| |
| |
| |
2. De Commissarissen
Hoe Hans van den Broek de Nederlandse belangen behartigt in de Europese Commissie
Hans van den Broek, grijs en lang, loopt de vergaderzaal van de Europese Commissie binnen, gelegen op de twaalfde verdieping van het sobere Breydelgebouw aan het Jubelpark in Brussel. Het is voorjaar 1995 en hij heeft zich deze ochtend voorgenomen zijn collega's geld te vragen voor versterking van de dijken in Nederland, die zwaar hebben geleden onder de overstromingen tijdens de winter. Weliswaar heeft Van den Broek het buitenlands beleid in zijn portefeuille, maar niemand zal het vreemd vinden dat hij geld wil hebben voor Hollandse dijken. Althans dat hoopt hij.
De vergaderzaal oogt krap door de enorme, ovale houten tafel waaraan Van den Broek met zijn negentien collega's moet zitten. Samen vormen ze het dagelijks bestuur van de Europese Unie. Alleen op basis van hun voorstellen kunnen er besluiten vallen. Woensdag is de vaste vergaderdag van de Europese Commissie, zoals de ministerraad in Nederland iedere vrijdag bijeenkomt in de Trêveszaal aan het Haagse Binnenhof.
Van den Broek, ruim tien jaar minister van Buitenlandse Zaken geweest, gaat op zijn vaste plaats zitten: met zijn rug naar de vertaalcabines en recht tegenover de voorzitter, de Luxemburger Jacques Santer. Links van Hans van den Broek zit zijn tegenpool, de Brit Sir Leon Brittan, slb, zoals zijn getrouwen hem liefkozend noemen, lag vaak met Van den Broek in de clinch, omdat ze beiden een deel van het buitenlands beleid voor hun rekening namen. Inmiddels heeft voorzitter Santer de wereld verdeeld en
| |
| |
zitten ze minder in elkaars vaarwater. Van den Broek doet Oost-Europa en de voormalige Sovjet-Unie en Brittan Noord-Amerika en het Verre Oosten.
Brittan is een geducht tegenstander. Intelligent, scherp van tong en ervaren. Hij is al lid van de Europese Commissie sinds januari 1989; alleen de Spanjaard Manuel Marin, net als Brittan vice-voorzitter, telt meer dienstjaren. Brittan speelt altijd mee in de voorste linies van de Europese politiek en is gevreesd. Hoewel hij een beetje belachelijk is gemaakt toen hij zijn dienstauto, een groene Jaguar, inruilde voor een rood exemplaar van hetzelfde merk omdat hij het niet kon velen dat sommige collega's precies dezelfde limousine hadden gekozen als hij.
Van den Broek en Brittan behoren tot de toonaangevende leden van de Europese Commissie. Ze zijn regelmatig aan het woord tijdens de vergaderingen van de Europese Commissie, al was het alleen al omdat hun portefeuilles vaste punten op de agenda vormen. Dat geldt ook voor de andere krachtpatser van de Europese Commissie, de ervaren Belg Karel Van Miert, die de belangrijke portefeuille Concurrentieverhoudingen beheert, het punt waar vrijwel alles om draait in de Europese Unie, die immers, los van alle mooipraterij, een vrije markt moet garanderen.
Twee andere voorname spelers die steevast aan het woord komen, zijn de Spanjaard Marcelino Oreja: klein, intelligent, vriendelijk en als eerste verantwoordelijk voor de contacten met het Europees Parlement; en de jonge Fin Erkki Liikanen, die verantwoordelijk is voor het budget. Voorzitter Santer gebruikt hem als een soort minister van Financiën: de collega's moeten eerst bij hem langs om te vragen of er wel geld is voor hun plannen.
De rest is van minder kaliber. Het zijn nieuwkomers (lid sinds januari 1995, toen de Commissie-Santer aantrad) of ze hebben een portefeuille die weinig om het lijf heeft, hetgeen niet te voorkomen valt in een college van twintig leden. De Duitser Martin Bangemann behoort tot de twijfelgevallen. Hij begon in 1989 heel ambitieus, maar is een beetje op de achtergrond geraakt. Hij heeft de naam vaak afwezig te zijn.
