onze eigen, vaak geheime, hutten bouwden op het zandland aan de rand van de stad waar, langs de Stadionkade, de wonderlijkste planten groeiden, diertjes te vinden waren en materiaal te over voorhanden was voor het bouwen van hutten.
In zo'n hut kwamen we toen HJ negen was, al pratend over Dr. Doolittle, tot de ontdekking dat dieren net mensen waren omdat ze nu eenmaal pijn konden voelen en zei HJ als eerste dat we dan eigenlijk ook geen vlees meer moesten eten. Hij heeft nog een tijdje een compromis met zichzelf gesloten en at alleen nog maar gehaktballen, want daar kon je de herkomst niet meer van zien, en nog later nam hij voor de smaak nog wel wat jus op zijn aardappelen, maar uiteindelijk werd ook dat binnen het jaar afgeschaft en bleven we - tot grote verrassing van onze moeder, die aanvankelijk rustig twee potten, vegetarisch en niet vegetarisch, kookte omdat ze dacht dat het wel weer zo'n bevlieging van enkele weken was, zoals kinderen van een jaar of negen, tien wel vaker hebben - eten zonder vlees en vis nog vóór we wisten dat het woord ‘vegetarisch’ bestond. Uiteindelijk werd moeder ook zelf vegetarisch, bleven ‘de jongens’ in de keuken als ze bezig was en probeerden ze beetje bij beetje zelf mee te doen. Ze hielden van meet af aan van koken. Hendrik Jan hield er vooral van mensen van wie hij hield, lekkere eigengemaakte dingen te laten proeven. Hij kocht graag zelf de ingrediënten en streefde ook daarbij naar kwaliteit. Nog afgelopen zomer speet het hem bij zonder de enige aardappelboer die nog duinaardappelen verbouwde, niet meer op de zaterdagochtendmarkt van de Lindengracht aan te treffen.
De eerste helft van de jaren zestig woonden we in de Watergraafsmeer. We deden de mulo eigenlijk en passant - de school speelde, om het eufemistisch te zeggen, geen grote rol in ons leven. Veel belangrijker was de NJN, de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie, waar Hendrik Jan zijn interesse voor vogels kon laven aan de kennis van oudere jongens. Wij, HJ, Giel en ik werden er de Schootjes genoemd. We waren, juist in onze tienerjaren, onafscheidelijk en trokken al op veertien- en