De geheimen van het torentje. Praktische gids voor het premierschap
(1993)–Arendo Joustra, Erik van Venetië– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 73]
| |
4 De woensdagmiddag:
| |
[pagina 74]
| |
de binnenkamers van het kabinet. Niets is echter vrijblijvend in de top van de Haagse politiek. Brinkman en Wöltgens worden dan ook niet wijzer gemaakt dan nodig is. Voorop staat dat de premier of een betrokken minister belang heeft bij het inlichten van de fractie-elite. De politiek gevoelige stukken krijgen ze alleen te zien als ze er hun steun aan moeten verlenen, voordat een kwestie in de ministerraad of de Kamer aan de orde komt.
In het decennium van zijn premierschap heeft Ruud Lubbers het informele vooroverleg tussen regeringsfracties en kabinet gestructureerd en geïntensiveerd. Het monisme - de innige verstrengeling van regering en regeringsfracties - is een aanvaard fenomeen dat niet meer is weg te denken uit de Haagse politiek. Elke woensdag bespreekt het kwartet twee of drie actuele ruziegevoelige ‘dossiers’. Als het spannend wordt, zoals rond het plan-Simons over de gezondheidszorg, rond een nieuwe bezuinigingsronde, de basisvorming, de arbeidsongeschiktheid of de identificatieplicht, belegt Lubbers extra bijeenkomsten van de vier, meestal aangevuld met de betrokken bewindslieden en fractiespecialisten. Behalve de bijeenkomsten in kwartetvorm spreken de vier elkaar met grote regelmaat in kleinere combinaties. De twee fractievoorzitters overleggen elke donderdagochtend over dreigende conflicten. Brinkman en Wöltgens hebben beiden rechten gestudeerd (en Brinkman ook nog politicologie), maar hun studierichting is zowat het enige gemeenschappelijke in hun achtergrond. Elco Brinkman is de gereformeerde burgemeesterszoon uit de Alblasserwaard, die als twintiger een ambtelijke bliksemcarrière maakte onder minister Wiegel van Binnenlandse Zaken. In 1982, toen Brinkman 34 jaar was, vroeg Lubbers hem als minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur in zijn eerste kabinet. Brinkman, fractievoorzitter sinds 1989, is een ongeduldig type. Hij werkt in een hoog tempo; het ene dossier na het ander vliegt over zijn bureau. Zijn stijl is die van de koele technocraat, die zijn ondergeschikten nauw bij zijn werk betrekt maar zelf nauwelijks een eigen mening heeft. ‘Hij mist de inhoudelijke dri- | |
[pagina 75]
| |
ve,’ vertelt een PvdA-kamerlid dat hem vaak in het interne coalitie-overleg meemaakt. Net als zijn ontdekker Hans Wiegel geniet hij van het showelement in de politiek, maar hij mist vooralsnog de fine tuning die de politieke routinier had. Vergeleken met Brinkman (door een van zijn medewerkers omschreven als ‘een oceaan van een meter diep’) is Thijs Wöltgens de intellectueel, wars van ieder uiterlijk vertoon. Na een partijcarrière kwam de joviale Limburgse economieleraar in 1977 in de Tweede Kamer, op het hoogtepunt van de periode-Den Uyl. De sigarenrokende financieel specialist is niet gauw van zijn stuk te brengen. ‘Ik ben een bastion van rust in een baaierd van onrust,’ zei Wöltgens over zichzelf. Hun vaste afspraak is op donderdagochtend, afwisselend in elkaars werkkamer. Bij mooi weer maken ze een wandeling rond de Hofvijver. Brinkman en zijn partijgenoot Lubbers spreken elkaar zondags, thuis bij Brinkman in de Leidse Merenwijk of bij Lubbers in de Rotterdamse wijk Kralingen. De verhouding is niet zo innig als die tussen Lubbers en de vorige fractievoorzitter De Vries. Die zagen elkaar vrijwel elke zondag. Lubbers legde de acht kilometer tussen zijn Kralingense woning en het huis van De Vries in Bergschenhoek graag joggend of fietsend af. Hij arriveerde steevast kort nadat De Vries thuiskwam van zijn bezoek aan de kerk. ‘Ik was toevallig in de buurt,’ verontschuldigde Lubbers zich voor zijn quasi onverwachte bezoekjes.
