| |
| |
| |
6 Rijk zijn we op de plantage nooit geworden
Om te herstellen van de pijnlijke en ingrijpende behandeling van haar ziekte, blijft Karen Blixen ruim een jaar bij haar moeder op Rungstedlund wonen. Pas aan het eind van 1920 scheept ze zich met haar broer Thomas in voor de terugreis naar Afrika. Thomas wil onderzoeken of hij zelf in Kenia kan gaan boeren. Ondertussen kan hij zijn zusje en zwager dan een handje helpen op hun plantage.
Als ze in Kenia arriveren heeft Bror, al weer vele maanden aan het werk op de plantage, somber nieuws: de oogst is bijzonder teleurstellend en de vooruitzichten zijn zeer slecht. Het liefst zou hij met de onderneming stoppen, maar daar wil Karen niets van weten. Ook Karens oom Aage Westenholz, president van de Karen Coffee Company, Ltd., komt naar Kenia, dat sinds 1920 als kroonkolonie deel uitmaakt van het Britse koninkrijk.
De oude Westenholz heeft weinig fiducie in de plantage en wil de onderneming verkopen. Karen weet hem echter te vermurwen en op 19 juni 1921 ondertekenen ze beiden een contract waarmee Karen Blixen de leiding over de plantage krijgt. Bror moet zijn functie als manager neerleggen en mag zich niet meer met het reilen en zeilen van de koffieplantage bemoeien. Oom Aage vindt dat zijn nichtje eigenlijk naar een klein hutje moet verhuizen om haar goede wil en spaarzin te tonen, maar deze suggestie weigert de barones op te volgen.
Karen en Bror scheiden in 1922. Bror was vaker niet dan wel op de plantage aanwezig. Koffie noch Karen interesseren hem meer. Hij heeft zich ontwikkeld tot een vooraanstaand jager en verhuurt zich als safarigids aan rijke toeristen. Voorts verdient hij geld met de verkoop van ivoor. Het is
| |
| |
Bror die de scheiding aanvraagt en het is Karen die met tegenzin toestemt. Ze beloven ‘vrienden’ te blijven en de breuk wordt gevierd met een vrolijke lunch in het Norfolk Hotel.
Een paar jaar eerder, april 1918, had Karen Blixen de Britse aristocraat Denys Finch Hatton ontmoet tijdens een diner in de Muthaiga Club. Hij was toen bijna eenendertig jaar oud, zij bijna drieëndertig. ‘Een buitengewoon charmant persoon,’ schreef ze de volgende dag, toen ze zijn naam nog niet kon spellen, aan haar moeder. Een paar dagen later is het weer raak. Na een jachtpartij blijft hij lunchen, dineren en slapen. De volgende dag rijden ze samen naar Nairobi. ‘Ik ben echt treurig dat hij nu weg is.’
Denys Finch Hatton is op 24 april 1887 geboren als tweede zoon van de graaf van Winchilsea. Na Eton en Oxford vertrekt hij belust op avontuur (‘Engeland is te klein’) naar Afrika en belandt hij in 1911 in Kenia. Daar koopt hij land en begint hij te handelen in alles wat hij kan kopen en verkopen. Net als Bror legt hij zich meer en meer toe op de jacht. Hij voelt zich verwant aan nomaden als de Masai en de Somaliërs en weigert zich aan één vrouw te binden.
Wat kleding betreft was hij lichtelijk excentriek. Bij een bruiloft verscheen hij eens in een middeleeuwse jagersjas en zijn schoenen liet hij speciaal in Londen met de hand vervaardigen omdat hij een rechthoekige vorm prefereerde, zoals de sandalen van de Masai. Hij was al vroeg kaal en niemand zag hem buitenshuis ooit zonder hoofdbedekking. Toen hij bij een auto-ongeluk zijn blauwe hoedje kwijtraakte, klopte hij bij het eerste huis aan om een vervanging te vinden. Het kon hem weinig schelen dat alleen een dameshoed beschikbaar was. Door Karen en haar personeel werd hij Bedâr genoemd, de kale.
