| |
| |
| |
Hoofdstuk XXIV.
De bijenweide.
Onder bijenweide verstaat men alle planten, welke de bijen nectar en stuifmeel leveren.
Een goede bijenweide is voor het renderen van de bijenteelt een van de voornaamste factoren.
Het is natuurlijk van zeer groot belang, als in een bepaalde omgeving grote vlakten nectargevende gewassen voorkomen.
Is dit het geval, dan kan men spreken van een hoofddrachtgebied.
In sommige streken kan men zelfs rekenen op meerdere hoofddrachten.
Zulke plaatsen zijn voor het bijenteeltbedrijf zeer geëigend. Zo treft men streken in ons land aan, waar steeds dracht is, misschien nu en dan met een kleine onderbreking, welke men drachtpauze noemt.
De imkers onderscheiden feitelijk 2 verschillende drachtstreken en wel de vroeg- en laat-drachtstreken, waarmede zij te kennen willen geven, dat in die streek dan de hoofddracht valt.
Zo noemt men streken, waar fruitteelt, kool- of mosterdzaadverbouw e.d. de hoofdschotel vormen, vroegdrachtstreken, terwijl men de boekweit- en heidestreken, streken met laatdracht noemt; de streek wordt dus aangeduid met vroeg of laat, naar gelang de hoofddracht in die streek vroeg of laat valt.
Een goede zomerdracht kan men verwachten in die streken, waar veel witte klaver bloeit, de linde honingt of veel korenbloemen voorkomen.
Zo vindt men in ons land verschillende vroegdrachtstreken, zoals de Betuwe, Zuid-Limburg, Zeeland, Haar- | |
| |
lemmermeer, Beemster, West-Friesland en verder het Noorden van Groningen en Friesland.
Enkele streken langs de IJsel geven ook veel honing in het voorjaar, zoals b.v. bij Kampen en Veessen, terwijl de voorjaarsdracht in Zuid-Holland en op de Zuid-Hollandse eilanden eveneens goed is te noemen.
Voor een goede nectar-afscheiding is gunstig weer noodzakelijk. In koele, natte jaargetijden, wordt weinig nectar afgescheiden.
Op de heide valt niet steeds te rekenen.
Een nat voorjaar en een natte zomer maken, dat de zandheide flinke scheuten vormt.
Is het weer gedurende de heidedracht vervolgens warm, dan heeft een overvloedige nectar-afscheiding plaats en het is verbazingwekkend, in welk een korte tijd dan de honingkamers gevuld kunnen worden met heerlijke heidehoning van uitnemende kwaliteit.
Voor klaver is echter droog, heet weer nodig en het schijnt, dat de lindebloemen 't meeste nectar afscheiden in de morgen- en de avonduren, bij een vochtige warmte.
In het algemeen kan men aannemen, dat een drukkende onweerstemperatuur de nectar-afscheiding ten goede komt. Boekweit, welke helaas weinig meer voorkomt, honingt slechts tot de middag, waarna de bloemen slap gaan hangen en geen nectar meer afscheiden.
Behalve witte- en basterdklaver, wordt ook de Luzernklaver met succes bevlogen, evenals de Esparcette.
De heide schijnt zeer gevoelig te zijn voor onweersbuien, waarna weinig of geen nectar-afscheiding meer plaats vindt
De paardebloem scheidt bij warm zonnig weer veel nectar af en levert de bijen grote hoeveelheden stuifmeel; de honing ervan is echter niet lekker.
Daar, waar deze bloemen in grote getale voorkomen, gaat de ontwikkeling der volken met reuzenschreden vooruit, terwijl men deze honing in de verte al kan waarnemen door de penetrante geur.
De bijenweide wordt helaas hoe langer hoe meer beperkt, door het in cultuur brengen van woeste gronden en het
| |
| |
Twee goede honinggevende gewassen.
Links witte klaver (zomerhoning) rechts struikheide (najaarshoning).
| |
| |
zaaien en aanplanten van gewassen, welke geen nectar geven, zoals rogge, haver, aardappelen e.d.
Tot de verbetering der bijenweide kan men heel wat bijdragen, indien dit door de gezamenlijke imkers van een bepaalde streek collectief geschiedt.
