dank afgenomen. Exemplarisch is de reactie van Paul Kalma, nu Tweede Kamerlid voor de PvdA maar toen directeur van het wetenschappelijk bureau van die partij, die Schoo er in maart 2000 van betichtte dat hij als ‘ontketende kaaskop’ op een geniepige wijze de weg naar rechts-extremisme had bereid. Schoo verdedigde zich in Buitenhof (en later met de publicatie van zijn Elsevier- stukken in het boek De verwarde natie). Paul Kalma zei in die uitzending: ‘Kijk uit - ik spreek u aan op uw individuele verantwoordelijkheid als journalist - welke taal u gebruikt’. Schoo antwoordde met een zin die nog altijd dienst kan doen om de Sjoerd de Jong-klachten over de toon van het debat te pareren: ‘U wilt niet over de feiten praten. U wilt een soort stijlrecensie geven. Sorry, dat vind ik niet voldoende serieus voor een debat.’
(Dit geschil met de PvdA leeft overigens nog breed. ‘Ik stem nu VVD, maar eigenlijk ben ik een van die PvdA’ers die ontevreden is over de sociaal-democratie,’ zei Afshin Ellian in het Algemeen Dagblad van 7 september.)
Jan Blokker, het toenmalige geweten van de Volkskrant, sprak in december 2004, in een interview met Vrij Nederland, de vrees uit dat ‘mijn eigen Volkskrant’ ‘het spoor van Hendrik Jan Schoo’ zou volgen en ‘op de boot van Ellian en Wilders’ zou stappen. ‘Schoo is Leon de Winter, Joost Zwagerman en Afshin Ellian bij elkáár.’
Wie met deze kennis in zijn achterhoofd de herdenkingsartikelen van de afgelopen dagen nog eens herleest, kan niet anders dan vermoeden dat er een zekere tragiek in de loopbaan van Schoo schuilgaat. Zijn bijdragen in Elsevier werden nauwelijks serieus genomen omdat hij in het verkeerde blad schreef. De aanval op hem werd geopend toen hij zich in 1999 bij ‘het goede kamp’ van de Volkskrant vervoegde. Maar daar stuitte hij, in de woorden van Martin Sommer, op een krant die ‘degelijk gegrondvest bleek in evenwichtskunstenarij tussen stromingen ter redactie, journalistieke stijlen en een gecompliceerde ver-