| |
| |
| |
11. De Regeringsleiders
Premier Wim Kok en zijn collega's van de Europese Raad
Het is half december 1994 en Wim Kok, net vier maanden in functie, bezoekt in het Duitse Essen zijn eerste Europese Raad als minister-president. Bij de ingang van de conferentiezaal Messehaus Süd, de Essense variant van de Amsterdamse rai, krijgt niet de debutant Kok maar een tweetal veteranen de meeste aandacht van de fotografen. De zieke Franse president François Mitterrand en de al even zieke Griekse premier Andreas Papandreou vormen samen een soort wereldwonder. De een is 78, de ander 75 en beiden lijken ze nog het meest op twee wandelende mummies die elk moment kunnen verpulveren.
De Europese Raad is de halfjaarlijkse bijeenkomst van de vijftien Europese regeringsleiders. Eigenlijk van twee staatshoofden en vijftien regeringsleiders, want behalve de Franse president is ook zijn Finse collega present. Het zijn ontmoetingen op het hoogste niveau, die veel aandacht krijgen van de media. Niet voor niets wordt er gesproken over ‘de Europese top’.
Hoe ziek een president of premier ook is, afzeggen zal hij niet snel. Want de Europese Raad betekent veel voor regeringsleiders. Die twee etmalen - langer duurt een top niet - zijn ze onder elkaar. Eindelijk onder gelijken. Eindelijk even weg van de binnenlandse beslommeringen. Niet alleen de officiële agenda is voor de regeringsleiders van belang, maar ook de informele gesprekken buiten de vergaderingen om. Er is zelfs een speciaal programmapunt, het zogeheten praatje bij de haard, om de regeringsleiders de gelegenheid te geven bij te praten en bilaterale contacten te onderhouden.
| |
| |
Het land dat voorzitter is, is tevens gastheer en gooit er vaak een hoop geld tegenaan. Bedragen van 50 miljoen gulden of een veelvoud daarvan zijn niet ongebruikelijk. Zo heeft Nederland 41 miljoen gulden uitgetrokken voor zijn voorzitterschap in het eerste halfjaar van 1997. Het bedrag dat voor verbetering van de infrastructuur wordt gebruikt, komt meestal uit Brussel. Vandaar dat de Griekse regering het eiland Corfu, waar in juni 1994 de top werd gehouden, voor een bedrag van 120 miljoen gulden kon opknappen. Ze liet de wegen asfalteren, de monumenten restaureren, en de telefooncentrale moderniseren.
De reden voor deze geldverslindende opknapbeurten ligt voor de hand. Het gastland wil de vele bezoekers graag netjes welkom heten. Want in het kielzog van de regeringsleiders reizen ook nog eens naar schatting drieduizend journalisten, fotografen en omroeptechnici mee. Plus een gelijk aantal ambtenaren en diplomaten. Al die aandacht levert uiteindelijk een hoop toeristen op, zodat in de regel iedere gulden die aan een Europese top wordt uitgegeven, zichzelf dubbel terugbetaalt. Althans, zo luidt het excuus.
Het zou de subsidiefondsen van de Europese Unie een hoop geld besparen als deze topbijeenkomsten gewoon in Brussel zouden worden gehouden. Voor de regeringsleiders zijn alle verfraaiingen verspilde moeite, want die zien maar weinig van de opgepoetste straten, pleinen en gebouwen. Zoals Gijs van der Wiel, woordvoerder van zeven verschillende premiers, vertelt: ‘Als een normaal mens voor zijn werk een paar dagen naar Parijs gaat, heeft hij nog weleens tijd om een avondje de kroeg in te gaan. Maar daar hebben die regeringsleiders helemaal geen gelegenheid voor. Zo'n premier ziet niet eens meer wat van Schiphol. De auto rijdt hem zo het toestel in. En als hij geland is, staat er weer een limousine klaar die hem naar een hotel brengt, god mag weten waar. Daar heeft hij net tijd om zijn spullen in de kamer te zetten. Zo'n suite met voor de deur een vent met een pistool onder z'n oksel. Hup, daar gaat onze premier naar het château of congrescentrum waar wordt vergaderd. Hij eet, want er zijn altijd nog één of twee galabijeenkomsten. En er wordt weer vergaderd. Als zo'n Europese Raad in Ierland is en het loopt tegen kerst, dan mag de secretaresse er een ogenblik tussenuit om
| |
| |
een pakje gerookte zalm te kopen. Die is dan de enige die even kan ontsnappen. De rest van de delegatie weet na afloop niet eens waar ze zijn geweest.’
Deze woorden gelden voor de officiële regeringsdelegaties, die maximaal zeventien leden mogen tellen. Bij de grote landen is het feitelijke team veel groter door de vele toegevoegde assistenten. De delegatie van de Franse president kan zelfs oplopen tot honderd man, onder wie een militair die nooit ver uit de buurt van de president is en de koffer draagt met de codes van de Franse kernwapens.
