| |
| |
| |
Hoofdstuk III.
We bevolken onze kasten.
Als we de stal en kasten gereed hebben, is het de vraag, wanneer de bijen moeten komen. De beste tijd is in het voorjaar, n.l. in April. De bijen zijn dan uitgewinterd en we maken dan bovendien een geheel bijenjaar mede. Wellicht zijn we wat duurder uit, d.w.z. we zullen wat meer moeten betalen, dan wanneer we in de zomer of herfst bijen aanschaffen, doch zwermbijen moeten we in het leven houden zonder redelijke kans er dat jaar nog wat honing van te winnen en koopt men in de herfst bijen, dan Staat spoedig de winter voor de deur en gaan de bijen hun winterrust in.
Het gemakkelijkst is wel indien we bijen op raampjes kunnen bekomen. We kunnen deze raampjes uit het transportkastje nemen en die zo overhangen in de kast.
Wel zullen we moeten opletten dat we bijen kopen op dezelfde raammaat als onze kasten hebben, want anders is het overhangen niet goed mogelijk. Daar in ons land het Simplexraam burgerrecht verkregen heeft, zal dit echter weinig moeilijkheden opleveren.
Kopen we bijen op ramen, dan ontvangen we gewoonlijk 5 of 6 raampjes en in onze kast kunnen er 10. Er blijft dus een ruimte onbenut. Voorlopig zouden we daar in de plaats een verkleinblok of verkleinplankje kunnen inhangen, doch we kunnen ook de raampjes in het midden hangen en rechts en links daarvan ledige raampjes hangen voorzien van uitgebouwde- of kunstraat.
Komen de bijen aan, dan wachten we tot de avond en bevolken dan de kast. De raampjes worden voorzichtig - zonder rukken - uitgenomen en in de kast gehangen. Eventueel zich nog in het kistje bevindende bijen worden bij het volk geslagen (met een paar flinke klappen op het boven de kast gehouden kistje vallen de bijen er wel af) en daarna de kast afgedekt met een kleedje,
| |
| |
stromal, glasraam, of iets dergelijks. Natuurlijk moet het vlieggat zo wijd mogelijk geopend zijn.
Bij het overhangen van de raampjes moeten we er wel op letten, dat ze precies zo in de kast komen te hangen als ze in het transportkistje hingen. Wat vóór was blijft dus vóór. Een gemakkelijk kenteken is o.a. ook, dat de honing naar achter is geplaatst en het broed vóór in het raampje zit.
Hoewel we onze nieuwsgierigheid moeilijk kunnen bedwingen, zullen we toch moeten wachten tot de volgende dag en liever nog wat langer om eens in de kast te kijken.
Is het de volgende dag goed vliegweer, dan kunt ge zó vroeg niet opstaan of Uwe bijtjes zijn U al voor en ze vliegen al druk in en uit. Zelfs zult ge ze al met stuifmeel aan de achterpoten zien binnenkomen.
Na enkele dagen kunt ge de kast eens open maken en na er een zijraampje te hebben uitgenomen - om ruimte te krijgen - kunt ge raam voor raam in Uw hand nemen om eens te zien hoe het zaakje er uitziet. Ge zult U dan kunnen overtuigen of er voldoende voorraad voedsel aanwezig is, of er veel of weinig broed in de raampjes zit en misschien ziet ge zelfs de moêr al lopen.
| |
Werk rustig, doelbewust, snel.
Ik heb U zo maar aan het werk gezet, doch ge zijt wellicht nog een leek in het vak. Ge moet nog leren met bijen om te gaan en niet iedereen gaat dit even handig af. Maak U niet zenuwachtig, doch neem eerst rustig zonder schokken het dak af, blaas wat tabaksrook onder een punt van het dekkleedje, wacht dan even en neem het kleedje rustig weg. Geef eventueel nog een paar wolkjes rook.
