| |
| |
| |
Hoofdstuk XXV.
Bijenteelt gereedschappen.
Voor de behandeling der bijen heeft men gereedschappen nodig.
Vaak bestaat er, vooral bij den beginner, een neiging om zich maar alles aan te schaffen, wat de prijscouranten in imkersartikelen vermelden en in het bereik van de beurs ligt.
Het is niet nodig, zich van die 1001 artikelen te voorzien. Veel ervan is overbodig, of kan men zelf billijker maken. Men beperke zich dus in het aanschaffen zoveel mogelijk, doch men kope, of men make die gereedschappen, welke onmisbaar zijn.
Sommige gereedschappen, zoals b.v. honingslingers en waspersen, zijn nogal kostbaar.
Men bedenke echter, dat zulke werktuigen zich spoedig betaald maken.
Combinaties van imkers, b.v. afdelingen van een vereniging, schaffen dergelijke dure artikelen vaak gemeenschappelijk aan, waarna zij tegen een klein huurgeld aan de leden worden verhuurd.
Hoe deze saamhorigheid ook te prijzen is, vaak is het een en al fiasco.
Onvoldoende zorg enz. maakt vaak, dat de gereedschappen onbruikbaar worden.
Men schaffe zich daarom die zaken, welke noodzakelijk gebruikt moeten worden, zelf aan, ook al valt de koopprijs niet direct mede.
| |
Bijenkap en bijensluier.
Tot de gereedschappen, welke niet gemist kunnen worden,
| |
| |
behoort in de eerste plaats een bijenkap.
Een bijenkap is vervaardigd van een dunne stof, b.v. katoen of linnen.
Aan de voorkant is zij voorzien van een weefsel van metaaldraad of paardenhaar, waarin een gat voor de pijp is aangebracht.
Een bijensluier is luchtiger, daar het katoen of linnen vervangen is door tule.
In tegenstelling met de bijenkap, die over het hoofd getrokken wordt, wordt hij om de hoed bevestigd, hetgeen mogelijk is, door de elastieke band in het boveneinde.
Vroeger noemde men bijenkappen wel ‘kogels’; het vizier was dan, van sterk koperdraad gevlochten, doch deze kap is, zoals te begrijpen, nogal zwaar.
Vele imkers behandelen hun bijen zonder kap of sluier. Dit is sterk af te raden, daar het volkomen nutteloos is, steken in het gelaat of ogen te riskeren.
| |
Pijpen en berokers
Voor de behandeling der bijen is het gewenst de bijen te dwingen zich vol honing te zuigen en ook ze van een bepaalde plaats te verwijderen.
Daartoe maakt men gewoonlijk gebruik van rook, meestal tabaksrook.
Rokers gebruiken meestal hun houten pijpje, sigaar of sigaret.
Nu en dan wordt een wolkje rook over de bijen geblazen, waarna zij spoedig het hazenpad kiezen.
Voor niet-rokers bestaan verschillende andere rook-apparaten.
In de eerste plaats de Dathe-pijp.
Zij wordt gevuld met tabak, of zgn. rookbriketten ‘Euskol’ en aan de bodem onder voortdurend blazen aangestoken. Met deze pijp kan men grote rookwolken blazen, zonder rook in de mond te krijgen.
Hoewel deze pijpen zeer aan te bevelen zijn, dient toch opgemerkt te worden, dat zij nogal grote eisen stellen aan het gebit van den imker. Hoe lichter de pijp is, des te
| |
| |
beter voor den imker.
Een kogelventiel, bij de nieuwere soorten aangebracht, maakt het inademen van rook absoluut onmogelijk.
Verder zijn er nog in de handel handberokers.
Aan een kleine leren blaasbalg is een metalen, puntig toelopende cylinder bevestigd, waarin men brandende tabak, gegolfd papier e.d. stopt.
Men houdt de beroker aan, door met de hand de blaasbalg nu en dan saam te drukken.
Een zgn. automatische beroker is die van Josef König en van Heidenreich.
Een eenvoudiger en beter middel is de carbollap, welke reeds eerder beschreven is.
| |
Korfmessen en reinigingshaken.
Om de korf van zijn inhoud te ontdoen, maakt men gebruik van een korfmes, welke in verschillende modellen in de handel zijn.
Korfmesen moeten goed scherp en schoon gehouden worden.