Zijn collega Ritt Bjerregaard, een Deense feministe die voor veel rumoer zorgt in Brussel, beklaagde zich najaar 1995 dat Bangemann slechts zelden de vergaderingen bijwoont. ‘Ik ben
| |
| |
tegenwoordig verbaasd als hij er is.’ Bangemann reageerde vrolijk op haar beschuldiging: ‘Het is altijd hetzelfde. Steeds als ik vrouwen ontmoet, hebben ze behoefte me vaker te zien.’ Het bleek bovendien wel mee te vallen met zijn afwezigheid: van de 35 vergaderingen tot oktober van dat jaar had hij er 29 bijgewoond. In totaal kwam de Europese Commissie in 1995 46 keer bijeen.
De wekelijkse vergadering in Breydel, een verticaal gelijnd gebouw, heeft altijd plaats op woensdag. Breydel heeft in Brussel dezelfde klank als het Catshuis of de Trêveszaal in Den Haag. Alleen als het Europees Parlement in Straatsburg zijn plenaire zitting houdt, vergadert de Europese Commissie noodgedwongen ook in deze Franse stad. Ze moet in de buurt zijn, aangezien leden van de Europese Commissie regelmatig in het parlement moeten opdraven om zich te verantwoorden of om vragen te beantwoorden.
Ook moet altijd een van de Commissarissen, zoals de leden van de Europese Commissie doorgaans worden genoemd, aanwezig zijn bij de stemmingen van de parlementariërs. Een corvee dat ze bij toerbeurt vervullen, omdat het ‘dodelijk saai’ kan zijn, zoals Bjerregaard op 14 juni 1995 in haar later naar de media uitgelekte dagboek schreef. ‘Je hebt niets anders te doen dan aanwezig zijn. Het duurt een uur, en soms, zoals vandaag anderhalf.’
In de zaal op de twaalfde verdieping heeft voorzitter Santer om halftien de wekelijkse vergadering van de Europese Commissie geopend. Santer, sinds januari 1995 in functie, is meegevallen. Toen Santer kwam, werd hij beschreven als een dorpsburgemeester die het liefst recepties afloopt. En, toegegeven, de voorzitter heeft een blozend gezicht dat graag wil lachen; de grijze haren zijn geruststellend achterovergekamd. Als bij een dorpsburgemeester. Maar de voormalige premier van Luxemburg ontpopte zich als een teamleider die rust brengt, iedereen in zijn waarde laat, en krachtig optreedt wanneer dat nodig is.
Hij mag dan meevallen, de christen-democraat Santer is niet te vergelijken met zijn dwingende voorganger Jacques Delors, een socialist. Die had elke keer weer grootse plannen. In de tien jaar dat hij voorzitter was, heeft hij van de baan een machtige functie gemaakt. De aanwijzing van zijn opvolger liep daardoor
| |
| |
uit op een prestigeslag tussen de toenmalige Nederlandse premier Ruud Lubbers en zijn Belgische collega Jean-Luc Dehaene. Met steun van Frankrijk en Duitsland leek Dehaene te winnen, maar tijdens de Europese top op het Griekse eiland Corfu, juni 1994, sprak de Britse premier John Major zijn veto uit over de Belg en moest een compromiskandidaat worden gezocht. Het werd de ‘visieloze’ Santer.
Santer is vele malen pragmatischer dan Delors. Hij houdt niet van vergezichten. Volgens hem is de toekomst van Europa onbenoembaar. ‘Het zal federale elementen bevatten, maar geen bondsstaat zijn. Europa krijgt een constructie waarvoor nog geen naam is.’
Op zijn manier heeft Santer echter ook een visie: hij vindt dat de Europese Commissie minder moet doen, maar wel beter. ‘Het is mijn obsessie het bestuur van Europa doelmatiger te maken,’ vertelde hij begin 1996, toen hij net een jaar in functie was, op zijn werkkamer met uitzicht op het Jubelpark. En hij houdt zich aan zijn belofte. Voor 1996 stonden slechts negentien ‘wetsvoorstellen’ van de Europese Commissie op het programma. Heel wat minder dan de 61 in 1990 of de 25 van 1995.