In de periode-Lubbers is de verwevenheid van de Haagse circuits van kamerleden, bewindslieden, topambtenaren en belangengroepen een gewoonte geworden. De politiek-bureaucratische elite gedraagt zich als een groep handelaars die op een marktplaats voortdurend zaken doet. Hun transacties spelen zich voor het overgrote deel in verborgenheid af. Het Torentje-overleg tussen de politieke toppen van kabinet en fractie is een knooppunt in het vlechtwerk. Hoe grijpbaar en overzichtelijk moet het geweest zijn in de jaren vijftig en zestig. Toen nam het kabinet nog besluiten in de vergaderzaal van de ministerraad, en behandelde de Tweede Ka- | |
[pagina 76]
| |
mer die besluiten nog in plenaire zitting in de oude balzaal aan het Binnenhof. Die afstandelijke relatie is verpersoonlijkt in de minister-president die tien jaar lang, tussen 1948 en 1958, het gezicht van de Nederlandse politiek bepaalde: Willem Drees. Drees geldt als de dualist bij uitstek, hoewel hij in de praktijk niet zo streng in de leer was als vaak wordt beweerd. Hij wist de PvdA-fractie heel goed te vinden als hij die nodig had. Den Uyl herinnerde zich dat Drees vergaderingen van het PvdA-bestuur bezocht als daar belangrijke politieke onderwerpen aan de orde kwamen.Ga naar eind1. Maar regel was dat kabinet en Kamer in gescheiden circuits opereerden. Regeerakkoorden beperkten zich tot hoofdlijnen, zodat het parlement de ruimte had in de kamerdebatten het kabinetsbeleid werkelijk te beïnvloeden. De fractievoorzitters ‘leefden zich toen uit in de controle achteraf en niet in het meeregeren vooraf’, zegt oud-minister en oud-premier Jelle Zijlstra.Ga naar eind2. Monisme, de osmose tussen Kamer en regeringsfracties, werd ongepast gevonden. Het was ondenkbaar dat bewindslieden in partijverband met hun fractievoorzitter en partijvoorzitter vooraf de vergaderingen van de ministerraad bespraken, zoals nu elke donderdagavond gebeurt. ‘Die nauwe banden tussen ministers en fracties, ik zou er niet over hebben gedroomd,’ zegt Zijlstra.Ga naar eind3. Zelfs in het eerste kabinet-Van Agt was de verhouding tussen de top van het kabinet en de fractieleiders nog niet zo innig. Regelmatig overleg bestond niet. Ideeën en wensen uit de vvd-fractie hoorde vice-premier Wiegel van fractievoorzitter Rietkerk. Wiegel bracht die zo nodig in tijdens zijn vele onderonsjes met Van Agt. Omgekeerd hoorde Wiegel via Van Agt over de problemen in de cda-fractie rond de olieboycot van Zuid-Afrika, de bezuinigingen of de kruisraketten. Lubbers deed er als fractievoorzitter van het cda alles aan om kabinet en fractie (en dan vooral zichzelf) met elkaar te vervlechten. Zijn politieke motief daarvoor was dat hij de linkervleugel in de cda-fractie, die met dissident stemgedrag het kabinet de kamermeerderheid kon ontnemen, tevreden moest stellen. Van Agt en vice-premier Wiegel deden hun zaken bij voorkeur getweeën. Ze konden samen uitstekend overweg. Uit bescherming tegen de bemoeial Lubbers hielden ze het overleg met de fractieleiders beperkt. | |
[pagina 77]
| |
In de ogen van Van Agt en Wiegel speelde Lubbers een irritante rol. In de discussie over het bezuinigingsprogramma Bestek '81 leverde hij alternatieven per strekkende meter. Zodra de vijf Bestek-ministers - Van Agt, Wiegel, Van Aardenne, Albeda en Andriessen - moeizaam overeenstemming hadden bereikt, arriveerde Lubbers, grossier in varianten, met een afgezwakte bezuinigingsvariant. Met zijn ingebakken drang tot het bedenken van nieuwe compromissen dreef Lubbers premier Van Agt enkele keren tot wanhoop. Tijdens een kabinetsbijeenkomst bezorgde een bode een brief bij Van Agt, die aan het handschrift te zien van Lubbers afkomstig was. Onder het langzaam uitspreken van de woorden ‘ongetwijfeld de nieuwste variant van de fractievoorzitter van het cda’ verscheurde hij demonstratief de ongeopende envelop. Wiegel en Van Agt hebben een keer een grap met Lubbers uitgehaald. Wiegel hoorde van Van Agt dat Lubbers weer op komst was. Ze zeiden tegen elkaar: ‘Hij komt vast weer met een alternatief. Daar zeggen we dan onmiddellijk ja op.’ Toen Lubbers zijn idee voorlegde, zeiden Van Agt en Wiegel: ‘Wat een fantastisch idee, Ruud.’ Het enthousiasme van de premier en de vice-premier maakte Lubbers vervolgens onrustig. In de woorden van Wiegel: ‘Hij was zo verbaasd dat zijn twee gesprekspartners zijn idee zo briljant vonden dat hij maar weer op zijn eigen alternatief begon te variëren. Zo kwamen we uit bij ons oorspronkelijke plan. Dat was het bewijs dat hij ervan houdt om steeds nieuwe varianten te verzinnen. Van Agt en ik hebben er toen hij weer weg was ontzettend om gelachen.’Ga naar eind4.
