Hoofdstuk IV.
We verzorgen onze zwermen.
We hebben onze kasten bevolkt en nu zullen die zwermen een goede verzorging moeten hebben willen wij een behoorlijk volk bezitten. Indien er voldoende drachtbronnen zijn en het goed honingweer is, dan hebben we het gemakkelijk. Zo nu en dan controleren we de bouw, doch waar we alles behoorlijk hebben geregeld, zal er niet veel te doen zijn. Hoogstens kunnen we ons verwonderen in welk een korte tijd de bijen hun kunstraten onberispelijk uitbouwen, van broed en honing voorzien en verheugen wij ons al in een ‘zoet’ winstje.
Maar nu moet ik wat theorie geven. Van ei tot werkbij duurt 21 dagen. Gedurende die 21 dagen zal er dus geen nieuwe bij bijkomen, wél zullen we elke dag bijen verliezen, doordat er op het arbeidsveld vele sneuvelen. Ons volk wordt dus kleiner; er gaan bijen af, er komen geen bijen bij. Wél is er veel broed aangezet en dat broed kan soms zo talrijk zijn, dat de bijen alle hens aan dek moeten roepen om het warm te houden. Tegen het einde van de eerste 3 weken merken we dan ook wel degelijk, dat de vlucht minder wordt en dat het volk wat trager schijnt. Het volk staat op het dode punt. Nog erger wordt het, indien de sterfte abnormaal is; het kan dan voorkomen, dat slechts een enkele bij op dracht uitgaat en het zal dan zeker nodig zijn het volk met voedsel te ondersteunen. Dit zullen we ook moeten doen, indien 3 dagen nadat de zwerm in de woning is gekomen er geen dracht is. De meegenomen voorraad is dan totaal uitgeput en de bijen kunnen onmogelijk van de wind leven, laat staan er hun raten mede uitbouwen.
We gaan dus onze zwermen voeren. Hiervoor gebruiken we suiker, doch we mogen het natuurlijk ook wel met honing doen. Suiker is echter voordeliger omdat de imkers deze suiker accijnsvrij kunnen betrekken.
De suiker moet met water worden aangemaakt tot een suikerstroop. We nemen hiervoor 1 deel suiker en 2 delen warm