Van den Broek is tevreden over de Luxemburger. ‘Ik vind dat deze club goed en collegiaal met elkaar samenwerkt en daarvoor verdient Santer alle krediet,’ zei hij een halfjaar na het aantreden van Santer. ‘Hij laat elke Commissaris voldoende ruimte, hij is weinig dwingend en heeft veel geduld. Uiteraard zijn er weleens incidenten, maar dan laat hij iedereen rustig uitrazen, tot ze er zelf moe van worden.’
Santer hecht belang aan de collegialiteit, erkennen ook zijn medewerkers. Toen de Deense Commissaris Bjerregaard in oktober 1995 haar dagboek over het eerste halfjaar van haar verblijf in Brussel wilde publiceren, heeft Santer dat op het laatste moment weten te voorkomen. Niet omdat hij bang was voor haar opinie, maar omdat er negatieve opmerkingen in stonden over haar collega's. ‘En je moet de komende vier jaar nog met ze samenwerken,’ hield hij haar voor.
Collegiale besluitvorming is misschien wel het meest kenmerkende aspect van de wijze waarop de Europese Commissie haar beslissingen neemt. De hele organisatie is daarop gericht.
| |
| |
Hoewel het van buiten een ondoorzichtig proces lijkt, verlopen de belangenafweging en de besluitvorming in de Europese Commissie voor de betrokkenen duidelijker en openlijker dan in een regeringscentrum als Den Haag, weet een insider die zowel in Brussel als Den Haag heeft gewerkt. In Den Haag valt soms niet eens te achterhalen hoe een beslissing tot stand is gekomen en welke belangenorganisatie of ambtelijke dienst de slag in het achterkamertje of het Torentje heeft gewonnen.
Het grote verschil tussen Den Haag en Brussel is dat bij de Europese Commissie het informele circuit geformaliseerd is. Het is een strak proces, gericht op de woensdagvergadering van de Commissarissen. De voorbereiding is in handen van de persoonlijke medewerkers van de twintig Commissarissen. Ieder lid van de Europese Commissie heeft een eigen stafbureau of cabinet, zoals iedereen het in Brussel op z'n Frans noemt.
Zo'n ‘kabinet’ telt zes tot tien vertrouwelingen, die uitsluitend voor hun eigen Commissaris werken. Vrijwel altijd zijn het landgenoten van hem of haar, maar de regel schrijft voor dat ten minste één medewerker een andere nationaliteit moet hebben. In Van den Broeks kabinet zit een Brit, Michael Leigh, en in dat van de Transportcommissaris Neil Kinnock een Nederlander: Gert Jan Koopman. Ook Santer heeft een Nederlander in zijn kabinet opgenomen: Alexander Italianer, een zoon van de voormalig secretaris-generaal van het ministerie van Buitenlandse Zaken.
Behalve het voorbereiden van de woensdagvergadering vormt het ‘kabinet’ de schakel tussen de Commissaris en de ambtelijke dienst waarvoor hij verantwoordelijk is. Verder onderhoudt het kabinet de contacten met maatschappelijke organisaties, het Europees Parlement en de nationale achterban van de betreffende Commissaris. Vervolgens zijn er natuurlijk de gewone staftaken als het schrijven van brieven en speeches en het uitzoeken van allerlei kwesties. Kortom, het gewone handwerk.
Het kabinet van de voorzitter speelt een centrale rol. Santers voorganger Jacques Delors heeft weleens gezegd dat hij zijn succes te danken had aan zijn chef de cabinet Pascal Lamy; binnen de Europese Commissie aangeduid met zijn bijnaam Delors' Exocet, een verwijzing naar de trefzekere raket van Franse makelij.
Ook Santer heeft een uiterst slimme en behendige chef. Het
| |
| |
is zijn landgenoot Jim Cloos, die al jaren in het Brusselse labyrint meeloopt en het besluitvormingsproces van verschillende kanten kent. Hij heeft ingewikkelde dossiers, zoals die over landbouwkwesties, altijd snel onder de knie. Het is een voordeel dat Cloos dezelfde functie heeft vervuld voor René Steichen, die vóór 1995 Landbouwcommissaris was.