Lubbers had de buik vol van de pesterijen en de vernederingen door de minister-president. In 1977 had hij al op het punt gestaan de politiek te verlaten, omdat Van Agt hem ‘slechts’ het ministerschap van Ontwikkelingssamenwerking had aangeboden. Hij was toen serieus op zoek naar een andere betrekking. Vijf jaar later, na een tumultueuze periode als fractievoorzitter, zou Lubbers definitief afscheid hebben genomen van Den Haag als Van Agt opnieuw premier zou zijn geworden. Maar Van Agt maakte de weg vrij. Zelf had hij het liefst Jan de Koning | |
[pagina 78]
| |
als de nieuwe eerste man van het cda gezien, maar die vond Lubbers een betere keus. Verlost van de animositeit met Van Agt, betrok Ruud Lubbers op 4 november 1982 het pas opgeknapte Torentje. Hij ervoer zijn premierschap als een breuk met het verleden. Het uit de hand gelopen overheidstekort zou hij terugdringen en het bedrijfsleven zou hij gezond maken. Zijn ‘frisse ploeg’ zou een sfeer van aanpakken-zonder-poeha uitstralen, met politieke outsiders als Elco Brinkman, Onno Ruding en Pieter Winsemius. Een voorwaarde voor de ‘daadkracht’ was een gesloten front met de fracties van cda en vvd in de Tweede Kamer, die het strakke regeerakkoord hadden helpen schrijven. Maar de eerste maanden van Lubbers i dreigde het helemaal fout te gaan tussen de fractieleiders Bert de Vries en Ed Nijpels. Intern, in de pers en in de Tweede Kamer maakten ze elkaar regelmatig uit voor rotte vis. In het voorjaar van 1983 besloten Lubbers en vice-premier Gijs van Aardenne in te grijpen. Elke woensdag om twaalf uur, aanvankelijk om de week, haalden ze hun partijgenoten naar het Torentje om de ruzies van de afgelopen week te bespreken en afspraken te maken over wat er de volgende week allemaal goed moest gaan. Bij het cda kregen de bijeenkomsten de bijnaam ‘suiker-oompjesoverleg’. De suikeroompjes waren Ruud en Gijs, de ongehoorzame neefjes waren Bert en Ed. Met zijn vieren aten ze een broodje en dronken ze een glas melk of een borreltje.
Openlijke kritiek op deze werkwijze, die in de periode-Lubbers in wezen onaangetast is gebleven, is zeldzaam. Ad Kaland, de ‘recht door zee’ fractievoorzitter van het cda in de Eerste Kamer en bepaald geen dikke vriend van Lubbers, was de enige die stelselmatig zijn afkeer liet blijken. Met de intern gemaakte afspraakjes tussen Lubbers en de fractietoppen degradeerde de premier de Tweede-Kamerfractie van het cda tot ‘stemvee’, vond hij. Kaland was de kwelgeest van het derde kabinet-Lubbers. De senaatsfractie, die zich niet gebonden voelde aan het regeerakkoord, stelde de steun aan een aantal cruciale wetsontwerpen tot | |
[pagina 79]
| |
het laatst van de debatten uit. De cda-senatoren zeiden pas ja nadat het kabinet met een crisis had gedreigd of nadat het wetsvoorstel was aangepast.
Geen van de leden van het kwartet wil nu ophouden met de broodjeslunch en de vele bilateraaltjes. Ze aanvaarden de bijeenkomsten als een middel om de vrede te bewaren in de conflictge-voelige huwelijken tussen de regeringspartijen. Deelname aan het vooroverleg stelt de fractieleiders in staat te waken over de uitvoering van het regeerakkoord, dat ze zelf hebben helpen schrijven. En belangrijker: ze kunnen elkaar continu beloeren, om te voorkomen dat een van hen een meerderheid met een oppositiepartij vormt. Ed Nijpels schreef in 1984 een geleerd aandoend artikel over de verhouding tussen de vvd-fractie en het eerste kabinet-Lubbers. Die kenschetste hij als strategisch monisme. De staatsleer van Nijpels kwam voort uit zijn positie van underdog. Intensief overleg tussen de coalitiepartij en het kabinet was ook nodig, vond hij, omdat de vvd als kleinste coalitiepartner anders tegen het cda het onderspit zou delven. Basis van het Nijpelsmonisme zijn de strakke afspraken in het gedetailleerde regeerakkoord, hét wapen van de vvd tegen de almacht van de minister-president en het cda.Ga naar eind5. Romme zei het Nijpels al voor, zo'n dertig jaar eerder. In 1956, kort nadat het vierde rooms-rode kabinet van Drees was aangetreden, zette de kvp-fractieleider uiteen waarom het regeerakkoord een noodzakelijk middel is om de invloed van het parlement (lees de kvp) ‘als hoeder van de volksovertuiging’ op het regeringsbeleid veilig te stellen. In de Tweede Kamer zei Romme: ‘Het parlement zal wegen en middelen moeten zoeken om program en samenstelling van het kabinet te doen overeenstemmen met de eisen van de volksovertuiging. Maar deze invloed wordt niet uitgeoefend tijdens de parlementaire rit. Hij wordt uitgeoefend voor de rit aanvangt. Laat men de mogelijkheid van deze invloed, voordat de rit aanvangt, ongebruikt liggen, dan is dit, ik zou willen zeggen “verzuim” later niet in te halen.’Ga naar eind6. In de periode-Lubbers is het monisme verfijnd en geïntensi- | |
