| |
| |
| |
U
uil, enigszins verouderde term die homo's gebruiken om hetero mee aan te duiden. Volgens Van Kooten Niekerk (1985:146) ook gebruikt als synomiem voor zedenpolitie. In sommige café's werd een stenen uil op de bar gezet zodra een vreemde binnen stapte. (Koenders, 1984:80). Volgens Tielman (1982:166) had de Amsterdamse homokroeg MacDonald een uil staan waarvan de ogen gingen branden als er een hetero werd binnengelaten. Ook in de uitdrukking er hangt een uil aan de lamp of een uil om de lamp hebben, er komt een hetero binnen of er is een hetero binnen. Ook 't is lampe, er dreigt onraad. Ook uilenhol, heterobar. Mij zien jullie niet meer in dit uilenhol. (Büch, 1986).
Naar de roofvogel die het nachtleven verstoort, of naar de figuurlijke betekenis van uil: domoor. Mogelijk ook verwijzing naar vermeende kenmerken van een uil: het hele leven dezelfde partner en jaar in jaar uit hetzelfde nest.
In het Amerikaanse taaltje van prostituées is ‘uil’ een meisje dat 's nachts werkt. Amerikaanse homo's spreken over het temmen van de uil, ‘owltaming’, als ze 's nachts opblijven en op de versiertoer gaan (Rodgers, 1979). |
uit de broek krijgen, iemand verleiden. Sier, geile pieper van me, je krijgt die jongen écht niet uit de broek. Die krijgt een slappe raffia als hij jou naakt ziet! (Büch, 1986). |
| |
| |
uitgevonden, in hij heeft het uitgevonden, hij is op en top homo. Maar gelukkig hoefde ik niet lang de zenuwen te hebben, want na een half uur kwamen drie kerels het café binnen, nou, die waren het zo duidelijk, het leek wel alsof ze het uitgevonden hadden. (Venema, 1972:35). Ook hij heeft 't uitgevonden en ik (heb 't) verbeterd. |
uitkomen, uit de kast komen (zie aldaar). |
uitpezen, flink seksen. In zo'n kamertje kan je ook lekker uitpezen, je hebt een douche, dus je kan meer geld vragen. (Marcus, 1984:117). Zie pezen. |
uitwonen, flink pakken, ruig neuken. Maar ik wil ze niet uitwonen, ik wil ze niet helemaal bezitten en dan na één nacht de straat weer opgooien. (Bullinga, 1982:117). Ook uitgewoond worden, geneukt worden door een man met een (te) groot geslachtsdeel. Hier is misschien de observatie van de Fransman Jean de Léry op zijn plaats, die in 1578 schreef dat Braziliaanse indianen, de Tupi, elkaar uitscholden voor ‘tivira’, dat letterlijk man met omgeploegd achterste betekent. (Trevisan, 1986:21). |
uniformliefhebber, homo die valt op mannen in uniform. Voor de uniformliefhebbers kan de bezetting soms een vreemde bekoring gehad hebben. (Koenders, 1984:77). |
uraniër, homo, meer in het bijzonder aanduiding voor het derde geslacht, man noch vrouw. Na de afwijking eerst wetenschappelijk te hebben uitgelegd, schilderde de spreker met treffende woorden het groote leed van de uraniër die, onbegrepen, niet zelden ook door zichzelf, met zijn raadselachtige aard te worstelen heeft, zonder dat zelfs zijn naaste omgeving daarvan iets vermoedt. (Stokvis, 1939:83).
Tot de Eerste Wereldoorlog de meest gebruikte term voor homoseksueel, hoewel uraniër ook nog voorkomt in de statuten van de in 1946 opgerichtte Shakespeare Club, de voorloper van het COC.
|
| |
| |
Term is afkomstig van de jurist Karl Heinrich Ulrichs die halverwege de negentiende eeuw beweerde dat homoseksuele mannen geboren worden met een mannenlichaam maar met een vrouwelijk gerichte seksualiteit, het derde geslacht. Hij leidde de term af van Afrodite Urania, de beschermgodin van de (knapen)liefde. Ook uranist. Zie urning. |
urinoirrat, potenrammer die homo chanteert. Bij de behandeling van deze zaak deelde de officier verdachte in bij het groepje der urinoirratten, lieden, die een medebezoeker van een waterplaats geld afpersen door hun een zedendelict in de schoenen te schuiven en daarna van de angst van het onschuldige slachtoffer te profiteren. (Leeuwarder Courant, 26.3.1959). |
urning, homo. Zie uraniër. |
Utrechtenaar, homo. Het aantal Utrechtenaren in Amsterdam is beduidend hoger dan dat in de stad Utrecht. Stelling uit het proefschrift van dr. R.J.M. Niessink.
Sommigen verwijzen voor de oorsprong naar de Vrede van Utrecht in 1713, toen sodomitische praktijken aan het licht kwamen onder de buitenlanders die voor de onderhandelingen naar de stad waren gekomen. Volgens Koenders (1984:17) ligt het meer voor de hand dat het begrip is ontstaan in 1730 toen uit de bekentenissen van Zacharias Wilsma bleek dat er door de hele Republiek heen een netwerk van homoseksuele relaties bestond.
Endt (1974) daarentegen meent dat Utrechtenaar te maken heeft met de uitdrukking hij is van achter de Dom, ‘waarin deze hoogopstaande toren voor het manlijk geslachtsdeel staat’. Endt noemt ook nog de zegswijze van Utrecht zijn en een Utrechtenaar draagt zijn broek achterstevoren.
Harrebomée verklaart in zijn Spreekwoordenboek der Nederlandsche Taal van 1861 de uitdrukking
|
| |
| |
Utrechtenaar als volgt: ‘Men zegt dit bij het biljarten, wanneer een bal van achteren wordt geraakt.’ Volgens J. Martens van Vliet heeft hoofdredacteur G.J. van Heuven Goedhart van het Utrechts Nieuwsblad in de jaren dertig zijn journalisten verboden nog langer het woord Utrechtenaar te gebruiken, de tot dan toe gebruikelijkte term om inwoners van de stad mee aan te duiden. Hij introduceerde het begrip Utrechter ‘uit overwegingen van zeer misplaatst fatsoen’, aldus Martens van Vliet in een ingezonden brief aan NRC Handelsblad begin 1985. |
|
|