Bij openbare optredens van Santer, bijvoorbeeld in het Europees Parlement, is de workaholic Cloos altijd in diens onmiddellijke nabijheid: op fluisterafstand. Bij de woensdagvergadering zit hij vlak achter hem, als een van de weinige ambtenaren. Met Cloos in zijn buurt heeft Santer geen tolk nodig: hij spreekt Frans, Engels, Duits, Russisch, Spaans, Luxemburgs en een beetje Nederlands.
Het team van Cloos, dat met tien medewerkers en acht nationaliteiten niet alleen het omvangrijkste is, maar ook het internationaalste, hanteert een andere werkwijze dan dat van Delors' Lamy, wiens ploeg een spaakwiel vormde met chef Lamy in het midden. Alles liep via Lamy; zelf drongen de leden van het kabinet nauwelijks tot Delors door.
Het kabinet van Cloos werkt meer als een ploeg en begint elke morgen om negen uur met een gezamenlijke bespreking. De kabinetsleden hebben ook zonder Cloos toegang tot Santer. Voor Santer werkt dat goed, aangezien hij informatie makkelijker tijdens een gesprek oppikt dan door het lezen van stukken.
Santer is geen technocraat. Zijn voorganger Delors wilde op alle dossiers zijn stempel drukken en daarvoor was een grondige studie van de concepten noodzakelijk. De vaderlijke en goedlachse Santer neemt liever op hoofdlijnen de beslissingen en laat de uitwerking van de details over aan zijn medewerkers. Zoals hij in Luxemburg gewoon was.
Van den Broeks cabinet staat onder leiding van Henk Post, een voormalige diplomaat met als standplaatsen Kinshasa, Warschau en Brussel. Tot Van den Broek hem eind 1994 naar Brussel haalde, werkte Post vijf jaar als partner voor het kantoor van de landsadvocaat in Den Haag. De twee kennen elkaar van Buitenlandse Zaken: Post was de tweede helft van de jaren tachtig particulier secretaris van, toen nog, minister Van den Broek.
De andere leden van Van den Broeks kabinet zijn de al ge- | |
| |
noemde Brit Leigh, adjunct-kabinetschef Ed Kronenburg, de PvdA'er Cees Wittebrood, Ad van der Meer, Ben Smulders en de jonge D66-aanhangster Lousewies van der Laan. Ook prins Constantijn, die in 1995 stage liep bij Van den Broek, werkt voor het kabinet. Van den Broeks woordvoerder Nico Wegter is officieel geen lid van het stafbureau, maar is meestal wel aanwezig bij de besprekingen.
Het kabinetssysteem zorgt voor een snelle besluitvorming, het is een soort pressurecooker. De betrokkenen ervaren het bovendien als een heel overzichtelijk proces. Eerst zorgen de betrokken ambtelijke diensten, de dg's, dat ze het onderling eens worden over een voorstel. Vervolgens gaat het plan naar het kabinet van de betreffende Commissaris.
De uiteindelijke besluitvorming kost drie ronden. Eerst komen de specialisten van de twintig kabinetten bijeen om onder leiding van de specialist van Santers cabinet overeenstemming te bereiken. Dan gaat het voorstel naar het zogeheten chefberaad van maandag. In feite vallen daar, zonder dat er wordt gestemd, de meeste besluiten. Zaken waar de kabinetschefs niet uitkomen, worden doorgeschoven naar het topberaad op woensdag van de Europese Commissie zelf.
De chefbijeenkomst op maandag is enerverend. De vergadering begint om drie uur, loopt meestal door tot een uur of acht 's avonds en wordt gehouden in de vergaderzaal van de Europese Commissie. De kabinetschefs zitten dan ook achter het bordje van hun Commissaris. Ook in de notulen komen ze niet onder eigen naam voor, maar in hun functie als chef de cabinet van die en die Commissaris.