Worden zij niet gebruikt, dan vet men hen in met vaseline. Daar gedurende de winter veel wasmul op de bodemplank valt, tengevolge van het stukknagen der honingcellen, wordt zo'n met wasmul bedekte bodemplank licht een kweekplaats voor wasmotten.
Met een plamuurmes verwijdert men gemakkelijk alle onreinheden, zowel van de bodemplank, wanden als raampjes.
In de handel zijn ook reinigingshaken verkrijgbaar, welke vooral bij kasten met achterbehandeling van groot nut zijn.
| |
De bijenborstel.
Om de bijen van de raten te vegen maakt men gebruik van een platte borstel van paardehaar.
Vóór het gebruik wordt hij. even in schoon water gedoopt. Bij het vegen houde men de haren van de borstel evenwijdig aan het raatoppervlak, teneinde de bijen niet tot
| |
| |
steken te prikkelen.
Ook bedient men zich wel van een vleugel van een of andere vogel, of van een stevige veer.
| |
Handschoenen.
Soms maakt men gebruik van rubber of leren handschoenen, al of niet van linnen manchetten voorzien.
Men gewenne zich zonder deze beschermingsmiddelen te werken, al geven zij den beginner wel enige gerustheid.
| |
Ontzegelmes en -vork.
Deze dienen om de raten van de wasdekseltjes te ontdoen, alvorens zij in de honingslinger worden geplaatst.
Men werkt met 2 messen of vorken, waarvan er één steeds in warm water wordt geplaatst, om het ontzegelen te vergemakkelijken.
Men werkt met vorken gemakkelijker dan met messen.
Ontzegel-eggen gebruikt men in het voorjaar bij de drijfvoedering.
Hiermede wordt de honing boven het broednest opengekrabd.
Een omgebogen etensvork doet echter dezelfde dienst.
| |
Zwermspuit.
Met een zwermspuit (een metalen cylinder, welke men ook wel voor bloemenbesproeiing gebruikt), kan men de bijenzwerm dwingen spoediger te gaan zitten.
Ook als men meent, dat de bijen een hoge zitplaats willen kiezen, bespuit men de bijen met een fijne regen. Men tracht zó te spuiten, dat de regen boven op de rondvliegende bijen valt.
| |
De schepkorf.
Voor het opvangen van hangende zwermen gebruikt men een schepkorf.
| |
| |
AMERSFOORTS MARKTKASTJE
(geschikt voor transport, bedrijf en overwintering).
| |
| |
Deze moet voldoende groot zijn, om een flinke zwerm te kunnen bevatten.
Ook maakt men wel gebruik van een lege korf, waarvan men het vlieggat sluit, of van een kistje. Een schepkorfje is echter gemakkelijker in het gebruik.
| |
Het jaagvat.
Een jaag vat is een slap gevlochten dunwandige grote korf, met wat naar buiten hellende randen en platte bodem.
Het wordt gebruikt bij het jagen, waarbij de slappe rand gemakkelijk met korfhaken bijendicht om de te jagen korf kan worden gesloten.
Gewoonlijk gebruikt men echter bij het jagen een gewone ronde korf.
| |
Voedertoestellen.
Voor het voederen der bijen gebruikt men verschillende voeder-apparaten, van glas, hout of metaal.
Zeer bekend zijn de Thüringer voederballons van Dr. Gerstung.
In ons land óók nog Kelting's Perfect voedertoestel.
Beide toestellen bestaan uit glas met metalen bordje en zijn uitsluitend geschikt om gebruik te worden in kasten met bovenbehandeling.
De Thüringer voederballon kan tevens nog gebruikt worden bij korven met spongat.
Bij van achter behandelbare kasten gebruikt men gewoonlijk een voederfles, welke geplaatst is op een voederbordje met groeven.
Het voederbordje wordt dan onder de ramen geschoven en de voederfles omgekeerd op het einde geplaatst, dat nog buiten het venster uitsteekt.
De inhoud der voedertoestellen varieert van 1 tot 2 liter. Er bestaan echter ook zgn. snelvoedertoestellen, waarmede men de gehele wintervoorraad kan toedienen.
Tegen dergelijke toestellen moet ik een waarschuwend woord laten horen, daar de bijen geen gelegenheid krijgen
| |
| |
de voedervoorraad geleidelijk op te leggen, abnormaal dikke raten bouwen, of de cellen abnormaal verlengen en het te veel aan water niet behoorlijk verdampt kan worden. Glazen voedertoestellen zijn gemakkelijk te reinigen, hebben echter het nadeel, dat zij breekbaar zijn; bovendien zijn ze duur.