[pagina 80]
| |
veerd, maar Rommes tekst geldt nog altijd. De fracties zetten aan het begin van de kabinetsperiode het beleid naar hun hand. De prijs betalen ze daarna. Zij zijn met ketenen aan die formatie-afspraken geklonken. Gedegradeerd tot stemvee, zoals Kaland het zei. In de Tweede Kamer, waar het vrije politieke debat zou moeten plaatsvinden, dicteren zij met hun vaste meerderheid de uitkomst. Ook al zou een regeringspartij zaken willen doen met een oppositiepartij, ze laten het wel uit hun hoofd. Zeker in gevoelige kwesties betekent ‘overspel’ het einde van het kabinet. Romme sprak historische woorden, maar toch is zijn verhaal te simpel. Regeerakkoorden zijn momentopnamen. Eén economische recessie of een andere tegenvaller, en de afspraken zijn gedateerd. Het monisme is dan vaak niet meer dan een politieke schadeverzekering voor het kabinet. De politieke leiders in het kabinet krijgen de gelegenheid de fracties aan nieuwe, controversiële beslissingen te binden, voordat daarover in het openbare debat ruzie kan uitbreken. Lubbers en Kok hanteren die methode met groot fanatisme. Wim Kok is een enthousiast voorkoker. Veel meer dan zijn voorgangers wil Kok de PvdA-fractie op van alles en nog wat vastleggen. Lubbers doet niet voor hem onder. Een van zijn ambtenaren vertelt: ‘Lubbers zou het liefst heel Nederland overal bij betrekken. Dat zit in zijn aard. “Dan hebben we het gezeur maar vast in de beginfase,” zegt hij altijd.’ Voor de minister-president is het intern overleg een effectieve manier om zijn kabinet te laten overleven. Hij verzorgt de regie. Door het voorzitterschap van alle onderraden en door de stroom aan informatie die zijn raadadviseurs voor hem op de andere departementen verzamelen, heeft de premier een niet te evenaren voorsprong.
Er zijn tientallen onderwerpen waarover Lubbers in zijn Torentje sluitende afspraken heeft gemaakt. Een ervan is de euthanasie. Begin 1986 had de discussie over deze tere kwestie bijna de val van het kabinet tot gevolg. De vvd was van plan een liberaal initiatief-wetsontwerp van | |
[pagina 81]
| |
het D66-kamerlid Elida Wessel-Tuinstra aan een kamermeerderheid te helpen. Lubbers, die zojuist door een jubelend cda-kader tot lijsttrekker was gekozen, verzon een list om de naderende breuk tussen de twee regeringspartijen vvd en cda te voorkomen. Hij ontwierp een ‘proeve van wetgeving’, een probeersel van een wetsontwerp, waarmee hij de controversiële kwestie wilde vooruitschuiven tot na de verkiezingen. Onder dwang van Lubbers, die met een crisis dreigde, gingen Nijpels en zijn fractiewoordvoerder Dick Dees overstag. Zij ‘bekeerden’ zich tot de proeve en keerden zich van D66 af. Drie jaar sleepte de kwestie zich voort. Totdat cda en PvdA bij de formatie van hun kabinet in 1989 een oplossing vonden. Toen het in 1992 aankwam op het formuleren van de details van de wet, dreigde de controverse zich te herhalen, dit keer met de PvdA. Lubbers koos voor de tactiek van maximale schadebeperking. Niets werd aan het toeval overgelaten. Lubbers, Kok, Brinkman en Wöltgens regelden de meldingsplicht voor artsen in samenspraak met de minister van Justitie, Ernst Hirsch Ballin, en de staatssecretaris van Volksgezondheid, Hans Simons. Het wetsontwerp werd van regel tot regel besproken met Vincent van der Burg en Willie Swildens, de woordvoerders van de regeringsfracties cda en vvd. Samen loodsten zij het voorstel door de Tweede Kamer. De voltallige oppositie had fundamentele kritiek op de inhoud van het compromis, maar vond daarvoor bij de coalitiepartijen geen enkel gehoor. Het monisme had zijn werk gedaan. Een ruzie was vermeden. ‘De euthanasie hebben we goed dichtgeregeld,’ zeggen ze in het kwartet over dit regiesuccesje.