Het zaaien van enkele honinggevende gewassen door den enkelen imker, haalt weinig uit; het is echter in ieder geval beter, dan niets te doen,
Kan men door collectieve verzoeken, Rijk, Provincie en Gemeente bewegen, om bij de aanleg van nieuwe parken of wegen, bomen of heesters te laten planten, welke de bijen nectar leveren, dan is hiermede een stap in de goede richting gedaan.
Ook zou men bij het vestigen van grote instellingen, zoals ziekenhuizen, pensionaten e.d., aan de besturen kunnen verzoeken, bij de aanplant van bomen en heesters rekening te willen houden met de belangen der bijenteelt.
Legt men dan een staatje over van honinggevende gewassen, dan is de keuze groot en houdt men vaak rekening met de wensen en belangen der bijenteelt, overeenkomstig het spreekwoord, dat een goed woord veelal een goede plaats vindt.
Men houde niet op, waar mogelijk, aan te dringen op verbetering der bijenweide en geve daartoe zelf een voorbeeld. In dit verband is het initiatief zeer toe te juichen van een imker in de gemeente waar ik woon, welke imker een groot aantal Hemelbomen gekweekt had en deze de gemeente ten geschenke gaf, onder voorwaarde, dat deze bomen, zodra zij daarvoor geschikt waren, geplant werden in de stadsplantsoenen.
Behalve bloemennectar, azen de bijen soms ook nog op afscheidingsproducten van bladeren van sommige gewassen.
Ik bedoel hier de honingdauw.
De afscheiding kan soms zo enorm zijn, dat deze honingdauw als het ware van de bladeren afdruipt.
Vooral komt deze honingdauw voor in zeer hete zomers met daaropvolgende koude nachten bij linde en eik.
Honingdauw kan een uitscheidingsproduct zijn van de
| |
| |
bladeren zelve, doch wordt echter ook wel voortgebracht door blad- en schildluizen, welke dan meestal bladluizenhoning genoemd wordt.
De honingdauw heeft bij de imkers geen goede naam en is als overwinteringsvoedsel ongeschikt.
Het is hier tevens de plaats om, eens na te gaan, hoeveel bijenvolken in een bepaalde streek met succes gehouden kunnen worden, zonder van overbevolking te kunnen spreken.
In het algemeen kan men aannemen, dat de bijen een veld kunnen bevliegen met een straal van ongeveer 3 km., dus hemelsbreedte ongeveer 1/2 à 3/4 uur gaans.
Ik kom tot deze conclusie, omdat men bij het Verplaatsen der bijen, zelfs in de zomer, zonder gevaar te lopen, dat zij de oude standplaats terug vinden, op minstens 3 km. moet rekenen.
Uitzonderingen bevestigen de regel en zo komt het voor, dat bijen, welke verder verplaatst worden, toch nog de oude stand terugvinden.
Gewoonlijk hangt dit af van de plaats van de nieuwe en oude drachtbron.
In een bepaald geval werd, de bijenstal verplaatst naar B en kregen de bijen een nieuw drachtgebied te bevliegen. Dit drachtgebied liep echter nog over een deel van het oude drachtgebied heen, zodat bijen, welke in de richting van het oude drachtgebied, snuffelden, binnen de oude vliegkring terugkerende, de standplaats A weer opzochten.
Hoe dichter de drachtbron bij de bijenstal gelegen is, des te meer uitvluchten kunnen gemaakt worden, des te geringer wordt de kans op volkverlies, des te groter is ook de dagelijkse toename.
Moeten de bijen echter de honing verder weg halen, ligt het drachtgebied dus verder, dan schijnen zij de straal ook groter te nemen, zoals ik b.v. in 1926 gedurende de heidedracht ervaren heb.
Merkwaardig is, dat het ene volk spoediger een drachtbron gevonden schijnt te hebben, dan een ander.
De volgende door mij genomen proef bewijst dit.
| |
| |
| |
| |
HONINGGEVENDE LAANBOMEN.
(Zie bladzijde hiernaast.)