Aan de anderen die beroepsmatig de Europese Raad bijwonen, zijn de uitgaven wel besteed. Alleen kunnen ze er maar kort van genieten. Als een wolk sprinkhanen dalen de duizenden neer op de stad waar de Europese top wordt gehouden. Om na twee dagen weer te vertrekken. Alleen journalisten komen vaak wat eerder (voor de voorbeschouwing) en blijven soms nog een dag of wat hangen (voor de nabeschouwing). Vooral wat langer als de top in Cannes of op Mallorca is, wat korter als het koele Kopenhagen of het regenachtige Essen de locatie vormt.
Naar Essen reisde Kok niet per vliegtuig, maar in een van koningin Beatrix geleende bus, de daf vj-50-94, geschilderd in de blauwe kleur van het koninklijke wagenpark. Het comfort in de royal bus was een van Koks delegatieleden overigens een beetje tegengevallen. ‘Je zit gewoon met je knieën tegen de stoel van je voorbuurman.’ Daar hadden de bewindslieden Kok en Hans van Mierlo (de ministers van Buitenlandse Zaken vergezellen hun premier naar de Europese Raad) geen last van. Die reisden in het voorste gedeelte van de vijftien meter lange koninklijke touringcar, waar je tegenover elkaar aan een tafeltje kunt zitten.
Te midden van de ervaren regeringsleiders in Essen oogde de lange slungel Wim Kok als een jonge hond. En zo heeft hij zich ook twee dagen lang gedragen. Niet gehinderd door het eurocynisme dat zijn meeste collega's hinderde, cirkelde hij over de congresvloer. Reeds op de eerste dag had hij bijna alle regeringsleiders afzonderlijk gesproken. Kok was met een missie naar Essen gereisd en hij wilde die missie met succes afronden.
Hij moest en zou de Europese landen op één lijn krijgen ten aanzien van de burgeroorlog in Bosnië.
| |
| |
Het mocht dan Koks eerste officiële Europese Raad zijn, hij trad niet op als pure beginneling. Eind jaren zeventig was hij al actief betrokken bij de Europese samenwerking als voorzitter van de Europese vakbeweging; halverwege de jaren tachtig schreef hij een rapport over technologie en werkgelegenheid voor voorzitter Jacques Delors van de Europese Commissie; en als minister van Financiën in het derde kabinet-Lubbers was hij vijf jaar lang nauw betrokken bij de vormgeving van de Monetaire Unie.
En dan was er natuurlijk in de zomer van 1994 nog zijn wervelende auditie op de top van Corfu, waar hij tijdens het werkdiner van de regeringsleiders fungeerde als stand-in van Ruud Lubbers. Zijn pleidooi in Paleis Achilleion om Lubbers te benoemen tot opvolger van Jacques Delors als voorzitter van de Europese Commissie, verwoordde hij zo scherp dat het ontaardde in een luide woordenwisseling met bondskanselier Helmut Kohl. Als de Europese regeringsleiders nog niet wisten wie Kok was, dan leerden ze hem op Corfu kennen.
Kok prees in het paleis niet alleen de kwaliteiten van Lubbers als voorzitter, maar wees de regeringsleiders er ook op dat Nederland nog nooit voor een volle periode een voorzitter van de Europese Commissie had mogen leveren. Hij uitte ook scherpe kritiek op het samenspannen van Frankrijk en Duitsland om de kandidatuur van Lubbers te torpederen en die van de Belgische premier Jean-Luc Dehaene te lanceren. Dat laatste deed Kohl ontploffen. En zijn stem bulderde door het Achilleion, dat aan het eind van de vorige eeuw is gebouwd door keizerin Elisabeth, Sissie, van Oostenrijk.
Nadat de aanwezigen hun eerste voorkeur bekend hadden gemaakt, bleken acht landen voor Dehaene te hebben gekozen, één voor de Britse kandidaat Sir Leon Brittan (Groot-Brittannië), en drie voor Lubbers (Spanje, Italië en Nederland). Daarna ontstond er aan de eettafel een rumoerige discussie over de betekenis van de uitslag. Uiteindelijk vroeg de Griekse voorzitter aan John Major en Wim Kok of ze hun kandidaat wilden terugtrekken. Het antwoord van Major: ‘Die vrijheid heb ik niet.’ Het antwoord van Kok: ‘Wij doen geen afstand van onze voorkeur voor Lubbers. Ik vind deze peiling interessant, maar we zoeken naar consensus en die is er niet.’
| |
| |
Met een kater (‘Noch over de procedure, noch over de kandidaten is debat geweest’) keerde Kok tegen één uur 's nachts terug naar het Hilton, waar de Nederlandse delegatie logeerde. Door de rolstoelhelling te nemen wist hij de cameraploegen te ontwijken. Zonder iets te zeggen schoot hij vervolgens de lift in om een eenzame Lubbers - voor het eerst in twaalf jaar ontbrak hij bij het diner van de regeringsleiders - verslag uit te brengen in diens suite.