Bij Karen en andere vrienden probeerde hij vaak ongezien binnen te komen. Dat hij in huis was merkten ze door de muziek die hij had opgezet. Zijn familie in Engeland noch Karen wist wanneer hij - tussen twee safari's - zou komen of wanneer hij weer weg zou gaan. Een keer nam hij het vliegtuig naar Londen omdat hij een bepaalde opera niet wilde
| |
| |
missen. Zonder zijn familie te informeren vloog hij de volgende dag weer terug naar Kenia.
Denys, de muzikaal begaafde en belezen intellectueel, en Bror, de stoere sportman die moeite heeft met spellen, kenden elkaar van feesten in Nairobi enjachtpartijen in de jungle. Ze zijn beiden white hunters, professionele jagers die schatrijke klanten uit Amerika en Europa op hun safari's begeleiden. In 1928 vergezellen ze bijvoorbeeld samen de prins van Wales op zijn Oostafrikaanse jachtexpeditie.
In het begin is het Denys die het echtpaar op de plantage bezoekt. Bror mag in die tijd zijn collega graag introduceren met: ‘Dit is Denys Finch Hatton, mijn vriend... en de minnaar van mijn vrouw.’ Later, na de scheiding in 1922, is het Bror die op visite moet bij Karen en Denys.
Denys Finch Hatton verwerft zich een grote naam als white hunter, maar onderkent reeds in een vroeg stadium de gevaren van de massale jachtpartijen. Met name als aan het eind van de jaren twintig de jachtexpedities niet langer gebruik maken van dragers, maar met auto's het wild achterna gaan. In 1928 schrijft hij over het onderwerp een ingezonden brief naar The Times in Londen en geheel volgens de traditie van het dagblad ontspint zich een heftige discussie onder de lezers van het blad over de noodzaak het wildleven te conserveren.
Het duurde tot 1977 voordat de Keniase regering, die jaarlijks circa zestien miljoen gulden uitgeeft aan de bescherming van het wildleven, het jachtseizoen definitief voor gesloten verklaarde. De vermindering van de wildstand gaat desondanks nog steeds door. Tien jaar geleden, in 1976, waren er nog circa honderdduizend olifanten in Kenia; dat aantal is door het werk van de stropers inmiddels bijna gehalveerd. vijf jaar geleden liepen er in heel Afrika nog vijfenzestigduizend neushoorns rond, nu zijn dat er nog geen vijfduizend, waarvan er vijfhonderdvijftig in Kenia rondstappen. Vier witte neushoorns genieten dag en nacht bewaking.
Een gedeelte van het Masaireservaat, waar Karen Blixen vaak op jacht ging en waar Denys Finch Hatton zijn jachtgezelschap naartoe bracht, is in 1961 door de regering tot be- | |
| |
schermd safaripark verklaard. In 1985 bracht paus Johannes Paulus ii een bezoek aan Masai Mara, zoals het park is genoemd, om in deze uitgestrekte dierentuin een jonge neushoorn te zegenen. Het beest, dat door de paus Samia is gedoopt, was een week eerder speciaal naar Masai Mara overgevlogen. De parkopzichters wilden het neushoorntje laten wennen aan contact met vreemden ‘zodat het niet in paniek zou raken bij het zien van de paus’, schreef een krant.
Een kilo ivoor kunnen stropers op de illegale markt verkopen voor een bedrag van driehonderd tot driehonderdveertig gulden. De tussenhandel drijft de prijs verder op en een verwerkte, viereneenhalve kilo zware hoorn van een rinoceros, zoals de neushoorn ook wordt genoemd, brengt uiteindelijk honderdduizend tot honderdvijfendertigduizend gulden op. In de olielanden maakt men van de hoorn fraaie dolken en in Azië is de hoorn een gewild ingrediënt voor koortsonderdrukkende medicijnen. Het is echter een fabeltje dat de hoorn wordt gebruikt in middeltjes om de potentie een oppepper te geven.
Tegen de stropers valt nauwelijks iets te beginnen, zolang er vraag blijft naar ivoor. En juist die vraag is enorm toegenomen sinds de Arabische landen flink zijn gaan verdienen aan hun olie en sommige Aziatische landen een redelijke economische groei kennen.