Tilia vulgaris, onze alom bekende nectargevende Hollandse linde, Bloeitijd Juni-Juli. |
Acer platanoïdes, spitsbladerige Esdoorn, bloeit in Maart-April. |
Robinia Pseudacacia, bloeit eind Mei en in Juni en is bekend om zijn heerlijke honing. |
Ailanthus glandulosa, Hemelboom, is een boom welke zeer veel honing geeft, Bloeitijd in de zomer. |
Acer dacycarpum, witte Esdoorn groeit sterk, doch wegens, zijn slap hout komt hij minder voor laanbeplanting in aanmerking. |
Acer Pseudoplatanus, de bekende Esdoorn, welke zeer veel nectar geeft. Bloeitijd April-Mei. |
Castanea vesca, tamme kastanje, levert ook vrij wat honing op, bloeitijd Juli. |
| |
| |
Op mijn stand had ik een volk ingevoerd, waarvan de bijen lichter van kleur waren dan de oorspronkelijke bijen. Achter enkele struiken plaatste ik verdekt enige borden met suikerwater, waarin een zwak riekend kruid, benevens wat mos, om verdrinken te voorkomen.
Ik wachtte enige minuten en daar kwam een bijtje met het lichte haarkleed aangevlogen, zette zich op het mos neer en deed zich te goed.
Na enige tijd kwamen steeds meer lichtgekleurde bijen op het suikerwater af en ook de andere borden werden bezocht.
Het duurde meer dan een kwartier, vóórdat een bij van de volken met een donkerder pantser op het suikerwater neerstreek.
Zo kan het voorkomen, dat bijen van eenzelfde stand, ja zelfs van eenzelfde stok, een geheel andere vliegrichting nemen en zoals ik meermalen heb waargenomen vlak bij een veld sterk honingende bloemen, druk bevlogen door de bijen, dat enkele bijtjes nietige bloemen aan de slootkanten af zochten en moeite deden het zeer kleine beetje nectar uit die bloemen te puren, terwijl sterke drachtbronnen enkele honderden meters verder de bijen lokten.
Hoeveel bijenvolken tenslotte in een bepaalde streek geplaatst kunnen worden, zonder gevaar voor overbevolking, hangt natuurlijk af van die streek zelve.
In een mager oord kan een aantal bijenvolken van niet meer dan 50 per 20 km.2 reeds te veel zijn, terwijl in een goed drachtgebied dit aantal zeker wel vertienvoudigd kan worden.
| |
| |
| |
Bloeikalender.
|
Februari en Maart. |
* |
N S |
k/s |
k/h |
Anemoon |
Anemone nemorosa |
1-2 |
wg |
og |
Crocus |
Crocus sp. |
0-2 |
og |
lg |
Dovenetel (paarse) |
Lamium purpureum |
2-1 |
- |
cg |
Els |
Alnus sp. |
0-3 |
Goudveil |
Chrysosplen, oppositif. |
1-3 |
Hazelaar |
Corylus Avellana |
0-3 |
g |
- |
Hoefblad (groot) |
Petasites officinal. |
2-3 |
Hoefblad (klein) |
Tussilago Farfara |
2-3 |
og |
dg |
Hongerbloempje |
Draba verna |
1-1 |
Kornoelje |
Cornus mas |
3-2 |
Madeliefje |
Bellis perennis |
1-1 |
Muur |
Stellaria media |
2-1 |
Olm (iep) |
Ulmus sp. |
0-3 |
Palmboom |
Buxus sp. |
2-3 |
Peperboompje |
Daphne Mezereum |
2-1 |
Populier |
Populus sp. |
1-3 |
g |
- |
Randjesbloem |
Arabis alpina |
2-1 |
Sneeuwklokje |
Galanthus nivalis |
2-2 |
- |
gg |
Speenkruid |
Ficaria verna |
2-2 |
Taxus |
Taxus baccata |
0-4 |
Viooltje (Maarts) |
Viola odorata |
2-1 |
- |
lg |
Wilg |
Salix sp. |
4-4 |
zg |
dg |
Winteraconiet |
Eranthis hiemalis |
1-1 |
Hondsdraf |
Glechoma hederacea |
3-0 |
|
April. |
Aalbes |
Ribes rubrum |
1-1 |
Aubrietia |
Aubrietia sp. |
2-1 |
Abrikoos |
Prunus Armeniaca |
2-2 |
Barbarakruid |
Barberea vulgaris |
2-2 |
Berberis (gr.blijv.) |
Mahonia Aquifolium |
3-2 |
g |
cg |
Berk |
Betula sp. |
0-2 |
r |
gb |
Bloemmuur (groot) |
Stellaria Holostea |
2-1 |
Druifhyacinth |
Muscari botryoides |
2-1 |
| |
| |
BIJENVOLKEN OP HET DRACHTVELD. Boven: Bietenakker met bloeiende knopherik. Onder: Bijen op de zeeaster.