Voorzitter van het gezelschap is niet, zoals logisch lijkt, Santers kabinetschef Jim Cloos, maar de secretaris-generaal van de Europese Commissie, de kleine Brit David Williamson. Cloos zit aan zijn rechterhand. Links zit de notulist en daarnaast de plaatsvervangend secretaris-generaal, de Nederlander Carlo Trojan, die op de hoogte is van de standpunten van de hoofdsteden, aangezien hij het cruciale overleg van de vijftien ambassadeurs bijwoont.
Voor de chefs is het zaak goed op te letten bij het overleg op maandag. Het gaat razendsnel en lijkt wel een beetje op een va- | |
| |
lutahandel. Voor de chefs er erg in hebben, is een punt behandeld. Er zijn tolken, maar die kunnen lang niet van alles een vertaling geven, omdat de kabinetschefs sommige deals niet via de microfoon sluiten.
Het chefberaad van maandag is een soort generale repetitie voor de echte vergadering van de Europese Commissie op woensdag. Valt een voorstel op maandag slecht, dan heeft een Commissaris nog tijd om het een beetje bij te stellen, waardoor het op woensdag voldoende stemmen kan behalen. Zijn de chefs het eens over een voorstel, dan gaat de kwestie als a-punt naar de woensdagvergadering, een hamerstuk. De Commissarissen hoeven het alleen te accorderen. b-punten zijn kwesties waarover de chefs het niet eens zijn geworden en waarover Van den Broek en zijn collega's nog moeten debatteren. Nieuw onder Santer is de introductie van zogeheten c-punten, onderwerpen waarover de voorzitter eerst een oriënterende discussie wil.
Dit is de meest ideale wijze waarop het kabinetssysteem kan werken. Het verloopt ook weleens minder soepel. Soms neemt een kabinet een voorstel helemaal opnieuw in studie. De Nederlander Marius Enthoven, de directeur-generaal Milieu, had daar bijvoorbeeld last van bij de vorige milieucommissaris. Enthoven: ‘Dan diende je een voorstel in dat al uitvoerig met de andere diensten was besproken, en dan ging zo'n kabinet het werk nog eens rustig overdoen voor het begon te onderhandelen met de kabinetten van de andere Commissarissen.’
Het voorstel wordt er door de bemoeienis van het kabinet niet altijd beter van. Bovendien is het demotiverend voor de ambtenaren van de dg's die het voorstel hebben voorbereid, luidt de kritiek. Die valt niet alleen te beluisteren bij de dg's, maar ook bij de ambtelijke leiding van de Europese Commissie. Vandaar dat iedere nieuwe voorzitter van de Europese Commissie de omvang van de kabinetten probeert terug te dringen.
Dat lukt slechts matig. Als de helpers niet door de Europese Commissie worden betaald, stationeert een ministerie van het thuisland iemand in Brussel. Van den Broek heeft daar geen gebruik van gemaakt, maar zijn Franse collega Edith Cresson bijvoorbeeld wel. Haar kabinet telt negen medewerkers, twee meer dan het kabinet van de Nederlander.
| |
| |
De kabinetten zijn nauw betrokken bij benoemingen in het ambtelijk apparaat en zijn daardoor de schrik van de gewone functionarissen van de Europese Commissie. ‘Ik weigerde eens een opdracht uit te voeren van het kabinet van een Italiaanse Commissaris,’ zegt een Italiaanse ambtenaar. ‘Direct krijg je te horen dat ze je weten te vinden. Ze kunnen het keihard spelen.’
Als Hans van den Broek in de vergaderzaal op de twaalfde verdieping over het geld voor de Nederlandse dijkverzwaring begint, is er niemand die schamper lacht. Voorzitter Santer hamert hem ook niet af. Zijn collega Monika Wulf-Mathies, die als Commissaris voor regionaal beleid het geld moet leveren, sputtert niet dat Van den Broek haar terrein betreedt. Niemand vindt het gek dat juist een Nederlander geld vraagt voor Nederlandse dijken. Integendeel, de collega's vinden het logisch dat Van den Broek over het onderwerp spreekt. Hij zal er als Nederlander immers wel het meeste vanaf weten.