De uitgestrekte parken zijn niet effectief te bewaken omdat ze vaak landgrenzen overschrijden. Stropers kunnen slechts tot de grens achtervolgd worden. Een andere bedreiging voor de parken is de enorme bevolkingsgroei - vier percent per jaar - waardoor de Keniase regering gedwongen kan worden een deel van de parkgrond toe te wijzen aan boeren. Een moeilijk dilemma, omdat de regering beseft dat de half miljoen toeristen die jaarlijks Kenia bezoeken en die de schatkist jaarlijks met zevenhonderdvijftig miljoen gulden spekken, vooral voor de safariparken komen.
Samen met zijn opdrachtgevers begon Denys Finch Hatton de leeuwen en buffels te filmen en fotograferen. Dit vergde
| |
| |
niet alleen meer geduld maar was vaak ook gevaarlijker dan simpel schieten. Soms werd hij gedwongen het beest neer te leggen vlak voordat de klant met fototoestel en al omver gelopen zou worden. Zijn vriendin Karen Blixen vond fotograferen maar niks en noemde het ‘een platonisch avontuur’. De prachtige foto's waarmee Denys thuis kwam vergeleek ze met de weinig gelijkende krijtportretten die de inheemsen op haar keukendeur hadden getekend.
Ze was op latere leeftijd heel karig met het vrijgeven van foto's omdat die haar verhalen wel eens zouden kunnen tegenspreken. Na haar dood zijn veel foto's van Karen Blixen gepubliceerd, maar tijdens haar leven moet een portret van haar een zeldzaamheid zijn geweest. Als de auteur zeventig jaar wordt drukt het Haagse dagblad Het Vaderland een foto van haar af: ‘Karen Blixen is maar zelden gefotografeerd. Het hierbij afgedrukte portret, dat van recente datum is, wordt er des te merkwaardiger door,’ luidt het onderschrift.
Karen Blixen jaagde liever met het geweer dan met het fototoestel. ‘Toen ik pas in Afrika was, kon ik gewoon niet leven zonder van iedere bestaande wildsoort een mooi exemplaar in mijn bezit te krijgen,’ schrijft ze in Schaduwen op het gras. Ze stond in de kolonie bekend als een zeer sterke vrouw, die het in het zadel vaak langer uithield dan een man. Ook kon ze zonder hulp een inlandse boog spannen, hetgeen maar weinig vrouwen in de kolonie haar konden nadoen. ‘Paardrijden, boogschieten, de waarheid spreken’, staat niet zonder betekenis als motto voorin Een lied van Afrika.
Vanuit zijn Gypsy Moth, het gele vliegtuigje dat hij in 1930 naar Kenia bracht, kon Denys Finch Hatton niet alleen wild lokaliseren, maar ook de wagensporen van de jagers die alleen geïnteresseerd waren in het vergaren van zoveel mogelijk ivoor. Het vliegtuigje kon op zevenhonderdvijftig meter afstand van de plantage landen, zodat Denys Karen makkelijk kon ophalen voor korte vluchten over de Ngongheuvels of lange vluchten naar de kust. Het vliegtuigje werd Ndege, sprinkhaan, genoemd en de vroegere landingsstrip op de plantage heet nu Ndege Road.
| |
| |
In een interview voor de televisie heeft Karen Blixen in 1953 verteld dat ze erg onder de indruk van het vliegtuigje was. Haar Afrikaanse bedienden echter niet. ‘We hebben wel vaker vogels gezien,’ zeiden haar huisjongens. ‘En echte vogels zijn veel mooier.’
‘Ik hoop zeker een kind te krijgen,’ schrijft Karen Blixen in 1918 aan haar broer Thomas. In 1922 waant ze zich zwanger van Denys Finch Hatton. Bror, die door z'n vrijgevigheid en losbandige leven in grote financiële moeilijkheden is geraakt, heeft zich al tijden niet meer laten zien. ‘Hij moest zich schuilhouden in het Masaireservaat, zonder tent of schoenen,’ meldt ze haar moeder. Tot haar zeer grote teleurstelling blijkt haar zwangerschap schijn.
