. Ik was bij de begrafenis, in november 1963. Hij is tweeënzestig geworden. Ruud was zichtbaar eindeloos verdrietig om het overlijden van zijn vader van wie hij geweldig veel hield. Op het begraafplaats ging hij op een verhoging staan om een toespraakje te houden. “Een groot mens is van ons heengegaan,” waren zijn eerste woorden.
Hoewel Ruud niet de oudste zoon was, lag het eigenlijk erg voor de hand dat hij bij de begrafenis van zijn vader het woord voerde. Hij was vierentwintig jaar en qua persoonlijkheid was hij toen al boven komen drijven.
Ruud had ook het bidprentje gemaakt, een plaatje ter nagedachtenis aan de overledene met een foto op de ene kant en een levensbeschrijving op de andere kant. “Een onvergetelijke werkkracht kenmerkte zijn leven en stimuleerde allen, die met hem samenwerkten,” had Ruud geschreven. “Leiding gaf hij aan velen. Hij deed dat met zulk een zorgzaamheid dat ieder er voortdurend vertrouwen uit kon putten. Hij zelf steunde daarbij op een groot geloof, dat hem steeds weer de kracht gaf het goede te doen.
Zijn eerlijke houding gaf hem een helder oordeel. Zij, die hem mochten ontmoeten, werden altijd getroffen door zijn warme en diepgaande belangstelling. Zijn liefde voor zijn vrouw was het hechte fundament voor een bloeiend gezin. Moge God hem, die hier op aarde zo oprecht naar zijn geest en woord trachtte te leven, nu als onze voorspreker met zich verenigen.”
De Lubbersen waren vrome mensen, praktizerende katholieken. Als er een nieuw schip in de vaart kwam, mocht ik dat dikwijls inzegenen en Ruud was daar meestal bij. Vanuit de stuurhut zei ik dan: “We gaan nu een nieuw werk beginnen en we
| |
| |
vragen Gods zegen over deze nieuwe onderneming.” En dan maakte ik al of niet met wijwater een groot kruis.
Sommige schippers houden die inzegening een beetje stil. Die gaan pas een dag later proefvaren met hun gasten, zonder de pastoor. Maar de familie Lubbers was er heel openlijk in. Ze verborgen bepaald niet dat ze katholiek waren. Ik ging altijd mee om wat te drinken op het schip.
Ruud Lubbers is altijd kerkelijk gebleven. Ik zie hem nog wel eens in de kerk zitten, aan de Hoflaan, in de buurt van zijn huis in Kralingen. Hij doet aan alles mee. Hij is een normaal praktizerende katholiek.
Toen vader Lubbers was overleden, hebben we Ruud gevraagd de bestuurstaken van zijn vader in het katholieke schipperswerk over te nemen. We hebben daarbij een beetje gezinspeeld op zijn liefde voor zijn vader. Tot onze vreugde stemde hij toe.
Wie vader Paul Lubbers gekend heeft, herkent hem in zijn zoon. Ruud was uiterst correct en economisch in het gebruik van zijn tijd bij onze bestuursvergaderingen. Net als Paul kwam hij altijd om vijf voor acht binnen en dan voelde je dat hij van de anderen verwachtte dat die niet twee minuten over acht kwamen aanzetten. Je geneerde je als je dat overkwam.
Hij had zich altijd enorm goed voorbereid, hoe onbenullig die vergaderingen van ons soms ook waren. En als de agenda in een halfuur afgewerkt kon worden, had hij dat het liefst. Daarna vertrok hij ook meteen weer. Dat was voor sommige mensen wel eens ongezellig, want die beschouwden de vergadering niet alleen als zaken doen, maar ook als een gezellige ontmoeting. Maar Ruud Lubbers bleef nooit om nog een babbeltje te maken.
Typerend voor hem was dat hij een paar dagen later nog even belde om te vragen hoe het ermee stond en of de besluiten die we hadden genomen al werden uitgevoerd. Hij hield de zaken altijd goed in de gaten.
Ruud Lubbers was lid van de Rooms-Katholieke Schoolvereniging Sint Nicolaas, genoemd naar de patroon van de schippers, lid van het bestuur van de Stichting Katholieke Dagnijverheidsschool voor de Scheepvaart en als zodanig was hij afgevaardigde in het stichtingsbestuur van het KOF, het Koninklijk Onderwijsfonds voor de Scheepvaart.
Die clubs waren opgericht om het onderwijs aan schipperskin- | |
| |
deren te bevorderen, want naar school gaan is een probleem als je aan boord van een schip woont. Ik heb de tijd nog meegemaakt dat er schipperskinderen waren die helemaal geen onderwijs kregen. Die stichtingen waren er ook voor om ouders die het internaatsgeld niet zelf konden betalen financieel bij te staan.