Beroker met schutmantel
Zijt ge niet-roker, dan kunt ge heel goed een pijp voor niet-rokers gebruiken of een blaasbalg, welke te kust en te keur in de handel zijn. Ook kunt ge gebruik maken van een carbollap. Wordt deze goed aangewend, dan vluchten de bijen er voor weg als sneeuw voor de zon.
| |
| |
Pijp of blaasbalg kunt ge vullen met tabak of met een of andere smeulende substantie, b.v. stukken oud linnen, gegolfd papier e.d.
Nu neemt ge een kantraam uit en zet dat vlak in Uw nabijheid veilig neer. Vervolgens schuift ge het volgende raam naaide kant en gaat zo rustig verder, totdat ge op een raam stuit waarop bijen zitten. Wees nu moedig, geef nog een beetje rook en pak het raampje met beide handen bij de oren stevig vast (duim en wijsvinger), licht het zonder rukken of schokken rechtstandig omhoog en houdt het op gezichtshoogte met de platte kant naar U toegekeerd dicht bij Uw gezicht.
Ge hebt natuurlijk eerst een bijenkap opgezet of ge draagt een bijensluier, want het is helemaal niet nodig, dat ge U in het gezicht laat steken, doch ge probeert het maar eens zonder handschoenen te stellen. Ge moet toch wennen om met blote handen te werken en waarom daarmede niet direct begonnen?
Indien ge rustig werkt, is het helemaal niet noodzakelijk, dat ge een bijensteek oploopt en mocht dit wel het geval zijn, blijf dan nóg rustig. Hang het raampje weer zonder stoten op zijn plaats en verwijder de angel, welke stellig nog in Uw hand zal zitten. Dit kunt ge het best doen, door met een mesje tegen de angel in te strijken. Doe er verder niets aan. De pijn is spoedig genoeg over en heus wel uit te houden; het zwellen kunt ge toch niet tegenhouden. Wél kunt ge erge zwelling voorkomen door van het wondje af te blijven, niet te krabben of te wrijven, doch precies te doen alsof er niets gebeurd is.
Hebt ge nog voldoende moed overgehouden om voort te gaan, dan inspecteert ge rustig verder. Meent ge, dat het voor vandaag genoeg is, breng dan alles precies op zijn plaats, geef, vóórdat ge het dekkleedje oplegt nog wat rook en sluit vervolgens de kast met het dak.
Zorg er in ieder geval voor, dat de afstandblikjes welke aan elk raam zitten precies tegen elkaar sluiten, doch druk daar geen bijen tussen dood. Met rook kunt ge ze eventueel wel verdrijven.
Ge hebt nu enige ervaring; ge zult nog vele ervaringen rijker moeten worden om een flink imker te worden.
Hebt ge het geluk gehad de moêr te zien, dan vervult U dat
| |
| |
met trots, want het is lang niet ieders kunst een moêr te ontdekken. Mocht ge haar niet kunnen vinden, zet het zoeken dan niet te lang voort, want als de kast lang open is, gaan de bijen onrustig worden, om van andere mogelijkheden nog maar te zwijgen.
Er komen nog vele dagen waarop ge U met Uw bijen kunt bezighouden en de moêr zult ge nog wel eens te zien krijgen.
| |
Bevolken met een zwerm.
Ge waart zo gelukkig Uw kast te kunnen bevolken met een volk op Simplexraampjes, doch dergelijke volkjes zijn niet steeds te verkrijgen. Misschien moet ge wel wachten tot de zwermtijd. Koop dan een flinke voorzwerm. Zie niet op een paar dubbeltjes, doch koop het beste wat ge krijgen kunt. Een zwerm van 1 kg. gewicht is al een flinke knaap, doch kunt ge een nóg zwaardere krijgen, dan koopt ge die. Begin nooit met een prutsvolkje, daar hebt ge niets dan narigheid van.
Voordat ge zo'n zwerm in Uw kast kunt brengen moet ge de raampjes in orde hebben.
| |
We gaan de ramen van draad en kunstraat voorzien.