In mei 1926 is het opnieuw zover. Verheugd stuurt ze een telegram naar Denys die in Engeland verblijft. Ze heeft ook al een naam voor het kind: Daniel. Denys schrikt zich rot en stuurt direct een telegram terug: verzoek je dringend daniels komst te annuleren.
Het kind komt er niet. In haar biografie over Karen Blixen gaat Judith Thurman ervanuit dat ze opnieuw een miskraam heeft gehad. Uit een lange brief die Karen Blixen in 1926 aan haar broer Thomas schrijft kan echter worden opgemaakt dat ze abortus heeft gepleegd. ‘Ik wilde geen kind.’ Ze had zich altijd tegen mensen gekeerd die willen voortleven in hun kinderen. ‘Het is meelijwekkend en beklagenswaardig om daarop terug te vallen als je zelf mislukt bent. Hoe wil je je kinderen dan vertrouwen geven en inhoud aan hun eigen leven?’
Haar zwangerschappen betekenen dat de liefde tussen Karen Blixen en Denys Finch Hatton niet alleen platonisch is geweest, hoewel de barones op bejaarde leeftijd bij haar Deense vriend Thorkild Bjørnvig geklaagd heeft dat ze door haar ziekte een normaal seksleven had moeten ontberen. En in een discussie met haar broer heeft ze volgens hem eens uitgeroepen: ‘Het genot dat sex ons verschaft is louter geestelijk.’
| |
| |
Met de plantage gaat het niet denderend. Soms weigeren de struiken te bloesemen door gebrek aan regen en het andere jaar verdrogen de bessen voordat ze geoogst kunnen worden. Ze weet haar oude moeder eindelijk over te halen met eigen ogen de plantage en haar huis te komen bekijken. Karen had haar min of meer gedwongen te komen. ‘Als ik een kind had gekregen zou u ook gekomen zijn en deze plantage is als mijn kind.’
En omdat de plantage haar kind is, wilde ze er geen afscheid van nemen toen het iedereen al duidelijk was geworden dat de onderneming nooit winst zou opleveren. ‘Een koffieplantage is iets dat iemand in zijn greep krijgt en niet meer loslaat,’ schrijft ze in Een lied van Afrika.
Het land lag eigenlijk te hoog voor de koffieteelt. ‘Wie terugdenkt aan een verblijf in de Afrikaanse hooglanden wordt getroffen door het gevoel alsof hij een poos in de lucht heeft gewoond.’ Als de wind uit het oosten tegen de avond ging liggen, zakte de koude lucht uit de Ngongheuvels omlaag. Te koud voor de koffieplantjes. De grond bleek ook te zuur. Het was typerend voor de pioniers om zich zonder veel onderzoek zomaar ergens in Oost-Afrika te vestigen. Sommige kolonisten hielden vee in gebieden die al jaren door de Masai werden gemeden als de pest. Niet voor niets, hele veestapels gingen zo verloren.
‘We moesten hard werken om de zaak gaande te houden; rijk zijn we op de plantage nooit geworden,’ schrijft ze in Een lied van Afrika. Dat laatste is een understatement. Volgens een lid van de familie Westenholz, die het meeste geld in de onderneming heeft gestoken, heeft de plantage maar één jaar winst opgeleverd: honderd Deense kronen.
In december 1930 wordt de plantage op een veiling in Nairobi bij opbod verkocht. Remy Martin, de jonge projectontwikkelaar die het land heeft gekocht, biedt Karen Blixen aan op de plantage te blijven wonen. Hij wil van het district een luxe buitenwijk maken met een golfbaan en een Country Club. De wijk zal naar de koffie-onderneming (en dus naar haar) worden vernoemd. Ze laat hem weten nimmer in het
| |
| |
bungalowpark ‘Karen’ te willen wonen. ‘Dan nog liever midden in de Sahara.’