Metalen voedertoestellen roesten vaak, tenzij men roestvrij metaal gebruikt.
Houten voedertoestellen verdienen de voorkeur, dáár, waar zij gebruikt kunnen worden.
Zo plaatst de korfimker onder zijn korven ronde of vierkante houten voederbordjes.
Voor Simplexkasten gebruik ik een eenvoudig houten bakje, ongeveer ter grootte van 25 × 10 × 10 c.m. (zie de afbeeldingen op pag. 244).
Van de bodem aan een van de korte zijden is een strook van ongeveer 3 c.m. weggenomen en aan die zijde een tweede zijschot getimmerd, dat niet geheel tot de bovenkant van het kistje reikt.
Zo ontstaat van de bodem tot in het bakje een smalle doorgang.
Aan de andere zijde wordt eveneens ± 3 c.m. van de zijkant af een schotje getimmerd, dat echter ± 1/2 c.m. van de bodem verwijderd blijft.
Het bakje is dus verdeeld in 3 delen, waarvan het middelste het grootste is en de eigenlijke drinkplaats vormt.
Plaatst men nu de opening aan de bodem op een corresponderende opening in het dekkleedje, dan kunnen de bijen langs de binnenwand in het bassin komen, waarin een drijvertje zwemt, opdat de bijen niet verdrinken.
De tegenovergestelde sleuf dient om het bakje te vullen. Het bakje zelf wordt afgesloten met een stukje passend glas.
Bij het vullen verschuift men het glas zodanig, dat de sleuf voor het vullen vrij komt. Geen enkel bijtje kan nu ontsnappen.
Het suikerwater komt nu door de smalle doorgang in het schotje nabij de bodem in het bassin en het drijvertje stijgt, naarmate meer voedsel wordt ingegoten.
| |
| |
Is voldoende voedsel ingegoten, dan wordt het bakje weer geheel met het glas bedekt en heeft men controle over het verbruik.
Dergelijke bakjes zijn gemakkelijk zelf te maken, weinig kostbaar en solide.
Men dient er echter zorg voor te dragen, dat de naden goed gedicht worden met was, menie of iets dergelijks.
Andere gemakkelijk te fabriceren voedertoestellen bestaan uit blikken bussen, b.v. goed gereinigde carbidbussen. In het deksel ponst men kleine gaatjes.
Na vulling en sluiting van de bus, wordt deze omgekeerd op de raampjes geplaatst en de bijen kunnen naar hartelust smullen.
Eveneens kan men in het schroefdeksel van een honingflacon gaatjes ponsen, of deze flacons met een katoenen of linnen doekje afsluiten en omgekeerd in het spongat steken.
Voor drijfvoedering onder het volk gebruikte ik gewoonlijk ledige sigarettendoosjes, waarbij het zelfs overbodig is drijvertjes aan te brengen.
Bij het zelf-vervaardigen van deze voederapparaten zorge men er voor, dat de bijen niet kunnen verdrinken, en zij niet voor ongenode gasten toegankelijk zijn. Voor voedering in de zijwand heeft men zgn. voederladen. (Bijzonder aan te bevelen!)
| |
De honingslinger.
In het jaar 1865 maakte de Oostenrijkse majoor Von Hruschka zijn uitvinding op de ‘Wanderversammlung’ in Brünn bekend.
Deze belangrijke vinding, n.l. door centrifugaalkracht de honing uit de raten te verwijderen zonder de raten te breken, heeft de losse bouw in het brandpunt van de belangstelling gebracht en er zeer veel toe bijgedragen, dat deze overal ingang vindt.
De voordelen zijn velerlei.
Ten eerste is een zindelijke honingoogst mogelijk en het geslingerde product zonder verdere behandeling (hoog- | |
| |
stens wat afschuimen en zeven) voor de consumptie geschikt.
Het geslingerde product is doorschijnend als glas, onverschillig welke honing geslingerd wordt en daardoor een verkoopwaardig product.
Ten tweede blijven de raten intact en is de kostbare wasproductie (voor het bereiden van was hebben de bijen het 10- à 12-voudige gewicht aan honing nodig) niet meer nodig, terwijl de bijen bovendien een honingdracht beter kunnen benutten, daar zonder onderbreking de uitgebouwde raten met honing gevuld kunnen worden.