De volgende ochtend trok Lubbers zijn kandidatuur in. Toch werd niet Dehaene de opvolger van Delors, want Major sprak diezelfde ochtend zijn veto over de Belg uit. Vandaar dat een maand later de regeringsleiders voor een extra top bijeen moesten komen in Brussel, waar ze onder voorzitterschap van Helmut Kohl de Luxemburgse premier Jacques Santer aanwezen. Kok was er in Brussel niet bij, maar onder de Europese regeringsleiders was hij door zijn optreden op Corfu geen onbekende meer.
Het was de Franse president Valéry Giscard d'Estaing die tijdens een topontmoeting in Parijs, december 1974, het plan voor de Europese Raad lanceerde. Hij stelde de regeringsleiders voor drie keer per jaar bijeen te komen, met de mogelijkheid van extra ontmoetingen. Daarvóór kwamen de leiders slechts incidenteel bij elkaar voor informele gesprekken. Van begin 1961 tot eind 1974 slechts acht keer, waarvan eenmaal in Den Haag, in december 1969.
De eerste bijeenkomst in het kader van de Europese Raad vond in maart 1975 in Dublin plaats. Daarna hebben de regeringsleiders de driejaarlijkse ontmoetingen tien jaar lang volgehouden. Vanaf 1985 zijn ze overgestapt op een frequentie van twee keer per jaar, aan het eind van het halfjaarlijkse voorzitterschap dat de landen bij toerbeurt vervullen: dus half juni of half december.
Een enkele keer is een extra top nodig, zoals in oktober 1992, toen de regeringsleiders in Birmingham bijeenkwamen om de valutacrisis te bespreken. Of zoals in oktober 1996 in Dublin om de herziening van het Verdrag van Maastricht voor te bereiden. Deze extra raden vinden gewoonlijk plaats in Brussel of Luxemburg; Birmingham en Dublin zijn uitzonderingen. De reguliere
| |
| |
Europese Raden worden in het land gehouden dat het voorzitterschap in handen heeft.
Het voorzitterschap van de Europese Raad duurt zes maanden, van 1 januari tot 30 juni of van 1 juli tot 31 december. Behalve voorzitter van de Europese Raad, is het betreffende land ook voorzitter van de Raad van Ministers, het besluitvormende orgaan van de Europese Unie. Dat wil zeggen dat de ministers van het voorzittende land deze raden leiden. De minister van Buitenlandse Zaken zit de Algemene Raad voor, de minister van Landbouw de Landbouwraad, de minister van Verkeer en Waterstaat de Transportraad en zo verder. Ook voor de bijeenkomsten op ambtelijk niveau levert het betreffende land de voorzitter.
Vroeger was het roulatieschema van het voorzitterschap makkelijk te achterhalen. Het ging op alfabetische volgorde, waarbij werd uitgegaan van de schrijfwijze die de landen zelf hanteren. Dus Duitsland (Deutschland) voor Griekenland (Ellas). Het werd ingewikkelder toen landen bezwaar maakten dat ze steeds de moeizame onderhandelingen over de landbouwprijzen moesten voorzitten tijdens het eerste semester of steeds met de vakantiemaand augustus zaten opgescheept waardoor het voorzitterschap eigenlijk een maand korter duurt.
Van een alfabetische volgorde is in het nieuwe schema (zie bijlage II) nauwelijks meer iets te merken. De ministers letten er bij de vaststelling vooral op dat niet drie kleine landen achtereenvolgens het voorzitterschap in handen hebben, of drie nieuwe leden. Tevreden hebben de Nederlandse diplomaten vastgesteld dat Nederland, wat dit aangaat, bij de grote landen wordt gerekend.
De mix van grote en kleine landen is vooral belangrijk voor de samenstelling van de trojka: de drie ministers die het buitenlands beleid van de Europese Unie vormgeven. De trojka bestaat uit de minister van Buitenlandse Zaken van het voorzittende land, zijn collega van het land dat daarvoor het voorzitterschap in handen had en de minister van het land dat daarna voorzitter wordt.
De reden dat kleine landen niet na elkaar het voorzitterschap mogen vervullen, is de veronderstelling dat zij minder capabel zijn dan grote landen. In de praktijk gaat dit niet op. Duitsland,
| |
| |
dat de laatste zes maanden van 1994 als voorzitter optrad, en Frankrijk, de eerste zes maanden van 1995 aan de beurt, hebben zich niet onderscheiden door een krachtig voorzitterschap. Mede omdat de voorzittende ministers werden afgeleid door verkiezingen in eigen land. Ze hadden meer aandacht voor de verkiezingscampagne dan voor een succesvol verloop van de vergaderingen in Brussel. Kleinere landen als Luxemburg en België doen het daarmee vergeleken beter.
Vaak kan een land er zelf weinig aan doen of een voorzitterschap goed of slecht verloopt. Externe factoren spelen soms een cruciale rol. Het Nederlandse voorzitterschap kreeg in 1991 onvoorzien te maken met het uiteenvallen van Joegoslavië. Een halfjaar eerder moest minister van Buitenlandse Zaken Jacques Poos van het nietige Luxemburg plotsklaps de Europese reactie op de Golfoorlog formuleren.