Eigenlijk deed Ruud Lubbers bij ons in het klein wat hij later in het groot is gaan doen. Het ligt in zijn aard om samen met andere mensen voor een sociaal doel een klus op te knappen en tot een goed einde te brengen. Hij is zakelijk, maar niet in de slechte betekenis van het woord.
In de vereniging Sint Nicolaas heeft Ruud Lubbers geholpen allerlei internaten op te richten. We hadden zelfs een schooltje in Duisburg. In Rotterdam hebben we een pension voor werkende en studerende schippersmeisjes en een internaat voor schipperskinderen opgericht. We hadden een fonds voor internaats- en kostgeld. Er moest met de overheid onderhandeld worden over allerlei subsidies en dergelijke.
We wilden ook een katholieke binnenvaartschool. Daar hebben we ontzettend veel voorbereidingen aan gehad. Er was al een gebouw, maar toen is de overheid een beetje opstandig geworden. Ze wilden dat we een samenwerkingsverband zouden aangaan met de neutrale scholen die al bestonden.
Ruud Lubbers hield wel van nieuwe dingen. We hebben toen met het neutrale Koninklijk Onderwijsfonds voor de Scheepvaart in Amsterdam een overeenkomst gesloten en we zijn in een gezamenlijke stichting gegaan, waarvoor nieuwe statuten werden gemaakt. Die samenwerking was in die tijd een opzienbarende zaak in het confessionele onderwijs.
Samen met Lubbers en de neutrale directeur Willem Lodder van het KOF hebben we personeel geworven voor onze nieuwe school in Rotterdam. Het KOF was gewend om praktijkmensen uit de binnenvaart op hun scholen aan te stellen. Maar onder invloed van Ruud Lubbers moest het KOF bij de keuze van de nieuwe directeur met die traditie breken. Het welzijn van de jongens en de medewerkers op de nieuwe school moest van hem meer nadruk krijgen.
Met de werving van de nieuwe directeur heeft Lubbers zich intensief bemoeid. “We moeten denken aan het bedrijf, de jongens op de school en de gezinnen waar de kandidaten uit komen,”
| |
| |
zei hij. Een zeer geschikte kandidaat viel af, omdat hij ver weg woonde en een gezin met veel kinderen had. “Veronderstel dat ons experiment mislukt,” zei Lubbers. “We kunnen die man, die met zijn hele gezin moet verhuizen en nu een goede baan heeft, dat risico niet laten lopen.” De voorkeur ging uit naar de adjunct-directeur van een meisjesschool die vaderlijke zorg voor kinderen uitstraalde en dat later ook bleek te bezitten.
We werden het er ook over eens dat het marine-accent dat het KOF in zijn scholen legde in de katholieke school werd afgeschaft. Destijds heette de directeur van een KOF-school commandant en de leraren en leerlingen liepen in uniformen. Daar wilden we vanaf en dat is ook gebeurd.
Ook de naamgeving moest duidelijk zijn. De school diende Katholieke Binnenvaartschool te heten. Daarmee werd afgezien van de titel Oranje Nassauschool, hoewel we niets tegen het koningshuis hadden. Integendeel. Maar de naam moest duidelijk en verkoopbaar zijn. De mensen moesten al door de naam weten met wie en wat ze te doen hadden.
Van Ruud Lubbers leerde je veel. Ik had eens een boekje geschreven over de inrichting van internaten. “Over de ideale huisvesting, verzorging en opvoeding van schipperskinderen,” had ik op de kaft geschreven. Maar Lubbers had daar een opmerking over. “Je moet niet over ideaal spreken, maar over optimaal.” Dat heb ik toen veranderd.
Het wijzigen van dat woordje “ideaal” in “optimaal” was typerend. Als ik hem nu aan het werk zie en hij moet tegen zijn zin water in de wijn doen om tot een oplossing te komen, dan is zijn instelling: ik moet een opdracht uitvoeren, ik moet gewoon streven naar wat haalbaar is.
Iedereen in de besturen van al die clubs waarin hij en ik zaten, was verbaasd over de snelheid waarmee Lubbers dingen begreep en de ongelooflijke snelle, wiskunstige manier waarop hij tot oplossingen kwam. Als er een prijs berekend moest worden, van het kostgeld van een internaat bij voorbeeld, dan was Lubbers ons allemaal te snel af. “Dan noemen we dit X en dat Y,” zei hij dan. En dan vermenigvuldigde en deelde hij wat en dan kwam het bedrag eruit. Daar was hij heel handig in.
Lubbers is niet iemand met wie je ruzie maakt. Ik kan me dat gewoon niet voorstellen. Hij zal wel eens iemand de waarheid
| |
| |
zeggen, maar verder is hij uiterst evenwichtig. Hij relativeert ontzettend. Ik denk dat hij ook het economisch nut van ruzie maken afweegt en tot de conclusie komt dat hij er niks mee opschiet. Hij is nauwelijks in staat om op de man te spelen.