In het geval dat het Torentje-overleg geen compromis heeft opgeleverd voordat een kamerdebat begint, blijft de minister-president actief tijdens de parlementaire behandeling. Niet openlijk in de vergaderzaal van de Tweede Kamer, maar vanuit de beslotenheid van het Torentje. Kort voor de zomervakantie van 1991 behandelde de Tweede Kamer het nieuwe stelsel voor de volksgezondheid, kortweg het | |
[pagina 82]
| |
plan-Simons. Weken van interne onderhandelingen waren eraan voorafgegaan, zonder dat cda en PvdA een akkoord hadden bereikt over een politiek gevoelig onderdeel van het plan. De cda-fractie wilde in het najaar, wanneer staatssecretaris Simons een nieuwe stap in het plan zou zetten, de mogelijkheid hebben het plan alsnog tegen te houden. De PvdA vatte die eis van het cda op als een verkapte uitstelprocedure. Zoals het vaker gaat in prestigekwesties, was er vlak voor de slotronde van het debat nog geen overeenstemming tussen cda en PvdA. In het gebouw van de Tweede Kamer onderhandelden Brinkman, Wöltgens, PvdA-staatssecretaris Hans Simons en de volksgezondheidsspecialisten van de fracties Ad Lansink (cda) en Gerrit Jan van Otterloo (PvdA). Lubbers stuurde de onderhandelingen van een afstandje, alsof hij een onzichtbare hand had. De innige verstrengeling van kabinet en regeringsfracties liep in dit geval voornamelijk schriftelijk. Twee dagen voor het finale debat werd er een brief uit het Torentje bezorgd in de kamers van Brinkman, Wöltgens en Simons. Uit de brief sprak ongeduld. Het plan-Simons was een van de grote projecten van het derde kabinet-Lubbers en de premier was er alles aan gelegen het plan niet te laten stranden. De cda-fractie moest ophouden met traineren van het plan-Simons, zo was de teneur van de eerste brief van Lubbers. Hij stelde een nieuw compromis voor, met assistentie van zijn raadadviseurs Rein Jan Hoekstra en Jan-Willem Holtslag. Brinkman reageerde diezelfde dag, met een interne amicebrief aan Lubbers. Daarin verwierp hij het idee van de premier op koele, zakelijke toon. ‘De kwestie wordt met je nadere suggestie niet opgelost. Immers, in feite wil de cda-fractie concreet voor zich zien waar het stelsel toe leidt.’ Brinkman vervolgde: ‘De staatssecretaris zegt dat dit allemaal in orde komt en wij zijn er niet op uit het tegendeel te bewijzen, maar we willen toch eerst zien en dan geloven.’ Brinkman sloot zijn brief af met: ‘Dat de zaak voor ons zwaar ligt, moge je duidelijk zijn.’ Oftewel: denk maar niet dat we gauw op andere gedachten te brengen zijn. Maar Lubbers gaf niet op. Hij zette de correspondentie voort. | |
[pagina 83]
| |
Vlak voor zijn vertrek naar Brussel, waar hij het voorzitterschap van de eg moest voorbereiden, formuleerde Lubbers nog even gauw een laatste uitweg uit de impasse. De tijd drong, het was inmiddels de dag van het debat. Hij begon zijn brief (‘persoonlijk/vertrouwelijk’ schreef hij erboven) met: ‘Amici, waar ik vandaag naar Brussel ben - overigens telefonisch bereikbaar - veroorloof ik mij met deze brief nog een laatste poging, resp. bijdrage te doen om het schip vlot te trekken.’ Het voorstel hield in dat een meerderheid van de Kamer het recht kreeg de nieuwe stap in het plan-Simons een tijdje te blokkeren, en niet slechts een minderheid, zoals het cda wilde. ‘Dat moet toch aanvaardbaar zijn,’ schreef Lubbers aan de lastige cda-opposanten. En: ‘Zou het zo niet kunnen?’ Het leek Lubbers' eigen idee, maar de praktijk van het monisme is soms minder voor de hand liggend. In werkelijkheid was het slotvoorstel afkomstig van Brinkman en Lansink. Meteen nadat Brinkman zijn laatste brief had verstuurd, zaten hij en Lansink bij elkaar. Ze bedachten de overeenkomst, een tegemoetkoming aan de PvdA. Brinkman liep ermee naar Lubbers om hem ervan te overtuigen. Lubbers schreef het op en stuurde het idee naar Brinkman, Lansink, Simons en Wöltgens. Woensdagochtends - Lubbers zat al in Brussel - staken de hoofdrolspelers van cda en PvdA de koppen bij elkaar in de kamer van Wöltgens. Het voorstel uit de brief van Lubbers werd aanvaard. Met zijn truc maakte Brinkman gebruik van de macht van de minister-president. Een brief met het briefhoofd van de minister-president maakt meer indruk dan eentje van mijzelf, moet hij hebben gedacht. Bovendien kon Brinkman bij de PvdA de suggestie wekken dat hij door Lubbers was gedwongen akkoord te gaan. Voor het resultaat maakte de manier waarop het monisme werkte niet veel uit. De coalitie kon in kamerdebat als een gesloten front opereren. De oppositie kreeg geen kans een wig te drijven. De vergaderzaal van de Tweede Kamer was die avond nog slechts het toneel van een rituele dans. | |
