bleef hij tot eind 1999. Ik geloof niet dat ik hem tekortdoe als columnist en essayist als ik deze periode betitel als zijn ‘finest hour’. Hij vond het opinieblad, destijds een stervend genre, opnieuw uit. Hij maakte van Elsevier weer een veelgelezen blad, dat bovendien nog beter rendeerde dan voorheen.
In feite creëerde hij een nieuw opinieblad voor een nieuwe generatie. Het imago is misschien anders, maar Elsevier wordt dankzij HJ relatief veel gelezen door jongeren. En hij bereikte dat niet door het blad ‘hip’ of ‘jong’ te maken, maar door in te spelen op hun ambitie en aspiratie.
Hij moderniseerde de formule. Van twintig verhalen met een nietje erdoor, naar tweehonderd aparte items. Hij introduceerde grafieken en tabellen, wekelijkse commentaren, sociologische beschouwingen waarin met een ‘koel oog’ de maatschappij werd beschouwd en servicejournalistiek, of zoals hij het noemde ‘need to know’-artikelen, wat resulteerde in onderzoek naar de beste ziekenhuizen, de beste studies en de beste banen.
Voor deze verdiensten zijn niet alleen wij bij Elsevier hem dankbaar. Het Nederlands Uitgeversverbond wilde hem in november dit jaar voor deze prestatie een hoge onderscheiding geven. Gelukkig hebben ze hem dat nog op tijd kunnen vertellen.
HJ, het moet gezegd, was geen makkelijke hoofdredacteur. Hij was het met volle inzet en passie, en verwachtte van de redacteuren eveneens hun totale overgave. Hij kon ook niet anders. ‘Wie iets wil,’ sprak hij bij zijn afscheid, ‘moet nu eenmaal weerstanden overwinnen.’
Hij had weinig geduld met de journalistieke romantiek van het leren jasje, ongrijpbaar zijn en ‘onbevangen’ op stap gaan. Onhecht zijn is goed, maar ‘onbevangenheid’ vond HJ een gevaarlijke schaamlap. Je moet weten wat je zoekt.
Hij liet je beter nadenken en vertrouwen op je eigen observaties. Niet op die van de deskundigen, de zaakwaarnemers en de zogenaamde specialisten. Niet anderen napraten ‘om erbij te horen’. ‘De heersende mening, is de mening van de heersende