Veel hangt ook af van de ‘slotbijeenkomst’, de Europese Raad. Zo leek het Nederlandse voorzitterschap in 1991 op een debacle uit te draaien, met als dieptepunt maandag 30 september. Op deze Zwarte Maandag ging Nederland ‘af als een gieter’, om de woorden van de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken Hans van den Broek te gebruiken. Op België na veegden alle lidstaten de Nederlandse plannen voor een nieuw verdrag van tafel. Maar omdat het op het laatste moment tijdens de Europese Raad toch nog goed kwam met het Verdrag van Maastricht, sloot Nederland zijn voorzitterschap succesvol af.
Een voorzittend land kan maar één zonde begaan. En dat is, zoals steeds weer gebeurt, het voorzitterschap gebruiken om eigen ideeën door te drukken. Nederland heeft dat min of meer gedaan in de beginperiode van zijn voorzitterschap in 1991. Het had beter kunnen weten. ‘Een voorzitter dient boven de partijen te staan en gemeenschappelijke oplossingen te zoeken voor gemeenschappelijke problemen,’ schrijft oud-minister Chris van der Klaauw van Buitenlandse Zaken in zijn memoires Een diplomatenleven.
Van der Klaauw: ‘Toen ik op 1 juli 1981 het voorzitterschap aan mijn Britse collega Peter Carrington overdroeg, zei deze mij dat hij hoopte tijdens zijn regime Europese regels voor het verzekeringswezen, een duidelijk Brits belang, te verwezenlijken. Ik
| |
| |
zei hem dat hij dat in elke periode kon proberen, maar niet tijdens zijn voorzitterschap, omdat dit tot wantrouwen van de andere leden van de Raad zou leiden. Het is dan ook niet gelukt.’
Al met al is de kritiek op de wijze waarop het voorzitterschap is geregeld, de afgelopen jaren alleen maar toegenomen. Het roulerend voorzitterschap zou een bedreiging vormen voor de continuïteit. De Europese Unie zou letterlijk een te wisselend gezicht vertonen. Binnen zijn ambtstermijn van vier jaar krijgt een Amerikaanse president met acht verschillende Europese voorzitters te maken. En allemaal willen ze een bezoek aan het Witte Huis brengen.
Eén idee om aan de kritiek tegemoet te komen, is om vier landen een jaar lang samen het voorzitterschap te laten beheren. Elk land zou dan een deel van het beleid onder zijn hoede moeten nemen. Door zo'n groepsvoorzitterschap wordt voorkomen dat er weinig uit handen van de voorzitter komt als er in een van de vier landen een verkiezingsstrijd woedt. Bovendien is continuïteit in het buitenlands beleid iets meer gewaarborgd.
Een ander plan is van parlementariërs uit Duitsland en Frankrijk. Zij vinden dat de regeringsleiders voor een periode van drie jaar een president moeten aanwijzen. Deze president moet de Europese Unie in het buitenland vertegenwoordigen en leidt ook de halfjaarlijkse bijeenkomsten van de Europese Raad. Aan het voorzitterschap van de Raad van Ministers zou in dit voorstel niets veranderen. Dat blijft iedere zes maanden rouleren.
Een derde idee is begin 1995 gelanceerd door de toenmalige Franse minister van Buitenlandse Zaken Alain Juppé. Hij stelt voor het voorzitterschap van zes maanden te verlengen tot één, en liever nog twee jaar. Zo'n langere periode is volgens hem doelmatiger en zorgt ook voor een betere vertegenwoordiging van de Europese Unie in de wereld.
Spanje ziet op zijn beurt weer een speciale rol weggelegd voor de grote landen, waaronder uiteraard Spanje. De toenmalige Spaanse premier Felipe Gonzalez stelde in april 1995 voor dat de vijf grote lidstaten elke tweeënhalf jaar het voorzitterschap vervullen. De kleine landen mogen dan elk zes maanden lang de rol van vice-voorzitter spelen. De trojka zou in zijn ogen moeten
| |
| |
worden gevormd door de voorzitter, de vice-voorzitter en een lid van de Europese Commissie.
De Nederlandse regering bepleit een variant op deze voorstellen. Ze stelt een teamvoorzitterschap voor dat bestaat uit een trojka van lidstaten (een voorzitter en twee vice-voorzitters) dat de taken onderling verdeelt en een jaar in functie is. ‘De werklast per lidstaat neemt door zo'n teamvoorzitterschap af, terwijl de continuïteit wordt vergroot,’ aldus minister Van Mierlo.
Terug naar Wim Kok in Essen. Tijdens de Europese top op Corfu viel al op dat hij zich zo ontspannen bewoog in het internationale circuit. Zo verlegen en bedremmeld als hij zich in Nederland kon gedragen - zeker toen hij nog geen premier was - zo makkelijk opereert hij eenmaal over de grens. Daar kent hij geen schroom.