| |
| |
|
N S |
k/s |
k/h |
Dotterbloem |
Caltha palustris |
1-3 |
rg |
gg |
Esdoorn |
Acer pseudo-platanus |
3-2 |
gg |
cg |
Herderstasje |
Capsella bursa pastoris |
1-1 |
Helmbloem |
Corydalis bulbosa |
2-2 |
Hyacinth |
Hyacinthus orientalis |
2-2 |
g |
cg |
Hulst |
Ilex Aquifolium |
2-2 |
Koolzaad |
Brassica Napus |
4-4 |
cg |
lg |
Kweepeer (Japanse sier) |
Cydonia jap, sp. |
2-2 |
Kruisbes |
Ribes Grossularia |
4-1 |
cg |
gb |
Longenkruid |
Pulmonaria officin. |
2-1 |
- |
lg |
Maagdenpalm |
Vinca minor |
2-2 |
Muurbloem |
Cheiranthus Cheiri |
2-2 |
Nagelkruid |
Geum urbanum |
0-2 |
Olijfwilg |
Eleagnus edulis |
3-1 |
Paardebloem |
Taraxacum officin. |
4-4 |
Perzik |
Amygdalus Persica |
2-2 |
- |
gg |
Pruim |
Prunus sp. |
2-2 |
gb |
gg |
Sierbes |
Ribes sanguineum |
2-1 |
g |
cg |
Sneeuwroem |
Chinodoxa sp. |
2-1 |
Ster hyacinth |
Scilla bifolia |
2-2 |
Tulp |
Tulipa sp. |
1-3 |
Veldbies |
Luzula campestris |
0-1 |
Vogelmelk |
Ornithogalum umbell. |
1-1 |
Water Drieblad |
Menyanthes trifoliata |
2-0 |
Wilg |
Salix sp. |
4-4 |
|
Mei. |
Aalbes (zwarte) |
Ribes nigrum |
3-1 |
- |
r |
Aardbei |
Fragaria sp. |
1-1 |
b |
lg |
Appel |
Pirus Malus |
4-4 |
g |
gg |
Bosbes |
Vaccinium Myrtillus |
4-1 |
- |
r |
Brem |
Sarothamnus vulgaris |
1-3 |
Dalkruid |
Majanthenum bifolium |
2-1 |
Dovenetel (gele) |
Galeobdolon luteum |
2-1 |
Dwergmispel |
Cotoneaster sp. |
4-1 |
Es |
Fraxinus excelsior |
0-2 |
r |
b |
Esparsette |
4-4 |
gb |
gg |
| |
| |
|
N S |
k/s |
k/h |
Framboos |
Rubus Idaeus |
4-1 |
w |
lg |
Gaspeldoorn |
Ulex europaeus |
2-1 |
Gouden regen |
Cytisus Laburnum |
2-2 |
- |
gg |
Gouwe (stink.) |
Chelidonium majus |
0-1 |
Heggerank |
Bryonia dioica |
2-1 |
Hemelboom |
Aillanthus gl. |
4-3 |
- |
r |
Herik |
Sinapis arvensis |
3-3 |
dg |
cg |
Jasmijn (boeren) |
Philadelphus coronarius |
2-2 |
Jasmijn |
Philadelphus Lemoini |
4-2 |
Judasboom |
Cercis Siliquastrum |
1-3 |
Judaspenning |
Lunaria biennis |
2-1 |
Kalmia |
Kalmia angustifolia |
2-0 |
Kastanje |
Aesculus Hippocastan. |
3-3 |
dr |
lg |
Keizerskroon |
Fritillaria imperialus |
3-3 |
Kers |
Prunus sp. |
4-4 |
gb |
gg |
Koolzaad |
Brassica napus |
2-1 |
Lijsterbes |
Sorbus aucuparia |
2-2 |
bg |
gg |
Meidoorn |
Crataegus sp. |
2-2 |
Mispel |
Mespilus germanica |
4-4 |
Morel |
Prunus Cerasus |
3-3 |
Morgenster |
Tragopogon pratensis |
4-4 |
Ooievaarsbek |
Geranium sp. |
2-1 |
- |
gg |
Peer |
Pirus communis |
2-1 |
r |
gg |
Pinksterbloem |
Cardamine pratensis |
2-2 |
Reigersbek |
Erodium cicutarium |
1-2 |
Rapunzel |
Phyteuma nigrum |
2-3 |
Salomonszegel |
Polygonatum officin. |
2-0 |