[pagina 84]
| |
Dat de arm van het kwartet niet altijd even ver reikt, bleek bij het akkoord over de identificatieplicht. Begin 1992 hadden Lubbers, Kok, Brinkman en Wöltgens over deze langlopende, beladen kwestie een compromis bereikt met de meeste betrokken bewindslieden en de woordvoerders in de Kamer, Vincent van der Burg van het cda en Ella Kalsbeek van de PvdA. In het Torentje spraken zij af dat iedereen in Nederland in een beperkt aantal situaties een identificatiekaart moet kunnen laten zien: bij de bank, op het werk, in de tram en in het voetbalstadion. Een algemene plicht, een oude wens van het cda, werd afgewezen. Die zou pijnlijke herinneringen oproepen aan de verplichte Ausweis uit de Tweede Wereldoorlog. Uitgedrukt in termen van politieke winst en verlies betekende de uitkomst van het besloten beraad een overwinning voor de PvdA, verklaard tegenstander van een algemene, overal geldende, plicht. PvdA-woordvoerster Ella Kaisbeek motiveerde haar verzet als volgt: ‘Je moet je kinderen 's zomers toch in je zomerjurk naar school kunnen fietsen, zonder je af te vragen waar je je pasje laat.’ Een gesloten compromis veronderstelt rust in de coalitie. Maar een compromis verdient pas die naam als beide partijen hun oude standpunten verlaten, althans niet meer in het openbaar belijden. De overeenstemming over de identificatieplicht had niet het beoogde effect. De betrokkenen hadden de deur van het Torentje nog maar net achter zich dichtgetrokken, of cda en PvdA raakten opnieuw verdeeld. Het was het conservatieve cda-kamerlid Hans Gualthérie van Weezel, de altijd verrassende verdediger van recht en orde, die de schijnbare eenheid doorprikte. Van Weezel was niet bij het vooroverleg betrokken geweest. In een Tweede-Kamerdebat liet hij weten zich niets van het gekonkel in het Torentje aan te trekken. Hij had altijd het oorspronkelijke standpunt van de cda-fractie verkondigd en dat zou hij blijven doen: invoering van een algemene, voor iedereen geldende identificatieplicht als wapen in de strijd tegen criminelen en illegalen uit het buitenland. Maar hij gaf zijn protest ook een staatsrechtelijk tintje. Van Weezel weigerde zich het zwijgen te laten opleggen door een paar partijgenoten, die onder leiding van de grote baas Lubbers | |
[pagina 85]
| |
in het achterkamertje een deal hadden gesloten. Afspraken in de beslotenheid van het Torentje kunnen niet bepalend zijn voor alle kamerleden van de regeringspartijen. Het staat de Kamer vrij in het openbaar een onafhankelijk oordeel te vellen, zei de ‘trotse dualist’ Van Weezel. Een paar maanden later, op vrijdag 20 maart 1992, stond het wetsvoorstel met betrekking tot de identificatieplicht op de agenda van de ministerraad. Toen kon de kwestie dan toch eindelijk uit de wereld worden geholpen. En inderdaad, de ministerraad nam een besluit. Maar de identificatieplicht zou de identificatieplicht niet zijn als dat ‘besluit’ niet weer omstreden zou blijken. Zoals het vooroverleg in het Torentje geleid had tot niet meer dan een quasi-compromis, zo nam de ministerraad in maart niet meer dan een quasi-besluit, dat op zijn beurt weer aanleiding gaf tot verwarring.
Hoe ver gaat de invloed van de minister-president in de binnenkamers van de coalitie? Een gezamenlijke afspraak, gemaakt onder zijn leiding, blijkt soms de gedaante van een mysterie aan te nemen. De minister-president en de andere leden van het kwartet zijn in staat een oplossing te bedenken voor een probleem zonder dat probleem werkelijk uit de wereld te helpen. Zo is het monisme eerder een doel dan een middel. Hoe controversiëler het onderwerp, hoe groter de kans dat zich tussen de politieke hoofdrolspelers in het Torentje een chemische reactie voltrekt met een ongewis resultaat. En als er tussen hen een sfeer van onderling wantrouwen heerst, breekt de chaos gemakkelijk uit. Verreweg de zwaarste tijdbom onder het kabinet-Lubbers iii was de wao. Hoofdrolspelers waren naast Lubbers, Kok, Brinkman en Wöltgens de staatssecretaris van Sociale Zaken, Elske ter Veld, en de fractiespecialisten Pieter Jan Biesheuvel (cda) en Frans Leijnse (PvdA). Rond de jaarwisseling van 1992-1993 zaten zij een paar keer bij elkaar in het Torentje om een compromis te vinden inzake de kortingen op de uitkeringen van arbeidsongeschikten. Elk van de deelnemers wist dat een kabinetscrisis over de wao | |
[pagina 86]
| |