Wat helpt is dat Kok zijn talen goed spreekt. ‘Het grote verschil met Lubbers is dat Kok veel meer woorden tot zijn beschikking heeft,’ weet een hoge ambtenaar van het ministerie van Algemene Zaken. ‘Lubbers kwam er altijd wel uit, maar die moest vaak een hele omweg maken.’ Koks talenkennis komt vooral van pas tijdens de informele ontmoetingen en marge van de Europese Raad; dan ontbreken de tolken.
Normaal gesproken bepaalt niet alleen de grootte van zijn land de positie die een regeringsleider in de Europese Raad heeft, maar ook het aantal jaren dat hij al meedraait. De debutant Kok trok zich daar in Essen weinig van aan. Hij wilde de Europese landen op één lijn krijgen ten aanzien van de burgeroorlog in Bosnië. Hij begon er al over toen hij vrijdagmorgen om half tien door gastheer Helmut Kohl werd verwelkomd bij de ingang van Messehaus Süd. Kok liet Kohl weten dat er op de agenda meer plaats moest worden ingeruimd voor de discussie over Bosnië, en Kohl knikte.
Eenmaal binnengelaten in het congrescentrum begon de Nederlandse duopresentatie. In Saal Europa bewerkte Kok de regeringsleiders, terwijl Van Mierlo in Saai Rheinland zijn Britse collega Douglas Hurd aanschoot. Tijdens een vroeg ontbijt diezelfde morgen hadden de twee hun collega's uit België en Luxemburg al weten te overtuigen.
| |
| |
Aan het eind van de dag, om middernacht, kon Kok in het Scandic Crown hotel zijn diplomatieke succes melden: de Europese regeringsleiders hadden op zijn initiatief besloten dat de vn-troepen zo lang mogelijk in Bosnië zouden blijven om mensenlevens te sparen. ‘We zijn het meer eens dan we dachten,’ formuleerde Van Mierlo het.
Nederland had nog meer binnengehaald: voorafgaand aan de bijeenkomsten van de Contactgroep, waarin de Verenigde Staten, Rusland, Frankrijk, Groot-Brittannië en Duitsland afspraken zouden maken over hun Balkanbeleid, zou er een vooroverleg komen van de drie Europese contactgroepleden met de andere troepenleveranciers uit de Europese Unie, te weten Nederland, België en Denemarken.
In de praktijk moet altijd weer blijken wat er van zulke afspraken terechtkomt. De deelnemers aan de Europese Raad hebben vaak ieder hun eigen uitleg over wat er precies is overeengekomen, waarbij ze meestal naar zichzelf toe rekenen. Na afloop kost het journalisten vaak veel moeite te traceren hoe het debat precies is verlopen. Vaak is het nodig de persverklaringen van verschillende regeringsleiders naast elkaar te leggen om tot een juist beeld te komen.
Notulen zijn er niet. Althans, het secretariaat-generaal van de Raad van Ministers maakt wel notulen, maar die blijven geheim. De notulisten informeren als ze de zaal uitkomen wel de zogeheten Anticis, de diplomaten van de vijftien lidstaten die de schakel vormen tussen de paar delegatieleden in de zaal en de grote groep erbuiten.
Het nadeel van deze procedure is enerzijds dat er geen officieel verslag van de besprekingen bestaat. Het voordeel is anderzijds dat niemand zich op notulen kan beroepen en de deelnemers dus redelijk vrij kunnen spreken, zonder dat hun standpunt op schrift komt te staan en ze daar later nog eens op kunnen worden aangesproken. Desondanks sijpelt er af en toe wel wat naar buiten.
Vooral toen de Britse premier Margaret Thatcher nog deelnam aan de besprekingen en haar collega's toesprak alsof ze op verkiezingstournee was. Haar terugkerende thema was dat Groot-Brittannië te veel aan Brussel moest betalen. ‘I want my
| |
| |
money back,’ klonk het dan weer uit de Britse hoek. Of: ‘It's a shame that the poorest country should pay the most.’ Vooral Helmut Schmidt kon zich daaraan ergeren en soms ging hij demonstratief de krant lezen als Thatcher aan het woord was. Maar ze had wel succes, want ze kreeg haar geld terug.
Toen hij nog premier was, kon Jacques Chirac er ook wat van. Op de top van 29 en 30 juni 1987 in Brussel schold hij Thatcher uit voor huisvrouw. Een jaar later ging het opnieuw mis tussen die twee. Tijdens de Europese Raad van 11 en 12 februari 1988 voegde hij haar binnensmonds zo'n lelijk woord toe, dat de Britse diplomaten nog lang met het woordenboek in de weer waren, om uiteindelijk te concluderen dat het zoiets als ‘halve gare’ moet zijn geweest. Van voorzitter Helmut Kohl moest Chirac zijn obsceniteit terugnemen.