Vijf jaar later zijn alle koffiestruiken uit de grond getrokken en is het terrein klaar om verkocht te worden. In de beginjaren veroorzaakt het wild nog veel overlast. Zebra's vreten de golfbaan kaal en het zwarte personeel van de Club legt het werk neer uit angst voor de leeuwen die in het bungalowpark zijn gesignaleerd. In een brochure uit 1936 worden percelen van vier en acht hectare te koop aangeboden. ‘Degenen die denken dat Kenia in een uithoek van de wereld ligt, moeten weten dat het mogelijk is op maandag met Imperial Airways vanuit Ngong te vertrekken om op zaterdag in Londen aan te komen,’ luidt de wervende tekst.
‘Karen’ is nog steeds een luxe buitenwijk van Nairobi. De huizen zijn er net als in de andere villaparken omgetoverd tot kleine vestingen. Voor de ramen zijn zware tralies aangebracht en de houseboys schuiven om half zeven als het donker wordt een hek voor de deur dat met een ketting kan worden afgesloten. Buiten waakt een gehelmde askari, gewapend met een stevige knuppel. Aan de meeste toegangspoorten hangen bordjes: Mbwa Kali, bijtende honden. Aan het tuinhek is een opvallend plaatje bevestigd met de mededeling dat de bewoners in radiocontact staan met een particuliere bewakingsdienst. Deze ondernemingen, met namen als Ultimate Security, floreren uitstekend en hebben meer medewerkers in dienst dan het Keniase leger aan soldaten telt.
Een waterdichte garantie bieden al deze voorzorgsmaatregelen niet. Regelmatig vinden overvallen plaats. Injuni 1985 haalde een beroving ook de pers in Nederland. In ‘Karen’ was de Nederlandse Carla McFleely samen met haar man, de architect Craig McFleely, door een bende van tien bandieten doodgeschoten via het slaapkamerraam.
Een paar jaar na haar scheiding met Bror zegt Karen Blixen tegen haar broer dat ze weer graag wil trouwen omdat ze er genoeg van heeft steeds maar alleen te zijn. Als mogelijke partners noemt ze Jack Llewellyn en haar vriend Berkely
| |
| |
Cole, die dan net zestigduizend hectare van de Engelse regering heeft gekregen in het noorden van Kenia. Het zou een verstandshuwelijk moeten zijn.
Later vindt ze dat toch geen goede oplossing. Een verstandshuwelijk met een van de twee zou onnatuurlijk zijn en zonder veel inhoud, gezien haar liefde voor Denys. ‘Ik kan dan net zo goed met mijn hond Banja trouwen.’ Haar liefde voor Denys is onbeperkt: ‘Ik heb de overtuiging dat ik me voor altijd en tot in eeuwigheid aan Denys gebonden zal voelen. Ik zal de grond waarop hij loopt liefhebben, ik zal sprakeloos van geluk zijn wanneer hij hier is, en ik zal door een hel gaan wanneer hij afscheid neemt.’
Ze overdrijft de beschrijving van haar gevoelens niet. Ze is inderdaad uiterst gelukkig als Denys bij haar logeert en ze is inderdaad diep ongelukkig als hij weer voor maanden vertrekt. Haar broer Thomas kon aan de toon van haar brieven merken of Denys op safari was, op de plantage verbleef of zojuist was gearriveerd.
Ze gaf toe dat haar leven in Kenia geheel rond haar Engelse vriend draaide. ‘Hij is de enige die iets in mijn leven betekent en mijn hele bestaan draait om deze relatie zoals een wiel rond z'n as.’ Deze afhankelijkheid vindt ze niet plezierig. Het opperste geluk beleeft ze als hij er is om daarna weer in een diepe duisternis te storten, schrijft ze. Denys weigert echter zijn vrije leven op te geven. Zij wil zijn naam dragen, maar hij geeft haar slechts het devies van zijn familie, Je responderay. Zij wil een trouwring, maar ze krijgt slechts een zegel met de familiespreuk.