Sparren, Dennen |
Abies en Pinus |
0-4 |
w |
z |
Standelkruid |
Orchis sp. |
3-3 |
Steenbreek |
Saxifraga sp. |
3-0 |
Tuinboon |
Vicia faba |
2-1 |
Vergeet-mij-niet |
Myosotis |
2-2 |
- |
gg |
Vliegen-orchis |
Ophrys muscifera |
4-4 |
Bijen-orchis |
Ophrys apifera |
4-4 |
Weigelia |
Diervillea sp. |
2-1 |
Zenegroen |
Ajuga reptans |
2-0 |
Zomerklokje |
Leucojum aestivum |
3-3 |
Zuurbes |
Berberis vulgaris |
2-1 |
| |
| |
|
Juni. |
|
N S |
k/s |
k/h |
Acacia |
Robina pseudo acacia |
4-2 |
bl |
- |
Alpenroos |
Rhododendron sp. |
3-1 |
o |
cg |
Blazenstruik |
Colutea arborescens |
3-1 |
Borage |
4-2 |
- |
cg |
Clematis |
Clematis resta |
1-2 |
- |
lg |
Ereprijs |
Veronica sp. |
2-2 |
- |
lg |
Esdoorn |
Acer pseudo-platanus |
4-2 |
gg |
cg |
Esparsette |
4-4 |
gb |
gg |
Heggerank |
Bryonia |
4-2 |
- |
lg |
Kattenkruid |
Nepeta Mussini |
2-1 |
- |
cg |
Klaver (aardbei) |
Trifolium fragiferum |
4-2 |
Klaver (bast.) |
Trifolium hybridum |
4-2 |
b |
cg |
Klaver (hop) |
Medicago lupulina |
4-2 |
Klaver (incarn.) |
Trifolium incarnatum |
4-2 |
Klaver (rode) |
Trifolium pratense |
2-2 |
b |
gg |
Klaver (witte) |
Trifolium repens |
4-2 |
gb |
cg |
Koekoeksbloem |
Lychnis floscuculi |
3-2 |
Koningskaars |
Verbascum Thapsus |
0-3 |
Korenbloem |
Centaurea |
3-3 |
grb |
gg |
Linde grootblad.) |
Tilia platyphylla |
2-1 |
- |
gg |
Linde (Hollandse) |
Tilia intermedia |
4-2 |
- |
gg |
Linde (krim) |
Til. rubra var. euchl. |
3-1 |
- |
gg |
Linde (zilver) |
Tilia tomentosa |
3-1 |
- |
gg |
Linde (h. zilver) |
Tilia petiolaris = alba |
3-1 |
- |
gg |
Look (ui) |
Allium sp. |
3-1 |
Lucernklaver |
Medicago sativa |
3-0 |
Lupinen |
Lupinus luteus |
0-2 |
- |
o |
Monarda |
4-3 |
- |
cg |
Mosterd |
Sinapis alba |
3-3 |
cg |
gg |
Pap. of Klaproos |
Papaver sp. |
0-2 |
- |
z |
Phacelia |
Phacelia tanacetifolia |
4-1 |
b |
cg |
Pruikenboom |
Rhus cotinus |
2-1 |
Rapistrum (overbl.) |
Rapistrum perenne |
3-0 |
Reseda |
Reseda odorata |
2-4 |
gb |
gg |
Salie |
Salvia pratensis |
3-1 |
w |
cc |
Schorseneer |
Scorzonera hispanica |
2-1 |
| |
| |
|
N S |
k/s |
k/h |
Schurftkruid |
Scabiosa |
3-1 |
r |
lg |
Slangenkruid |
Echium vulgare |
2-1 |
Sneeuwbes |
Symphoric. racemosus |
3-1 |
Vlier |
Sambucus sp. |
1-1 |
Vlambloem |
Gaillardia sp. |
Spurrie |
Spergula arvensis |
2-2 |
Vetkruid |
Sedum sp. |
1-0 |
Vuilboom |
Rhamnus frangula |
4-1 |
- |
gg |
Zonneroosje |
Helianthemum sp. |
1-2 |
|
Juli. |
Adderwortel |
Polygonum Bistorta |
2-0 |
Alant |
Inula Helenium |
2-2 |
Andoorn |
Stachys arvensis |
3-1 |
Anijs |
Pimpinella Anisum |
3-0 |
Asperge |
Asparagus officinalis |
3-3 |
- |
cg |