Aan de vergadertafel zitten behalve de vijftien regeringsleiders ook de vijftien ministers van Buitenlandse Zaken en de voorzitter van de Europese Commissie (Jacques Santer), vergezeld door een ander lid van de Europese Commissie, meestal degene die Buitenlandse Betrekkingen in zijn portefeuille heeft (Hans van den Broek). In de zaal zijn verder nog een paar hoge functionarissen van de instellingen aanwezig, zoals de secretaris-generaal van de Raad van Ministers (Jürgen Trumpf) met een paar medewerkers, en de secretaris-generaal van de Europese Commissie, David Williamson. En verder uiteraard de tolken, want iedereen spreekt in zijn eigen taal.
Gedurende de twee dagen zijn er maar twee plenaire zittingen. De Europese Raad begint met een formele lunch, meestal op uitnodiging van het staatshoofd van het gastland. Daarna de eerste zitting, die de voorzitter van het Europees Parlement mag openen. Aan de beraadslagingen zelf neemt hij verder niet deel. 's Avonds is dan het gezamenlijke werkdiner, zonder de ministers van Buitenlandse Zaken. Daarna volgt het informele praatje bij de haard. De volgende ochtend is alweer de tweede en laatste plenaire zitting, gevolgd door een afsluitende lunch.
De avond voor het begin van de Europese Raad houden de socialistische en christen-democratische premiers elk hun eigen top. In Cannes besloten de socialisten bijvoorbeeld dat de Franse kernproeven ter sprake gebracht moesten worden, een taak die
| |
| |
Wim Kok op zich nam. Verder zijn de nationale lijnen in een Europese Raad vele malen belangrijker dan de ideologische. Zo stonden de socialisten Willy Claes uit België en Wim Kok uit Nederland op Corfu als vijanden tegenover elkaar. Beiden hielden een vurig pleidooi voor een christen-democraat. Claes voor de Belg Dehaene, Kok voor de Nederlander Lubbers.
Formeel neemt de Europese Raad geen besluiten. Er zijn wel ‘conclusies van het voorzitterschap’ en op basis daarvan formuleert de Europese Commissie weer voorstellen die door de Raad van Ministers, meestal de ministers van Buitenlandse Zaken, soms die van Financiën, worden bekrachtigd. Veel van de debatten in de Europese Raad gaan over de formuleringen van de conclusies die door de voorzitter zijn voorbereid.
Hoewel formeel geen besluitvormend orgaan, staat de Europese Raad aan de top van de besluitvormingspiramide van de Europese Unie. Want als diplomaten en ‘gewone’ ministers er niet meer uitkomen, moeten de regeringsleiders de knoop doorhakken. Daardoor houdt zo'n Europese Raad zich vaak bezig met incidenten of zeer beperkte onderwerpen als het oplossen van de gekke-koeiencrisis, zoals in juni 1996 in Florence.
Het mogen dan incidenten lijken, het zijn per definitie onderwerpen die politiek uiterst gevoelig liggen. Anders hadden de diplomaten en ministers ze zelf wel opgelost. En juist omdat er al zo lang over wordt gesproken, is het een ingewikkeld probleem, maar kan een beslissing niet langer wachten. Het incident is een berg geworden die alleen door het gewicht van de regeringsleiders opzij kan worden geschoven. Zo is de Europese Raad crisisteam en scheidsrechter tegelijk.
Het gevolg is wel dat de Europese Raad zich soms met detailzaken bezighoudt die de regeringsleiders in eigen land geen blik waardig zouden keuren. ‘Ik zit hier wel over sojabonen te praten,’ verzuchtte de Italiaanse premier Giulio Andreotti eens, ‘maar ik weet niet eens hoe die vreselijke dingen eruitzien.’
Behalve het uit de weg ruimen van problemen, geeft de Europese Raad ook richting aan de Europese samenwerking. ‘De Europese Raad geeft de nodige impulsen voor de ontwikkeling van de Unie en stelt de algemene politieke beleidslijnen vast,’
| |
| |
staat in artikel D van het Verdrag van Maastricht.
In de praktijk weet de Europese Raad de samenwerking in Europa over een dood punt heen te helpen. Het zijn de regeringsleiders die een doorbraak kunnen forceren en als motor van de Europese samenwerking fungeren. Anders dan de vakministers durven zij eerder hun landen te binden aan afspraken die uitstijgen boven puur nationale belangen.
Overigens behoort het tot de rariteiten van de Europese besluitvorming dat de Europese Raad weliswaar geen officiële besluiten kan nemen, maar dat de leden van de Europese Raad dat wel kunnen als ze een andere pet opzetten, namelijk die van vertegenwoordiger van hun regeringen. In die functie wijzen ze bijvoorbeeld de voorzitter van de Europese Commissie aan en bepalen ze hoe het verder gaat met de Economische en Monetaire Unie.
Na Corfu en Essen was de Europese top in Cannes, juni 1995, de derde Europese Raad die Wim Kok bijwoonde. In Cannes begon Kok goed, maar hij verliet de stad aan de Franse zuidkust met gemengde gevoelens. Hij had gewaarschuwd kunnen zijn. ‘Vanuit zee bekeken is de Côte d'Azur wel romantisch, maar zodra je aan land gaat, is het je reinste hel,’ heeft de Britse toneelschrijver Noel Coward eens gezegd.
