den en daarna veertien jaar lid van de Raad van State in Den Haag.
Kapteyn en zijn collega's zetelen in een bijzonder gebouw op de Kirchberg, even buiten het centrum van Luxemburg. Het is een enorme stalen, bruin uitgeslagen constructie, die van boven breder is dan van onderen. Binnen pronken de kunstvoorwerpen die de lidstaten aan het Hof hebben geschonken. De Franse republiek leverde een naakte jongeman van Rodin, ‘Het Bronzen Tijdperk’. Het Koninkrijk der Nederlanden is vertegenwoordigd met een plastiek van Joost Baljeu: ‘Construction synthétique’.
Het Hof telt vijftien rechters: één uit elke lidstaat. Dat laatste is geen verplichting. Aangezien over de nationaliteit van de rechters in de verdragen niets is geregeld, zou ‘het hele Hof net zo goed uit Russen kunnen bestaan,’ merkte een Britse rechter eens op. Maar uiteraard hebben de lidstaten de posten keurig onder elkaar verdeeld.
Bij een even aantal lidstaten, zoals vóór 1995 vele jaren het geval was, levert een van de grote lidstaten een extra rechter, zodat in het college de stemmen niet kunnen staken. In de jaren vijftig, toen er slechts zes lidstaten waren, mocht Nederland vele jaren twee rechters leveren aan, toen nog, het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal. Dat waren P.J.S. Serrarens en mr A. van Kleffens, de jongere broer van minister van Buitenlandse Zaken E.N. van Kleffens.
Een benoeming geldt voor zes jaar. Ter vergelijking: de negen rechters van The Supreme Court, het hoogste hof in de Verenigde Staten, worden voor het leven benoemd. Een herbenoeming is in Luxemburg niet uitgesloten. Een van Kapteyns voorgangers, prof. dr A.M. Donner, werd steeds opnieuw benoemd en was uiteindelijk twintig jaar aan het Hof verbonden, waarvan zes jaar als president.
Een benoeming voor zes jaar vindt Kapteyn aan de korte kant, omdat het altijd enige tijd duurt voordat rechters zijn ingewerkt. Hij prefereert een langere periode en dan zonder de mogelijkheid te worden herbenoemd. Dat zou volgens hem de onafhankelijkheid van het Hof ten goede komen. Rechters hoeven dan immers niet bang te zijn dat hun herbenoeming in ge-