Over het behartigen van nationale belangen (het beschermen van de eigen industrie, het toekennen van subsidies, de protectie van de eigen markt) doen ze in de Europese Commissie en in de andere lidstaten niet moeilijk. Het is vooral Nederland dat het lange tijd onbehoorlijk vond in Brussel voor het eigen belang op te komen. Pas de laatste tijd begint daar verandering in te komen. Van den Broek en zijn cabinet hebben er in ieder geval geen problemen mee, de andere landen doen het ook en het is een essentiële taak.
Een Commissaris is geen zetbaas van zijn regering, maar heeft vanzelfsprekend oog voor de belangen van zijn land. Het afwegen van de uiteenlopende nationale belangen hoort bij het besluitvormingsproces in de Europese Commissie. Daarmee vergroot het college immers het draagvlak voor zijn besluiten. De stelling dat een Europese Commissie slagvaardiger en ‘Europeser’ is als het nationale belangen negeert, zoals Henk Bouwmans in Het Parool betoogde, wordt op het hoofdkwartier van de Europese Commissie niet gedeeld. ‘Dan ontstaat er een ivoren toren.’
Het is dan ook niet ‘anti-Europees’ of ‘eng-nationalistisch’ van Nederland om vast te houden aan een eigen vertegenwoordiger
| |
| |
in de Europese Commissie. Die zorgt er immers voor dat in de Europese Commissie het Nederlandse aspect naar voren wordt gebracht, zoals de andere Commissarissen ‘deskundig’ zijn als hun land aan de orde komt. Een pleidooi om een Nederlander in de Europese Commissie te houden betekent daarom niet het einde, maar juist het behoud van de Europese Unie.
Uiteraard mogen de Commissarissen geen opdrachten van hun land aannemen. Het reglement schrijft voor dat ze onafhankelijk moeten zijn. Santer heeft de Duitse regering moeten berispen, omdat het ministerie van Justitie in Bonn een brief had geschreven aan de twee Duitse leden van de Europese Commissie, Bangemann en Wulf-Mathies. In de brief werden ze verzocht tegen een voorstel te stemmen dat de garantieperiode van goederen moet regelen.
Overigens stemt de Europese Commissie vaker niet dan wel. Santer, als premier van Luxemburg gewend om coalities te smeden, vat de discussie meestal zodanig samen dat stemming niet meer nodig is. Met opzet heeft Santer niet laten stemmen over de Franse kernproeven. Bij zo'n onderwerp is het belangrijker dat de Europese Commissie op één lijn zit. In zo'n geval werkt Santer naar een consensus toe.
Volgens waarnemers van het wekelijkse topberaad is er nauwelijks blokvorming in de Europese Commissie. De tien socialisten in het college stemmen niet als één groep. De laatste keer dat er door de Europese Commissie een ideologische scheidslijn liep, was bij de stemming over de zogeheten Vredeling-richtlijn over de medezeggenschap van werknemers, genoemd naar de Nederlander Henk Vredeling, die van 1977 tot 1981 de portefeuille Sociale Zaken beheerde.
De enigen die weleens gezamenlijk optrekken in de Commissie-Santer zijn de vijf vrouwelijke Commissarissen. De ‘opstand der vrouwen’ heeft er toe geleid dat Santer zelf de coördinatie van het emancipatiebeleid, eerder toegewezen aan de Ierse Commissaris Pádraig Flynn, op zich heeft genomen.
Als Van den Broek is uitgesproken, lijkt een meerderheid van zijn collega's bereid Nederland geld te geven voor de dijkverzwaring. In de maanden daarna zal zijn kabinet intensief onderhandelen
| |
| |
over de hoogte van het bedrag, daarin gesteund door een intensieve lobby van de Nederlandse ambassade bij de Europese Unie. Het leidt er toe dat van de 345 miljoen gulden die Commissaris Wulf-Mathies uit de subsidiepot voor regionaal beleid heeft vrijgemaakt, het overgrote deel, 230 miljoen, naar Nederland gaat.