Ge koopt een rolletje vertind bloemendraad. In een 1" dik en 5 cm breed plankje slaat ge 2 koploze 3" spijkers zodanig, dat zij 1 mm van elkaar verwijderd staan en ongeveer ½ cm daar bovenuit steken. Nu neemt ge een priem en boort of steekt precies in het midden van de zijlatjes der ramen een gaatje dooien door, ongeveer 3 cm van het bovenlatje en 4 cm van het onderlatje. Ge hebt dus in elk raampje 4 van die gaatjes geboord.
Ge neemt het rolletje vertind draad en steekt het draad door een van de gaatjes, b.v. beginnende bij het bovenlatje. Ge volgt de gaatjes, totdat het draad het vierde gaatje is gepasseerd. Nu buigt ge dit draadje om het zijlatje en draait dit aan de binnenzijde van het raampje om de draad vast. Bij wijze van strop dus. Hier is de draad dus stevig met het zijlatje verbonden. Nu trekt ge de draad voorzichtig, doch stevig aan en wel zodanig, dat ge bij het beginpunt uitkomt. Hier knipt ge de draad af, er voor zorgdragende, dat ge een cm of vier overhoudt. Ook hier wordt de draad omgebogen en vastgemaakt als
| |
| |
hiervoor gezegd is. Hebt ge goed gewerkt, dan is de draad stevig gespannen en klinkt, indien ge met Uw vinger de draad aanraakt. Is de draad te slap, dan nogeens aantrekken en weer opnieuw vastmaken. Trek niet té hard, want dan snijdt ge het hout door.
Ziezo, hiermede zijt ge klaar; nu moet de kunstraat nog worden ingezet.
We hebben nu ons plankje met spijkertjes nodig. In het Simplexraam zit een spleet in het bovenlatje. Ge keert het raampje om en zet precies in het midden die spleet over de spijkertjes heen. Draai nu het raam een kwart slag om en de spleet zal openbuigen. Hebt ge de spijkertjes te ver van elkaar gezet, dan kraakt het raampje stuk; hebt ge goed gewerkt, dan kunt ge de kunstraat - nadat ge van de hoeken aan een van de brede zijden een stukje schuin hebt afgesneden - door de spleet steken. Hebt ge dit precies recht gedaan, zodat de kunstraat van de zijlatjes even ver verwijderd is en de zijkanten evenwijdig met de zijlatjes lopen, dan draait ge het raampje weer een kwart slag terug. De kunstraat zit nu vastgeklemd tussen het bovenlatje.
Nu zijt ge nog niet klaar, want de kunstraat moet ook nog verbonden worden met de draden.
Liggend raam van draad voorzien
Maak daarvoor een plankje gereed, dat glad geschaafd en iets kleiner is, dan de binnenwerkse afmetingen van het raampje. Neem dit plankje ½ cm dik. Aan de achterkant spijkert ge een paar latjes, waarvan de oren rechts en links een paar cm uitsteken. Het plankje is nu klaar. Dompel het voor het gebruik in water, of beter, laat het er enige ogenblikken in liggen.
Plankje
| |
| |
Intussen hebt ge op 'n spiritusvlam of in heet water een wielspoortje warm gemaakt en als dit voldoende warm is (niet te heet, want dan smelt de raat) dan legt ge het van kunstraat voorziene raampje met de draden naar boven gekeerd op het plankje. Ge zult zien, dat het plankje nu precies in het raampje past en de draden strak over de kunstraat liggen. Nu rijdt ge het raadje over de draden en wel onder lichte druk. De draden smelten nu gelijkmatig in de kunstraat en Uw raampje is voor gebruik gereed.
Drukt ge te hard, dan drukt ge de draden door de kunstraat heen, doet ge het te zacht, dan blijven de draden op de bovenkant van de kunstraat plakken. Beide gevallen zijn fout, doch ge leert spoedig de juiste druk onderscheiden.
Sommige imkers smelten nu ook nog de raat aan de bovenkant van het raampje vast. Indien men de kunstraat wat verder doorgestoken heeft, zodat zij aan de bovenkant van het raampje iets uitsteekt, dan kan men met een verwarmd mes, een strijkijzer of iets dergelijks daar overheen strijken. De raat smelt dan vast. We kunnen ook met vloeibare was, b.v. met een druppelspuitje, de raat aan de binnenzijde van het bovenlatje vastgieten. Men leert zich spoedig een bepaalde werkwijze eigen maken.
| |
De zwerm komt in de kast.