Augurk |
Cucumis sativus |
3-2 |
Alsem |
Artemisia Absinthium |
3-1 |
Bereklauw |
Heracleum |
2-2 |
Boekweit |
Polygonum Fagopyrum |
4-2 |
og |
gb |
Boerenwormkr. |
Chrysanthemum vulg. |
3-1 |
g |
lb |
Bonen |
Phaseolus sp. |
3-0 |
Braam |
Rubus fruticosus |
4-3 |
Bruidssluier |
Gypsophila paniculata |
3-2 |
Kastanje (tamme) |
Castanea sativa |
3-2 |
dr |
lg |
Distel |
Carduus sp. |
3-1 |
v |
gg |
Dopheide |
Erica tetralix |
4-1 |
Duizendkn. (hegge) |
Polygonum dumetorum |
2-0 |
Engelwortel |
Angelica silvestris |
2-0 |
Esparsette |
4-4 |
gb |
gg |
Goudsbloem |
Calendula sp. |
0-2 |
Honingklaver |
Melilotus sp. |
4-3 |
Hyssop |
Hyssopus officinalus |
3-1 |
Kaardebol |
Dipsacus sp. |
2-0 |
- |
lg |
Kaasjeskruid |
Malva sp. |
2-1 |
Kattenkruid |
Lytrum sp. |
3-0 |
Klokje |
Campanula sp. |
2-2 |
zg |
lg |
Knautia |
Knautia arvensis |
3-1 |
| |
| |
|
N S |
k/s |
k/h |
Kogeldistel |
Echinops banaticus |
3-2 |
Kruisdistel |
Eryngium campestre |
3-1 |
Komkommer |
Cucumis sativus |
3-2 |
g |
gg |
Kool |
Brassica sp. |
3-2 |
Lamsoor |
Statice Limonium |
3-2 |
Leeuwentand |
Leontodon autumnalis |
3-2 |
or |
dg |
Look |
Allium sp. |
3-1 |
Liguster |
Ligustrum vulgare |
3-1 |
Lobelia |
Lobelia fulgens |
3-0 |
Marjolein |
Origanum vulgare |
2-1 |
Meloen |
Cucumis melo |
2-1 |
Munt (water) |
Menta aquatica |
2-0 |
Nigella |
Nigella arvensis |
2-2 |
Ogentroost |
Euphrasia nemorosa |
2-1 |
Perzikkruid |
Polygonum Persicaria |
3-3 |
Serradella |
Ornithopus sativus |
3-1 |
- |
lg |
Slaapmuts |
Eschscholtzia sp. |
2-2 |
Stalkruid |
Ononis spinoza |
2-0 |
Streepzaad |
Crepis biennis |
2-2 |
Teunisbloem |
Oenothera Lamarckiana |
3-3 |
Thijm |
Thymus Serpyllum |
3-1 |
- |
gg |
Wilgenroosje |
Epilobium angustifol. |
3-2 |
lg |
gg |
Wingerd |
Vitis |
1-2 |
Venkel |
Foeniculum officin. |
3-0 |
Water weegbree |
Alisma plantago |
3-0 |
Zandblauwtje |
Jasione montana |
3-2 |
Zonnebloem |
Helianthus annuus |
3-3 |
og |
dg |
|
Augustus. |
Zwaluwtong |
Polygonum Convolvulus |
2-0 |
Althaeaboompje |
Hybiscus syriacus |
3-0 |
Aster |
Aster |
1-2 |
Cichorei |
Cichorium Intybus |
3-1 |
Fijnstraal |
Erigron |
1-3 |
Gulden Roede |
Solidago sp. |
2-2 |
- |
dg |
O.-I. Kers |
Tropaeolum majus |
2-2 |
Peperstruik |
Clethra alnifolia |
Struikheide |
Calluna vulgaris |
4-2 |
w |
rb |
| |
| |
|
N S |
k/s |
k/h |
Zeeaster |
4-2 |
- |
g |
|
September. |
Klimop |
Hedera Helix |
2-4 |
g |
cb |
Struikheide |
Calluna vulgaris |
4-2 |
w |
rb |
N = nectar, S = stuifmeel.
k/s = kleur stuifmeel, k/h = kleur honing.
Betekenis der cijfers:
1: gering; 2: matig; 3: goed; 4: veel; 5: zeer veel.
|
|