in zicht was. Daarvoor waren genoeg aanwijzingen. Op de drie letters wao rustte een politieke vloek. In de zomer van 1991 had het kabinet, dit keer zonder veel overleg met de fracties, besloten tot een ingrijpende verlaging van de uitkeringen. Aan de maanden die volgden willen nog slechts weinigen in de coalitie herinnerd worden. In de PvdA-achterban brak een opstand uit, die Wim Kok bijna zijn leiderschap kostte, ook nadat het kabinet het besluit had afgezwakt. In de opiniepeilingen was de kiezersaanhang van de PvdA gehalveerd. Begin 1992 hield cda-kroonprins Brinkman zijn spraakmakende Rede van Texel. Over de hoofden van zijn partijgenoten op het waddeneiland heen wakkerde hij het gebrek aan cohesie in de coalitie nog wat aan. ‘Het speelkwartier is voorbij.’ Frans Leijnse voerde namens de PvdA-fractie de spanning over de wao verder op door op 1 mei 1992 te eisen dat de arbeidsongeschikten die al een uitkering hebben buiten de kortingen zouden vallen. De stellingen waren betrokken toen de groep betrokken bewindslieden en kamerleden een paar weken voor het finale debat door Lubbers naar het Torentje werd geroepen. Geen van de beide fracties wenste in de richting van de ander te bewegen. Wat volgde was een zeldzame illustratie van haperende crisisbeheersing. Toen het kamerdebat nog slechts een week verwijderd was, schakelde het coalitieoverleg over op een andere versnelling: van gestructureerd overleg naar het vrije spel van politieke krachten. De derde week van januari 1993 verliep volgens het scenario van een film in de categorie ‘actie en avontuur’. Op maandag 18 januari zag Lubbers een laatste poging om cda en PvdA bij elkaar te brengen mislukken. Kok wilde nog geen ja zeggen tegen het laatste bod van Lubbers. Toen nam Brinkman een besluit dat bepalend was voor de rest van de week. Hij legde het antwoord van Kok uit als het startschot voor, wat hij noemde, de free for all-fase. Hij brak uit het coalitieoverleg en volgde zijn eigen weg, richting vvd. ‘De spelregels zijn veranderd,’ zei Brinkman. De kranten publiceerden foto's van een donker kamertje in het parlementsge- | |
[pagina 87]
| |
bouw. Aan een tafel zaten de cda-kamerleden Pieter Jan Biesheuvel en Frans Wolters te onderhandelen met de vvd'ers Robin Linschoten en Hans Dijkstal over een wao-voorstel dat ze in het kamerdebat aan een gezamenlijke meerderheid konden helpen. De samenzweerderige sfeer die uit de foto's sprak, deed bij de PvdA pijnlijke herinneringen uit 1977 herleven. De leiders van cda en PvdA, Van Agt en Den Uyl, braken toen een tergend lange kabinetsformatie af. Het was een drama voor de PvdA. De voortzetting van het kabinet-Den Uyl, die zo voor de hand leek te liggen, bleek in één klap een hersenschim. De PvdA'ers voelden zich toen nog het meest gestoken door de foto van Van Agt met vvd-leider Hans Wiegel in de krant, intiem dinerend in het Haagse restaurant Le Bistroquet. Beide heren timmerden in hoog tempo een kabinet in elkaar. De PvdA belandde voor vier jaar in de oppositie. De foto van de cda'ers en de vvd'ers in de januarimaand van 1993 kreeg daardoor een extra dramatische lading. De geschiedenis leek zich te herhalen. De PvdA stond opnieuw buitenspel. En het viertal van cda en vvd vorderde rap met de besprekingen, op weg naar overeenstemming. Op donderdagavond vond PvdA-leider Kok het genoeg. Hij dreigde met een crisis als het cda het overspel met de vvd niet zou staken. Nog geen etmaal na Kok, voerde Lubbers de spanning nog verder op. Vrijdagmiddags, op zijn wekelijkse persconferentie, waarschuwde de minister-president de PvdA. De coalitiepartij moest zich niet langer buiten het speelveld laten zetten en concessies doen. Lubbers paste zijn woordkeus aan aan de crisissituatie. De ‘immobiele’ houding van de PvdA noemde hij ‘bizar’. Op vrijdagavond kwamen de cda-bewindslieden met Brinkman en het bestuur bijeen voor een partijbestuursweekend in het Slotemaker de Bruïne Instituut in Doorn. Bert de Vries was daar in de wandelgangen in zijn eentje aan het puzzelen op een nieuw voorstel, waarmee hij de coalitie weer bijeen wilde brengen. Lubbers, De Vries en partijvoorzitter Van Velzen besloten tot actie. De Vries zou Kok bellen. En Thijs Wöltgens moest Brinkman bellen om samen alsnog een deal te maken. Die avond, kort na twaalven, kwam het geregisseerde te- | |
[pagina 88]
| |