En een hel werd het voor het duo Wim Kok en Hans van Mierlo. Niet zozeer omdat de premier in de paar vrije uurtjes die hij had onmiddellijk verbrandde, maar vooral omdat het duo de onderhandelingen zo goed begon, en zo minnetjes besloot. ‘Blamage à la plage,’ concludeerde de nestor van het uit Brussel meegereisde perscorps, Haye Thomas, dan ook. Kok kon daar nog wel om lachen, want iedereen lachte erom. Maar alras vond hij de kritiek minder leuk, en dat is bij Kok altijd te merken. Als hij wordt getergd, kan hij zich twintig minuten lang beheersen, maar dan verliest hij zijn geduld en valt hij uit. ‘Wilt u nog wat weten?’ beet hij Thomas tijdens de persconferentie toe.
Koks lichaamstaal maakt zijn ergernis trouwens al na vijf minuten duidelijk: een beetje trommelen met de vingers op het tafelblad, een beetje de lippen tuiten, een beetje een houding van: ik hoor hier niet bij. En dat gedrag vertoont hij vooral als hij sa- | |
| |
men met minister Hans van Mierlo een persconferentie geeft en de D66-leider lang aan het woord is, en dat is hij per definitie.
Kok zit het geduldig uit, gelaten wachtend op een passage waarin de D66-leider meer zegt dan hij mag zeggen. En die passage komt altijd, want Van Mierlo laat zich graag door zijn eigen woorden voortstuwen. De ene mooie formulering lokt de andere immers uit. Bovendien houdt Van Mierlo van openheid, dat is ook waar.
Het is Koks lot dat hij Hans van Mierlo in het buitenland bijna steeds als reisgezel heeft. Hetzelfde gold voor de duo's Piet de Jong en Joseph Luns, Joop den Uyl en Max van der Stoel, en Ruud Lubbers en Hans van den Broek. Door hun functies zijn de premier en de minister van Buitenlandse Zaken veroordeeld met elkaar over de wereld te trekken. Maar samen reizen doen ze niet uit liefde of vriendschap. Op een cruise zou de één een hut aan bakboord kiezen en de ander een hut aan stuurboord. Het liefst op schepen die van elkaar wegvaren.
Het grote verschil tussen Kok en Van Mierlo is dat de timmermanszoon Kok zich in het buitenland makkelijk aanpast en oog heeft voor diplomatieke gevoeligheden. De mondaine en charmante Van Mierlo daarentegen blijft over de grens zichzelf. Met alle gevaren van dien. ‘Sst,’ sist de premier zijn minister toe als die vlak voor de aanvang van een persconferentie in Cannes iets te luid met zijn sjerpa's zaken bespreekt die niet voor de oren van de pers zijn bedoeld. ‘En denk erom,’ onderwijst hij Van Mierlo, ‘niets over Europol zeggen.’
Als Van Mierlo meereist, geeft Kok de indruk alsof hij een kleuterklasje leidt. Het zegt natuurlijk niets over de ware capaciteiten van de D66-leider. Begin jaren tachtig heeft hij als minister van Defensie bewezen een ministerie te kunnen leiden. Tegelijk veroverde hij destijds op zijn eigen speciale manier de harten van zijn buitenlandse collega's. Alleen: zijn stijl, een beetje rococo, staat haaks op die van premier Kok, no-nonsense in het kwadraat.
En toch moeten ze het samen doen. Het buitenlands beleid is allang niet meer uitsluitend en alleen in handen van de minister van Buitenlandse Zaken. De premier moet een rol spelen, of hij wil of niet. Dat vereist de Europese politiek. Als regeringsleider
| |
| |
is hij immers lid van de Europese Raad en dat is in feite het hoogste orgaan van de Europese samenwerking geworden. De Raad hakt knopen door waar de lagere niveaus, inclusief de Algemene Raad van de ministers van Buitenlandse Zaken, niet uitkomen; de Raad bepaalt de algemene richting van de Europese Unie; en hij bepaalt de hoofdlijnen van het buitenlands beleid van de Europese Unie.
Hans van den Broek heeft zich lang verzet tegen de dominante rol van de premier, lees Lubbers, in het buitenland, maar moest uiteindelijk het onderspit delven. In feite hadden premier Dries van Agt en minister Chris van der Klaauw het geschil al in 1978 beslecht. In een brief aan de Tweede Kamer, gedateerd 22 december, schreven ze dat de minister-president verantwoordelijk is voor de coördinatie van het algemeen regeringsbeleid ‘waarvan ook het buitenlands beleid deel uitmaakt’.
Kok en Van Mierlo hebben geen competentiegeschillen zoals destijds Lubbers en Van den Broek, zo hebben ze in antwoord op vragen van het PvdA-Kamerlid Peter Rehwinkel verklaard. Toch ging het in Cannes niet zo goed. Europol, waarover Van Mierlo tijdens de persconferentie niets mocht zeggen van Kok, zat in Koks pakket. De onderhandelingen gingen over de rol van het Hof van Justitie in het Europolverdrag. Die zaten in Koks pakket en kwamen na het diner aan de orde tijdens het traditionele praatje bij de haard. Kok moest het daar zonder hulptroepen stellen, want ambtenaren zijn niet aanwezig tijdens dit informele samenzijn van de regeringsleiders.