In Een lied van Afrika schetst Karen Blixen zichzelf als een onafhankelijke vrouw die haar eigen zaken kan regelen en daar niet de hulp van mannen bij nodig heeft, een feministe bijna. In werkelijkheid had ze nogal romantische opvattingen over het huwelijk. Haar onafhankelijke positie kwam niet voort uit een vrije keuze, maar was Karen Blixen - tegen haar wil - opgedrongen: Bror had zich van haar laten scheiden en Denys wilde niet met haar trouwen.
Karen Blixen huldigde de klassieke opvatting dat man en
| |
| |
vrouw zo goed bij elkaar passen omdat ze van elkaar verschillen. ‘Om een eenheid te vormen en samen te stellen,’ schrijft ze in Schaduwen op het gras, ‘in het bijzonder een scheppende eenheid, moeten de bestanddelen noodzakelijkerwijs verschillen, ja in zekere zin moeten ze elkaars tegengestelde zijn.’
En: ‘Twee gelijksoortige bestanddelen zullen nooit in staat zijn een geheel te vormen, of op zijn best blijft zulk een geheel onvruchtbaar. Man en vrouw worden één, een lichamelijk, een geestelijk creatieve eenheid, krachtens hun ongelijk-zijn. Een haak en een oog zijn een eenheid, een sluiting; maar met twee haken kun je niets beginnen. Een rechterhandschoen en zijn tegengestelde, een linkerhandschoen, vormen een geheel, een paar handschoenen; maar twee rechterhandschoenen kun je wel weggooien.’
Het is heel goed mogelijk dat haar idealisering van het huwelijk, van de twee-eenheid van man en vrouw, is voortgekomen uit haar sterk gevoelde behoefte aan zo'n relatie. Het tragische van haar leven is dat ze er nimmer in is geslaagd zo'n ‘scheppende eenheid’ te vormen. Met Bror lukte het niet, Denys wilde het niet en Thorkild Bjørnvig - haar jonge vriend in het naoorlogse Denemarken - kon het niet.
Een relatie tussen een man en een geëmancipeerde vrouw was in haar ogen onnatuurlijk en vergelijkbaar met een homoseksuele relatie tussen twee mannen of twee vrouwen. De geëmancipeerde vrouw is immers gelijk aan haar man en dus zijn die twee niet meer in staat een eenheid te vormen. ‘Twee rechterhandschoenen kun je wel weggooien.’ Met instemming citeert ze een Franse auteur: ‘Van een moderne vrouw houden is homoseksueel.’ Aan de andere kant beschouwt ze ‘homoseksuele’ relaties, inclusief die van een man met een ‘moderne’ vrouw, als een ideaal. Het betreft immers een diepe vriendschap tussen twee mensen die parallel aan elkaar leven.
In een brief aan haar zojuist getrouwde broer maakt ze er geen geheim van dat ze zichzelf als een ‘moderne’ vrouw ziet. En als ‘moderne’ vrouw is ze ongeschikt voor het klassieke huwelijk van de linkerhandschoen met de rechterhandschoen.
| |
| |
Deze constructie heeft ze vooral nodig om voor zichzelf aanvaardbaar te maken dat ze niet met Denys kan trouwen.
Uiteraard is met hem wel een ‘homoseksuele’, of beter gezegd, ‘homogene’ relatie mogelijk. Het is een relatie, schrijft ze, zoals die ook gevonden kan worden tussen twee zeer toegewijde vrienden of vriendinnen. In navolging van Aldous Huxley spreekt ze over ‘de liefde van de parallellen’. Haar relatie met Denys is gebaseerd op ‘een gepassioneerde sympathie, een gemeenschappelijke liefde voor ideeën en idealen en niet op een totale devotie voor elkaar’.
Karen Blixen schreef in 1923 aan haar zusje dat het prachtig zou zijn als vrouwen eindelijk echte mensen zouden worden. De hele wereld zou dan voor de vrouwen openliggen. Ieder jaar bracht dit doel dichterbij met nieuwigheden als de auto, waardoor vrouwen niet langer mannen nodig hadden om te reizen.