Ik denk dat hij de eerste plaats gewoon zijn werk wil doen. Daarom is de val van zijn kabinet in mei 1989 hem ook aan het hart gegaan. Als demissionair minister-president kon hij niet gewoon doorwerken. Hij wilde een goede klus doen. Dat ziet hij als zijn verantwoordelijkheid. En daar hoeft niemand hem voor te prijzen. Zelfs het prijzen relativeert hij.
Je kunt zeggen dat onze schippersclub nog van invloed is geweest op zijn overstap naar de politiek. Een van onze andere bestuursleden was schipper Jan de Bot van het schip de Laurentius. Kort voor de verkiezing van de nieuwe Rijnmondraad in 1970 was er een vergadering van de Rotterdamse KVP in restaurant Engels, vlak bij het Rotterdamse Centraal Station. Lubbers stond achter in de zaal, samen met Jan de Bot. Toen vroeg iemand achter de tafel: “We zoeken nog gegadigden voor de Rijnmondraad.”
Jan de Bot riep: “Hier staat er een. Dat is een zoon van Mina van Laack. Die kan de handen uit de mouwen steken.” Zo is hij de politiek ingerold. Je kunt zeggen dat de politieke loopbaan van Ruud Lubbers het werk is van “de heilige geest,” want dat was de bijnaam van Jan de Bot.
In 1973 was ik met het bestuur van de schippersbond, de Rooms-Katholieke Bond van Reders en Schippers Sint Nicolaas, op bezoek bij de voorzitter, het toenmalige KVP-kamerlid Sjef van Dongen in het Zeeuwsvlaamse Aardenburg, die daar burgemeester was. Daar lazen we in de Volkskrant dat Lubbers waarschijnlijk minister van Economische Zaken zou worden. We dachten dat het onzin was, omdat er zo veel namen werden genoemd. Maar we vonden dat hij het wel zou kunnen, dat hij een heel geschikte kandidaat was.
Toen nog niemand iets wist over de politieke carrière van Lubbers, zaten directeur Willem Lodder van het KOF en ik eens te praten en toen zeiden we tegen elkaar: “Die Ruud Lubbers is een vent die wel eens minister zou kunnen worden. Misschien wel minister-president.” Hij straalde het al uit.
Bij de KRO, waar Ruud Lubbers in de Programma Adviesraad
| |
| |
zat, waren ze op een gegeven moment op zoek naar een nieuwe voorzitter. Ik sprak toevallig een van de directieleden en zei: “Is dat niets voor Ruud Lubbers?” Hij antwoordde: “Nee. Daar zijn wij veel te klein voor. Die man kan veel meer aan.”
Toen hij eenmaal minister was geworden, heeft hij zich met een keurig briefje voor al zijn bijbaantjes bij ons afgemeld. Na 1973 heb ik hem nog wel eens opgebeld en gevraagd of hij een spreekbeurt kon komen houden. Toen zei hij: “Dat kan ik moeilijk weigeren en als je volhoudt kom ik. Maar doe me een lol: ik ben gewoon graag een avond thuis.”
Daarna heb ik hem alleen nog gevraagd voor de opening van een nieuw KSCC-schipperscentrum aan de Waalhaven in Nijmegen. Dat doet hij dan uit sympathie voor de binnenscheepvaart. Hij bleek daar ongelooflijk getapt te zijn bij de schippers. Er kwamen er ongeveer tweeduizend opdagen.
Toen we in het voorjaar van 1989 een nieuwe voorzitter voor het katholieke schipperswerk zochten, heb ik hem gebeld om te vragen of hij eens wilde nadenken. Dat zou hij doen. Zulke contacten hebben we dus nog wel.
De familie is ook nog steeds geïnteresseerd in ons. Mevrouw Mina Lubbers-Van Laack, die aan de Maasboulevard in Rotterdam woont en ondanks haar hoge leeftijd nog steeds autorijdt, heeft in 1977 onze katholieke schippersschool in Mook geopend en Lubbers' vrouw Ria in 1985 ons vernieuwde schippersinternaat Julia in Zwijndrecht. Bij die gelegenheid heeft Ria mij op mijn nummer gezet. Toen zij nog niet getrouwd was, was Ria een van mijn leerlingen op de avond-mulo. Ik heb haar ooit een keer de klas uit moeten sturen. Ria is niet iemand die een blad voor de mond neemt. In haar speech in Zwijndrecht nam ze wraak op me.
Bij mijn veertigjarig priesterjubileum in juni 1989 was Ruud er ook. Hij wil dan niet vooraan in de kerk zitten, maar gewoon tussen de mensen. Voorafgaand aan de receptie in het schipperscentrum aan de Mauritsweg in Rotterdam bleef hij net als de andere gasten braaf op de stoep wachten tot hij naar binnen kon. Een paar schippersjongens hadden hem nog niet in de gaten gehad en zeiden tegen elkaar: “Lubbers komt ook.” “Sterker nog,” zei Lubbers. “Hij is er al.”’
|
|