Of een Commissaris vaak successen boekt, hangt niet alleen af van zijn behendigheid en de kwaliteit van zijn kabinet. Doorslaggevend is de zwaarte van zijn portefeuille. Hoe zwaarder zijn pakket, des te meer hij heeft in te brengen. Niet omdat er met meer ontzag naar hem wordt geluisterd, of omdat hij met een zwaar pakket meer stemmen heeft. De reden is dat door het besluitvormingssysteem van de Europese Commissie het soortelijk gewicht van de portefeuille zich vertaalt in invloed.
Het werkt zo: een Commissaris en zijn kabinet zijn voortdurend bezig met het tellen van medestanders en tegenstanders. Want ook al komt het niet vaak tot een stemming, het is wel noodzakelijk een meerderheid achter je voorstel te krijgen. Je hebt dus ten minste de steun van elf van de twintig Commissarissen nodig. Om die stemmen te behalen zijn de twintig Commissarissen constant bezig met het vormen van coalities. Het is een ingewikkeld spel, waarbij ze op meer dan één bord tegelijk moeten schaken. Allerlei onderwerpen die niets met elkaar te maken hebben, worden met elkaar verbonden. ‘Als je mij bij punt 12 steunt, help ik jou bij punt 25.’ Of zoals Bjerregaard in haar dagboek noteerde: ‘Regelmatig worden deals gesloten. Zo zei Emma Bonino eens in het voorbijgaan tegen mij dat we een overeenkomst konden sluiten over een milieuzaak als zij daarvoor iets terugkreeg van mij.’
Uiteraard kan een Commissaris zich alleen op zijn eigen portefeuille richten, maar dan bereikt hij niet veel. Het is beter met alle onderwerpen mee te doen, ook als je geen enkel belang hebt bij een kwestie. De ander moet dan immers je stem ‘kopen’. Zoals in de Nederlandse ministerraad het non-interventiebeginsel telt (ik bemoei me niet met jouw portefeuille als jij je niet met die van mij bemoeit), geldt in Brussel juist het omgekeerde.
Het is deze voortdurende ruilhandel en coalitievorming waaraan de kabinetten de meeste tijd besteden. Het betekent ook dat ze niet alleen op de hoogte moeten zijn van de portefeuille
| |
| |
van hun eigen Commissaris, maar dat ze goed moeten weten wat er speelt op het terrein van zijn collega's. Zonder die kennis vallen er immers geen voordelige deals te maken.
Het spreekt voor zich dat hoe zwaarder de portefeuille van de Commissaris is, hoe meer hij te ruilen heeft. NRC Handelsblad ziet Van den Broeks takenpakket, de betrekkingen met Oost-Europa, vooral als ‘leuk’ voor de oud-minister, maar niet als ‘zwaar’ of van belang voor Nederland. Dan had hij bijvoorbeeld transport of internationale mededinging moeten hebben. Dat is een onjuiste veronderstelling.
Voor Nederland mogen de betrekkingen met Oost-Europa op het eerste gezicht niet belangrijk zijn, voor Brussel gaat dat niet op. In de Europese Commissie geldt Van den Broeks portefeuille als toppakket. Hij gaat over de uitbreiding van de Europese Unie met de Oost-Europese landen en daar hebben bijna al zijn collega's de komende vier jaar mee te maken. Het geeft hem een vrij entree bij landbouwcommissaris Franz Fischler, die met de uitbreiding worstelt, omdat de nieuwe toetreders een grote landbouwsector hebben.
Fischler heeft Van den Broek de komende jaren hard nodig, dus kan Van den Broek invloed uitoefenen op de voor Nederland zo belangrijke landbouwportefeuille. Het is niet nodig zelf die portefeuille te hebben, zolang je er door ruilhandel maar iets over te zeggen hebt. De Commissaris Consumentenzaken heeft Fischler veel minder te bieden en kan dus nauwelijks invloed uitoefen op het landbouwbeleid.
Het had niet veel gescheeld of Nederland had door stom opereren in de Commissie-Santer de magere portefeuille Consumentenzaken in de maag gesplitst gekregen. De paarse partijen D66, PvdA en vvd voelden er namelijk weinig voor de cda'er Van den Broek in de nieuwe Europese Commissie te handhaven en kwamen in de nazomer van 1994 met eigen kandidaten. De PvdA schoof Piet Dankert en Hedy d'Ancona naar voren. De vvd had Neelie Kroes voor Transport en David Luteijn voor Landbouw in de aanbieding. D66 kandideerde Jan Terlouw en Laurens Jan Brinkhorst voor Transport.
