Hoofdstuk X.
We gaan nu honing slingeren.
Evenals het eigen gekweekte kropje sla, smaakt ook de eigen gewonnen honing het lekkerst, maar dan zullen we bij het honingslingeren ook zindelijk moeten werken. Nooit in een stoffig lokaal dus en we moeten er ook voor zorgen, dat geen bijen, vliegen, of andere insecten in de honing terecht kunnen komen. De ramen dus dicht, of anders een raam door een gazen raam - waar geen insecten door kunnen - vervangen.
Ge zet tevens een emmer met water klaar en ook een handdoek mag niet ontbreken.
Nu moet ge de dekseltjes van de honingraten verwijderen. Eerst gaat dat nog wat onhandig, maar spoedig hebt ge de juiste methode te pakken. Het best kunt ge gebruik maken van een soort gazen raampje, dat ge in een driehoek op een schaal plaatst, zoals b.v. een droogrek opgesteld staat.
Tegen een van die gazen raampjes zet ge het raampje (eventuele losse afstandsblikjes afnemen) en bewerkt dan met de ontzegelvork, na die eerst even in warm water te hebben gedompeld en daarna het water er afgeslagen te hebben, de dekseltjes. Ge moet dit wrikkende doen en de punten van de naalden niet in de raten steken, maar even onder de dekseltjes; probeer het maar. Ge doet het pas goed, indien de dekseltjes zo goed als droog worden afgewipt.
Deze dekseltjes bestaan uit zuiver was en hebben dus waarde. Strijk de vork op de rand van een schaaltje af als er wat veel dekseltjes aan zaten, dompel de vork opnieuw in het warme water, weer afschudden en opnieuw aan het ontzegelen, totdat de ene kant geheel van dekseltjes ontdaan is.
Daarna keert ge het raampje om en begint de andere kant te ontzegelen.
Is het raampje klaar, dan plaatst ge het in de honingslinger, zó, dat tijdens het draaien steeds de onderlat van het raampje