Zijt ge klaar, dan hangt ge 10 van deze raampjes in Uw kast, welke nu geheel gevuld is. Boven de broedkamer plaatst ge een honingkamer zonder raampjes, bij wijze van trechter. Nu neemt ge het schepkorfje waar de zwerm in zit, verwijdert de doek en stort de zwerm met een paar flinke slagen op het korfje, in de honingkamer, dus boven op de raampjes van de broedkamer. Vele bijen zullen opvliegen, de rest zal zich tussen de raten begeven en ook tegen de honingkamer opkruipen. Deze laatste vegen we met een ganzeveer of met een bijenborstel naar beneden en zodra we kunnen aannemen, dat de bijen nagenoeg geheel op de raten zitten, leggen we losjes een kleedje over de bijen en dekken de kast met het dak toe.
We kunnen ook nog anders handelen. We kunnen n.l. de honingkamer - echter zonder ramen - ook direct op de bodemplank zetten en daarin de zwerm storten. Zodra we dat gedaan
| |
| |
hebben plaatsen we de bak met kunstraat daarboven en dekken terstond deze bak met een dekkleedje af. Het voordeel is, dat de bijen dan naar boven lopen en zich tussen de raten begeven. De volgende dag of later moeten we die honingkamer weer verwijderen.
Hebben we de zwerm in de woning gebracht - we doen dit steeds des avonds - dan laten we de kast rustig staan tot de volgende dag. De honingkamer wordt weggenomen en men overtuigt zich of de bijen wel midden in de kast zitten, m.a.w. of zij de middelste raten in gebruik hebben genomen. Soms zitten zij n.l. op de rechtse (of linkse) 4 à 5 raten en daar het nest zich gelijkmatig naar rechts en links moet kunnen uitbreiden, zitten zij dus niet op hun plaats. In dit geval nemen we de nodige raampjes van het onbezette gedeelte weg, schuiven de overgebleven raampjes naar dit open gedeelte toe en plaatsen de uitgenomen raampjes aan de andere kant er weer in. Nu moet de bijentros midden in de kast zitten en kan hij zich regelmatig ontwikkelen.
Natuurlijk kan men ook de zwerm zoveel raten laten als hij bezetten kan en het niet benutte gedeelte met een verkleinblok of verkleinplankje afsluiten; het beste lijkt me, de zwerm de beschikking te geven over alle 10 raten.
| |
Bevolken met een naakt volk.
Heeft men geen volk op raampjes kunnen bekomen en ook geen zwermen, dan rest ons nog de mogelijkheid om de kast te bevolken met een z.g. naakt volk. Een naakt volk is eigenlijk een kunstmatig gemaakte zwerm, doch in het najaar. De korfimkers ‘slachten’ dan hun vette korven en daar zij liever hun bijen niet doden, kloppen zij die uit de korf of bedwelmen ze met salpeterdamp en verkopen deze naakte volken voor versterking van bestaande of opzetten van nieuwe volken.
Beginners raad ik deze methode af. Het is zeer laat in de tijd (September) en de bijen moeten nog een geheel nest maken en zich dan nog klaar maken voor de winter. Naakte volken moeten al heel sterk zijn, men moet al over veel bijenvoedsel (suiker) beschikken en de imker moet zijn vak behoorlijk verstaan om het volk een redelijke kans te geven de winter niet
| |
| |
alleen te overleven, doch ook het volgend jaar een productievolk te kunnen worden.
Wil men het nochtans toch met een naakt volk proberen, dan handelt men precies als bij het bevolken met een zwerm gezegd is.
De met zwermen of naakte volken bevolkte woningen laat men - behoudens hetgeen hierboven gezegd is - enkele dagen met rust; men voedert ze nog niet. Is er na 3 dagen geen dracht, dan zullen we onze toevlucht moeten nemen tot de voederfles, doch dat is een ander hoofdstuk.
|
|