Zelfs bij het bezit van slechts enige kasten of boogkorven, loont het zich een honingslinger aan te schaffen.
De honingslinger bestaat uit een metalen cylinder, waarin een drijfwerk benevens een kooi van vlechtdraad.
Het geheel staat op 3 ijzeren poten.
In de cylinder is aan de taps toelopende bodem een zgn. uitlaat aangebracht, gewoolijk voorzien van een snijkraan. De as van het drijfwerk rust in een kleine verdieping in het midden van de bodem, welke verdieping een kogel bevat, voor het gemakkelijke lopen en ter voorkoming van slijtage.
Het drijfwerk is soms voorzien van kamraderen, soms ook van een gummiring, terwijl weer andere voorzien zijn van een ketting- en tandraddrijfwerk.
Het aan de gang brengen geschiedt soms door een vliegwiel boven de slinger, soms ook door een terzijde aangebracht vliegwiel en in enkele gevallen ook wel door een drijfwerk onder de ketel. (Systeem Böttcher.)
Tegenwoordig heeft men ook slingers met vrijloop en rem. Een afwijkende slinger bouwde Carl Busz, n.l. zijn ketelloze slinger, welke ook zeer goed voldoet.
Hoe de constructie zij, de slingers hebben eenzelfde doel, n.l. het uitdrijven van de honing uit de cellen, door middel van slingeren, waarbij de honing tegen de binnenwand van de ketel slaat en door een uitlaatpijp aan de bodem door een of meer zeven in een honingetnmer wordt opgevangen.
Zomerhoning kan op deze wijze gemakkelijk worden ge- | |
| |
slingerd.
Meer taaie honing, b.v. de heidehoning, behoeft eerst nog een vóórbewerking door middel van de
| |
Erica draadborstel.
Deze borstel bestaat uit een aantal in een rechthoekig stukje leer bevestigde, zeer beweeglijke spijkertjes.
Dit stukje leer is verend bevestigd in een blikken omhulsel met handvat.
Na het ontzegelen der raten wordt de te voren in warm water gedoopte borstel met snelle bewegingen op de raat geslagen, waarbij de spijkertjes de celinhoud intensief beroeren en aldus de viscositeit van de honing min of meer opheffen.
De aldus behandelde raten kunnen daarna gemakkelijker worden uitgeslingerd. Dit is echter een tijdrovend en kleverig werkje en voldoet ook niet geheel. Een aanbevelenswaardiger, hoewel veel kostbaarder instrument, is de uitvinding van ‘Kolb’ in 1908, n.l. het ‘Kolbtoestel’, later bij het overgaan naar de firma Thie in Wolfenbüttel herdoopt in ‘Triumph’.
Deze machine wordt door draaien heen en weer bewogen en de raat, welke op de beweegbare slede gelegd is, tegen lange beweegbare naalden aangedrukt, waardoor het vereiste effect verkregen wordt.
Een goedkoper apparaat is het zgn. Handkolbtoestel of kleine Triumph, welke evenals de Erica-draadborstel met de hand bediend wordt (zie de afbeeldingen op pag. 234), Na deze behandeling komen de raten in de honingslinger en verlaat, de honing veel gemakkelijker de cellen.
| |
Moerkooitjes.
Om moeren-voor een ogenblikje te herbergen, b.v. bij het maken van kunstzwermen, bij het uitvangen uit nazwermenen der gelijke, bedient men zich van moerkooitjes.
Deze zijn in verschillende modellen in de handel.
Gewoonlijk zijn ze zó gemaakt, dat ze gemakkelijk tussen twee raten gehangen of op een raat gestoken kunnen
| |
| |
worden.
Door het kurk je te vervangen door honing-suikerdeeg verlossen de bijen de haar gegeven moer geleidelijk en gaat het toezetten van een nieuwe moer gewoonlijk zonder ongelukken.
Ook kan men een pijpdeksel, welke wel eens voor stenen pijpen gebruikt worden, hiervoor bezigen.
Dit deksel wordt, zodra de moer gevangen zit, tot het midden van de raat gedrukt. De bijen bevrijden haar dan. In de handel zijn zulke (verbeterde) deksels verkrijgbaar.
|
|