Meestal maken ambtenaren zich zorgen als ze hun baas alleen moeten laten. Maar van Kok weten ze dat hij z'n dossiers kent, en, weet zijn voornaamste adviseur voor Europees beleid: ‘Als er één premier is die nee durft te zeggen, dan is Kok het.’
En Kok zei ‘nee’. Maar het was zijn ‘nee’ tegen dat van zijn Britse collega John Major. Nu maakt het voor de stemverhouding in de Europese Raad niet uit of een regeringsleider uit een groot of een klein land komt. Op papier zijn ze alle vijftien evenveel waard. In de praktijk ligt het vaak een slag anders, zoals Kok in Cannes moest ervaren.
Kok betoogde in Cannes dat het Hof van Justitie de hoogste beroepsinstantie moet zijn voor geschillen over Europol. Te den- | |
| |
ken valt aan klachten van burgers over het optreden van deze in Den Haag gevestigde Europese politie-informatiedienst. Kok wist zich gesteund door de Tweede Kamer, maar belangrijker nog: ook België en Luxemburg waren voor het plan gewonnen.
De eerste dag van de Europese Raad in Cannes verliep succesvol voor de Nederlandse lobby. 's Avonds in hotel Martinez aan Boulevard de la Croisette tijdens het traditionele diner bleken alle landen het met Nederland eens te zijn. Behalve de Britten.
Dat John Major in Cannes een hoofdrol opeiste, hoeft niet te verbazen. De Britten hebben de Côte d'Azur immers ontworpen. Maar eigenlijk vervullen de Britten op iedere top de hoofdrol. Niet door met briljante ideeën te komen, maar door constant aan de rem te hangen. Want in tegenstelling tot de Kamasutra kennen de Britten maar één positie: met de kont tegen de krib. En dit keer vormde het Hof van Justitie het doelwit.
Dat Major alleen stond met zijn afkeer van Europese rechters, deerde hem niet. Voor de Britten geldt in zo'n geval niet dat zij geïsoleerd staan, maar het continent. Majors standpunt was helder: de vijftien Europese landen werken weliswaar samen bij het bestrijden van criminaliteit, maar het is afgesproken de Europese instellingen erbuiten te laten. Het Hof van Justitie heeft dus niets te zeggen over geschillen die voortvloeien uit het Europolverdrag. Het omgekeerde van wat Kok wilde bereiken.
Hoewel de overige dertien landen het met Kok eens waren, begonnen de regeringsleiders zich toch wat ongemakkelijk te voelen. Want zonder steun van de Britten zou het Europolverdrag niet worden ondertekend, en zonder dat verdrag zouden de crime-fighters in Den Haag niet aan de slag kunnen. Vooral de Duitse bondskanselier Helmut Kohl drong daarom aan op een akkoord. Dan maar geen bevoegdheid voor het Europese Hof, waar de Duitsers toch al niet erg gecharmeerd van zijn.
Op zo'n moment gaan andere zaken meespelen. Daar kan geen lobby van de Benelux tegenop. Kohl gunde in Cannes de Franse president Jacques Chirac graag een succesje om hem wat meer bij Europa te kunnen betrekken. Bovendien wilde Kohl op zijn beurt Major niet verder van Europa vervreemden. En dus koos Kohl de kant van Major, waarna de andere landen spoedig volgden.
| |
| |
Het werd een bizar machtsspel, dat zich die avond tijdens het diner in hotel Martinez afspeelde. ‘Van veertien tegen één, stond het opeens drie tegen twaalf,’ vertelde Kok na afloop in Le Sequet, een zaaltje in de casinokelder van zijn hotel, het Noga-Hilton. ‘En die drie hebben standgehouden. De Benelux heeft z'n waarde bewezen.’
Zoals de ambtenaren hadden voorspeld, durft Kok ‘nee’ te zeggen. Althans 's avonds aan het diner. De volgende ochtend bleek Kok er echter, na een gesprek met zijn Belgische collega Dehaene, toch iets anders over te denken. Zijn ‘nee’ was een ‘ja’ geworden. Want uiteindelijk koos Kok toch de interpretatie van Dehaene. Maandag was het nog: liever geen verdrag dan een slecht verdrag. Dinsdag werd het: liever een slecht verdrag dan geen verdrag.
Aan de inwoners van Cannes ging deze verwarrende koehandel volstrekt voorbij. De Cannois, die nog nooit van de Benelux hebben gehoord, maar alles van Hollywood weten, konden slechts mopperen: over 32 kilometer aan dranghekken, over gesloten casino's (want daar zat Kok) en over de afgezette Boulevard de la Croisette. De inwoners van Cannes zien graag sterren, maar niet die van Europa.
|
|