D66-leider Hans van Mierlo, minister van Buitenlandse Zaken, blokkeerde zowel Terlouw als Brinkhorst. Dus had D66 nie- | |
| |
mand voor de Europese Commissie. Bovendien werd het Van Mierlo al snel duidelijk dat Nederland niet in aanmerking kwam voor de gewilde portefeuilles Transport of Landbouw. En het maakte alleen kans op Buitenlandse Betrekkingen als Van den Broek, die de portefeuille vanaf januari 1993 beheerde, de kandidaat zou zijn.
In een gesprek tussen Van Mierlo, premier Wim Kok en ambassadeur Ben Bot is toen besloten alles op alles te zetten om Van den Broek zijn portefeuille te laten behouden. Alleen met hem kon Nederland immers een zetel van enig gewicht binnenslepen. Met een andere kandidaat zou Nederland angstvallig dicht in de buurt komen van de categorie Consumentenbelangen en Humanitaire Hulp. Niet onbelangrijk, maar nauwelijks portefeuilles die in de Europese Commissie een stevige onderhandelingspositie bieden.
Door een cda'er te kiezen bespaarden de paarse partijen zich bovendien een compensatieprobleem. Als een PvdA'er Commissaris was geworden, hadden D66 en vvd immers een tegenprestatie van de PvdA verlangd. En omgekeerd. Nu bleef de balans in evenwicht.
Van den Broek, op zijn beurt, wist aan wie hij de steun voor zijn kandidatuur te danken had. Toen duidelijk was dat hij in de nieuwe Europese Commissie zou terugkeren en de portefeuille Buitenlands Beleid voor hem was veiliggesteld, benoemde hij het actieve D66-lid Van der Laan, die door de Europese Commissie bij de Oost-Europabank in Londen was gestationeerd, tot lid van zijn kabinet.
Santer laat weinig ambtenaren toe bij het woensdagse topberaad. De enige die aan de tafel mag zitten, links van hem, is secretarisgeneraal Williamson. Achter hem zit uiteraard zijn kabinetschef Jim Cloos. Verder zijn in de zaal slechts een paar andere functionarissen present, aan vier aparte tafeltjes: Williamsons plaatsvervanger Carlo Trojan, de griffier, een ambtenaar van de juridische dienst, en Klaus van der Pas, Santers Duitse woordvoerder die van Nederlandse afkomst is.
Meestal zijn er ook een paar kabinetschefs aanwezig. Zij mogen hun Commissaris vervangen als die niet aanwezig kan zijn.
| |
| |
Meestemmen mogen ze niet, en meepraten alleen als het om gevoelige kwesties als de Franse kernproeven gaat en Santer van iedere Commissaris een reactie wil. Ook aanwezig zijn, in hun cabines, de tolken, want anders dan bij het chefberaad wordt voor een vertaling van de discussie gezorgd. Van de elf talen in de Europese Unie mogen de Commissarissen echter alleen Frans, Engels en Duits gebruiken.
Door de geduchte voorbereidingen duurt het woensdagberaad nooit lang. Tegen één uur is het meestal gebeurd, waarna de Commissarissen gezamenlijk de lunch gebruiken in een van de salons op de twaalfde verdieping. Daar laat Santer geen pottenkijkers toe. Alleen Williamson en Cloos zijn present.
Slaagt Santer er niet in de discussies voor de lunch af te ronden, dan vergadert de Commissie om drie uur verder. Niet eerder, want tussen één en drie ligt Brussel stil. De kantines en restaurants stromen dan vol. Voor de kabinetsleden een uitstekende gelegenheid om eens af te tasten hoe een voorstel bij collega's ligt. Misschien valt aan de dis wel een deal te sluiten. Het smeden van coalities voor de volgende woensdagvergadering is alweer begonnen.
|
|