lefoontje van Wöltgens uit zijn woonplaats Kerkrade. Maar Brinkman was al naar bed in het Doornse conferentieoord. Hij zou de volgende ochtend terugbellen, kreeg Wöltgens te horen. Maar dat deed Brinkman zo vroeg dat nu Wöltgens lag te slapen. Kort daarna kregen ze elkaar toch aan de telefoon. Die zaterdag 2.3 januari werd de dag van de apotheose. Brinkman en Wöltgens maakten een afspraak om elkaar te ontmoeten in het Utrechtse restaurant Luden. Maar de ontmoeting moest geheim blijven. De cda-onderhandelaars Biesheuvel en Wolters mochten van niets weten. Brinkman bereikte de plek van de verborgen ontmoeting pas na een wilde rit in de auto van zijn voorlichter Frits Wester. Twee fotografen, die 's ochtends voor de deur van het Doornse instituut hadden staan wachten, achtervolgden de Alfa Romeo - met Brinkman als passagier - naar Utrecht om het gesprek met Wöltgens te kunnen vastleggen. Westers poging hen af te schudden mislukte en de fotografen, Roel Rozenburg en Werry Crone, schoten exclusief materiaal van de twee heren in het etablissement. Op hetzelfde moment, aan het begin van de middag, ontmoetten de cda-onderhandelaars hun twee vvd-compagnons Dijkstal en Linschoten op een parkeerterrein langs de a6 bij Almere. Daar, bij een McDonald's restaurant, sloten ze het akkoord waaraan ze de dagen ervoor hadden gewerkt. Het slot van het verhaal leek voorspelbaar, toen het vvd-duo doorreed naar Groningen, waar de vvd het 45-jarig bestaan vierde. Alleen Brinkman moest zijn fiat nog geven aan het a6-akkoord. Maar de vier langs de snelweg wisten niet dat de fractievoorzitter van het cda in Utrecht met Wöltgens op een ander bord schaakte. De politieke thriller beleefde zijn hoogtepunt die avond in Bergschenhoek, in het huis van de familie De Vries. Het gesprek in Luden was op een teleurstelling uitgelopen. De minister van Sociale Zaken was daarom op zijn computer verdergegaan met het ontwerpen van zijn nieuwe compromisvoorstel. Tegen etenstijd arriveerde Lubbers in het huis van De Vries. Kort daarna werd het steeds drukker in de keuken. Eerst kwam Brinkman erbij. Even laten stapten ook Biesheuvel en Wolters | |
[pagina 89]
| |
binnen, het akkoord met de vvd in de binnenzak. Toen Kok naar huize De Vries belde en hoorde dat de cda-top daar verzameld was, besloot hij na enig aarzelen ook te gaan. Wöltgens en Ter Veld volgden. Omdat mevrouw De Vries niet genoeg eten in huis had, kwam er nasi van de afhaalchinees in de buurt. Biesheuvel en Wolters verhuisden tijdelijk naar het Bergschenhoekse café. Voor de overgeblevenen ontvouwde De Vries tot ieders verrassing zijn pas voltooide slotvoorstel. De Vries wilde koste wat kost voorkomen dat het wao-debat in de Tweede Kamer zou uitlopen op een janboel. Maar pas nadat De Vries en Ter Veld met aftreden hadden gedreigd, ging Brinkman akkoord met het compromis van de minister van Sociale Zaken. Kort voor middernacht belde Brinkman ten slotte met de feestende vvd'ers in Groningen om zijn collega Frits Bolkestein te melden dat het a6-akkoord niet zijn fiat zou krijgen. De suspensefilm was ten einde. Het monisme had gezegevierd, al ging het dit keer met de zwaarst mogelijke politieke middelen. Brinkman was in de bijna-crisis rond de wao veel te ver gegaan, zo luidt een van de twee analyses na afloop. Met Lubbers was afgesproken dat hij met de vvd zou gaan onderhandelen - niet om een akkoord te sluiten, maar alleen om te dreigen tegenover de PvdA. Maar Brinkman had zichzelf niet meer in de hand gehad, vonden Lubbers en De Vries. Brinkman daarentegen vond dat aan het begin van de week de spelregels waren veranderd. Hij hoefde zich dan ook niet meer te onderwerpen aan de dwang van het monisme. Lubbers was zijn regie kwijtgeraakt aan zijn kroonprins Brinkman, luidt de andere analyse. Hoe het ook zij, aan de relatie van de wantrouwige regeringspartners was bijna een einde gekomen, ondanks hun innige verstrengeling. In het debat in de Tweede Kamer, de woensdag erna, kon de balans worden opgemaakt: een beschadigd prestige van de hoofdrolspelers en een ingewikkelde uitkeringsregeling voor verschillende categorieën arbeidsongeschikten, waar niemand gelukkig mee was. | |
[pagina 90]
| |
Direct na de hevigste crisis in het bestaan van het derde kabinet-Lubbers sloeg de routine weer toe in het leven van het leidende kwartet. Lubbers, Kok, Brinkman en Wöltgens stortten zich weer in de jungle van overlegjes en bilateraaltjes. De wao-ellende was - voorlopig - verleden tijd. Het brandpunt van de bedisselcultuur had heel even gelegen in een keuken in Bergschenhoek. Maar algauw verlegde het zich weer naar de plaats waar het al zo'n tien jaar floreerde: de eerste verdieping van het Torentje. Informeel afstemmen, coördineren, vooroverleggen horen tot de dagelijkse gang van zaken. Pas op vrijdag, als het kabinet bijeenkomt in de Trêveszaal, kunnen er formele besluiten worden genomen. Maar voordat de minister-president op vrijdagochtend de vergadering van de ministerraad opent, moet hij nog één stap zetten in de wekelijkse cyclus: het cda-beraad. |
|