ook het geschreeuw - van enthousiasme of verontwaardiging. Gesprekken met HJ - zoals hij achter zijn rug werd genoemd - kwamen, als je niet uitkeek, neer op eenrichtingsverkeer. Zijn monologen, waarin hij zich vaak bediende van verscheidene moderne talen - allemaal dooreen - waren roemrucht. Eenmaal aan het woord, was hij vrijwel niet tot luisteren naar anderen te bewegen. Overigens was wát hij zei maar al te zinnig. Lastig was wel weer dat naarmate hij langer aan het woord was, de strekking steeds neerdrukkender werd. Na weer zo’n sombere bedrijfsprognose of morose marktanalyse, ter vergadering, leek de zon nooit meer te gaan schijnen.
Hendrik Jan Schoo had een polemische en retorische natuur. Misschien bood dat een verklaring voor het feit dat een gesprek met hem vaak de vorm aannam van een intellectueel dispuut, of - bij ondergeschikten - van een spontaan, uiterst eenzijdig functioneringsgesprek. Legendarisch werd het treffen, binnen zijn directeurskamer, met een doorgaans kalme en vredelievende documentalist. Niet alleen Schoo's volume zwol aan, zoals hoorbaar in de gangen en aanpalende vertrekken, ook ontstak hij zomaar, bevangen door vulkanische emotie, in Duits gebrul, dat curieus genoeg niet ordinair uitpakte, maar hem juist nog meer tekende als een chique bullebak.
Evenveel verhalen deden en doen de ronde over zijn extreme zuinigheid en bezuinigingsdrang, zowel bij Elsevier als binnen de Weekbladpers. Geld, in de zin van uitgavenposten, declaraties of investeringen ten gunste van mensen, leverde pure conflictstof op. Nooit iemand zo woedend en vreugdeloos een broodje kaas zien verorberen als toen ik hem voorbereidde op een toch alleszins gerechtvaardigd verzoek om geld.
Hij was, kortom, een man met een handleiding. Een dwarse persoonlijkheid met wiens hebbelijkheden je wel rekening moest houden. Maar ook iemand die, in mijn ervaring, streed met open vizier en die de confrontatie verkoos boven manipulatie.
Dat deed hij ook als journalist en opiniemaker. Van 1993