Desondanks kan ze maar weinig waardering opbrengen voor vrouwen die alles alleen willen doen, zonder steun van een man. Waarom de mannen niet gebruiken, vraagt Karen Blixen zich af. Ter illustratie citeert ze het verhaal over een wedstrijd hoogvliegen onder alle vogels van de wereld. De adelaar vliegt al hoger en hoger, terwijl een klein goudhaantje zich tussen zijn veren verborgen houdt. Als de adelaar de grens van zijn mogelijkheden heeft bereikt, en niet hoger kan, vliegt het kleine vogeltje net ietsje hoger en wint daarmee de eerste prijs. De moraal van dit verhaal is dat de vrouw even ver kan komen als de man, zolang ze maar van zijn diensten gebruik weet te maken.
De druk die ze op Denys uitoefent, wordt hem teveel. Samen hadden ze op een avond twee leeuwen neergelegd die op de plantage rondliepen en daar een gevaar vormden voor het vee en de mensen. Terwijl hij schoot, hield zij de lantaarn op. ‘We zeiden geen woord. Bij onze jacht waren we een eenheid geweest en we hadden elkaar niets te zeggen.’ Sinds die avond is ze jaloers als hij met anderen op leeuwen jaagt. Denys vindt haar houding benauwend.
| |
| |
Denys besluit haar plantage niet langer te gebruiken als thuisbasis en blijft voortaan tussen twee safari's bij zijn vriend Hugh Martin in Nairobi overnachten. Hij wil ermee voorkomen dat zijn liefde door haar jaloezie en bezitsdrang wordt vernietigd. Zijn boeken en platen laat hij voorlopig bij haar achter. Een beetje kinderachtig vraagt Denys de gouden ring terug die hij een paar jaar eerder voor haar had meegenomen uit Abessinië.
Karen Blixen is wanhopig, behalve haar plantage dreigt ze nu ook Denys te verliezen. ‘Ik weet dat ik heel gelukkig kan sterven,’ schrijft ze in een droevige brief aan haar broer Thomas. ‘Laat me Ngong en alles dat erbij hoort in m'n armen nemen en ermee wegzinken.’ Ze snijdt haar polsen door, maar niet te diep. ‘Ze stopte ermee voordat ze teveel bloed verloor,’ heeft haar broer verklaard.
Op 14 mei 1931, een donderdag, stort Denys neer met z'n Gypsy Moth vlak nadat hij is opgestegen. De vrienden van Karen vrezen dat ze van pure ellende zal sterven. Het faillissement van de plantage, haar slopende ziekte, de verbreking van de relatie, de zelfmoordpoging en Denys' dood; het lijkt allemaal teveel. Maar met een enorme wilskracht organiseert ze dat een graf wordt gegraven in de Ngongheuvels. Op een plek waar ze vaak samen hebben gepicknickt en waarvandaan je op een heldere dag tegelijk Mount Kenya en Mount Kilimanjaro kan zien liggen.
Reeds de volgende dag is de begrafenis in de heuvels. Het is mistig en het kost veel moeite de kist vanaf de zandweg naar het graf te dragen. De dertig tot veertig vrienden bij het graf zingen psalm 121. Bror is niet aanwezig. Hij schrijft later dat hij onmiddellijk uit Tanganyika naar Nairobi had willen vliegen om zijn hulp aan te bieden. ‘Maar als je geen geld hebt, ben je zo hulpeloos.’
Karen Blixen wordt in de kolonie als de weduwe van Denys beschouwd. Een van zijn toenmalige maîtresses, de in 1986 overleden vliegenierster Beryl Markham, heeft een paar jaar geleden gezegd dat Denys' dood het voor Karen Blixen makkelijker heeft gemaakt haar plantage te verlaten en terug
| |
| |
te keren naar Denemarken. ‘Ze kon Denys nu voor zichzelf opeisen, hetgeen niet mogelijk was geweest indien hij in Kenia was blijven leven.’
Een paar maanden na zijn dood zijn de kisten gepakt, de huisdieren verkocht of weggegeven en haar bedienden heengezonden. Op het station van Nairobi neemt een klein gezelschap afscheid van Karen Blixen. Lord en Lady Delamere zijn er, maar ook Denys' persoonlijke bediende Bilea. Farah vergezelt haar tot Mombassa.
|
|