| |
| |
| |
Hoofdstuk XIX.
Behandeling en gebruik van honing en zijn samenstelling.
Nadat de honing geoogst is, moet hij worden opgeborgen.
Raathoning is een teer artikel, dat men spoedig aan den man dient te brengen.
Weliswaar kan men raathoning, indien op een droge plaats opgeborgen, wel de winter overhouden, doch hij versuikert dan in de raten en kan geen aanspraak meer maken op een eerste klasse product.
Tot de soorten welke men ook des winters overhoudt, behoren slingerhoning, lekhoning en pershoning.
Al deze producten moeten bewaard worden in gesloten houten vaten, of in geglazuurde, of glazen potten; met
In cellen gistende honing.
| |
| |
metalen fust dient men voorzichtig te zijn.
Honing is sterk water-aantrekkend.
Bewaart men overigens goed gewonnen honing in open fust, dan zal binnen afzienbare tijd het product zuur worden en zelfs gaan gisten.
Goed gewonnen en bewaarde honing blijft jaren lang goed, zonder zelfs maar iets van zijn voedende en geneeskrachtige eigenschappen te verliezen.
Gekristalliseerde honing in potten.
Op de duur gaat hij in kristalvorm over, versuikert dus, maar aan de waarde doet dit geen afbreuk.
Vult men onmiddellijk na het slingeren, lekken of persen de flacons of vaten, dan zal na verloop van enige dagen zich boven op de honing wat schuim of wasafval bevinden.
Honing reinigt zichzelf, d.w.z. dat alle onreinheden, welke lichter zijn, op de duur boven op de honing gaan drijven. Voorzichtig worden deze onreinheden (wasdekseltjes, kleine strootjes e.d.) afgeschept en eerst dan brengt men de honing in flacons e.d. over.
Heeft men een grote hoeveelheid honing, dan tappe men die niet direct in flacons, daar men niet zeker weet, of het product op deze wijze wel geheel zal worden verkocht. Soms toch is het voordeliger, om zijn honing bij grotere kwantums te verhandelen.
Vaak ook weigert men gekristalliseerde honing te ontvangen en wanneer men reeds direct de honing in flacons had overgetapt, zou men verplicht zijn elke flacon weer vloeibaar te maken, wat bij een groot kwantum een onbegonnen werk is.
Daarom is het verstandiger zijn honing zoveel mogelijk in grotere vaten of bussen te bewaren en eerst kort voor de aflevering de flacons te vullen.
| |
| |
Gewoonlijk is het noodzakelijk, dat bij het vullen der flacons de honing vooraf verwarmd wordt, of, indien hij gekristalliseerd mocht zijn, vloeibaar gemaakt.
Hierbij gaat men met de nodige voorzichtigheid te werk. De honing wordt vloeibaar gemaakt in een waterbad, dat geen hogere temperatuur heeft dan 40 gr. C., teneinde het doden der diastatische fermenten te voorkomen.
Vette korven.
Sterk verhitte honing verliest aan geur en smaak, dus ook aan waarde en brengt den verkoper in conflict met de Keuringsdienst van Waren, tenzij hij de honing als zodanig aanbiedt.
In de handel zijn zgn. klaarapparaten verkrijgbaar, waarmede men zijn honing vloeibaar of doorschijnender kan maken, waardoor hij gewoonlijk beter verkoopbaar is.
Het is een geheel onjuiste mening, dat versuikerde honing minder waarde heeft.
Door voorlichting van het publiek, verspreiding of bijlevering van verklarende geschriftjes of wikkelpapieren, kan men het misverstand zo niet geheel, dan toch voor een groot deel de wereld uit helpen.
Goed gewonnen en niet te hoog verhitte honing kristalliseert nagenoeg steeds, de ene soort echter spoediger dan de andere.
De vaak in winkels aangeboden niet-kristalliserende honing heeft een kunstbewerking ondergaan, welke nadelig is voor het product, al lokt zulke honing ook eerder tot kopen dan stijf geworden honing.
Honing is een voedingsmiddel van ongekende waarde.
Hij bevat een watergehalte variërend van 8.3 tot 33.59%
| |
| |
(in ons land wordt honing met een hoger percentage dan 25% water, gediskwalificeerd).
Verdere chemische bestanddelen zijn: druivensuiker (42 procent) en vruchtensuiker (35 procent). Deze beide suikersoorten worden tezamen wel invertsuiker genoemd. Honing bevat een klein percentage rietsuiker (plm. 0.8 à 7 procent).
Honing met een hoger rietsuikergehalte (saccharose) dan 5 procent, wordt in ons land gediskwalificeerd en brengt den verkoper in conflict met de keuringsdienst.
Toch wordt in ons land wel honing gewonnen, waarvan het saccharose-gehalte hoger is dan 5 procent, vopral in jaren, waarin veel bladhoning gewonnen wordt, welke honing van een afwijkende chemische samenstelling is. Bovendien bevat honing nog andere stoffen, o.a. dextrine, eiwitstoffen, phosphaten, ijzerverbindingen e.d.
Druiven- en vruchtensuiker (dextrose en laevulose) zijn zeer gemakkelijk verteerbaar en worden direct in het bloed opgenomen, in tegenstelling met onze huishoudsuiker (saccharose), welke eerst omgezet moet worden (geïnverteerd), alvorens zij in het bloed kan worden opgenomen.
Al onze voedingsstoffen moeten in ons lichaam trouwens heel wat chemische omzettingen doormaken, druiven- en vruchtensuiker echter maken hierop een uitzondering.
Vooral voor het groeiende lichaam is honing van zeer veel wa:arde, mede wegens zijn gehalte aan kalkzouten, terwijl hij bij geregeld gebruik vaak een voorbehoedmiddel tegen bloedarmoede, Engelse ziekte enz, is.
In vergelijking met andere voedingsmiddelen neemt honing een zeer bizondere plaats in.
1 kg. rundvlees bevat |
1013 caloriën (warmte-eenheden) |
1 kg. eieren bevat |
1613 caloriën (warmte-eenheden) |
1 kg. honing bevat |
3075 caloriën (warmte-eenheden) |
Zijn heerlijk aroma is algemeen bekend en hij is dan ook, behalve een uitstekend voedingsmiddel, een heerlijk genotmiddel.
Zieken en zwakken kunnen honing gewoonlijk goed verdragen.
| |
| |
Waar honing in de eerste plaats een voedingsmiddel is en feitelijk een veel billijker voedingsmiddel dan vlees en eieren, is hij in zekere zin ook medicijn.
Alvorens men zijn geld wegsmijt aan kwakzalversmiddelen, gebruike men regelmatig bij hoest, influenza, bronchitis e.d. zuivere Nederlandse honing.
Honing moet niet bij grote hoeveelheden genuttigd worden, doch een geregeld gebruik van kleine hoeveelheden, b.v. bij het ontbijt en vóór men ter ruste gaat, zal op de duur een gunstige uitwerking pp de lichaamsgesteldheid uitoefenen.
Sommige volwassen personen en ook wel kinderen hebben aanvankelijk een tegenzin in honing.
Gewoonlijk komt dit, omdat men aanvankelijk te grote hoeveelheden nuttigt.
Blijft ook bij kleine hoeveelheden de tegenzin bestaan, dan wordt hij ingenomen met water of melk.
Een eetlepel honing, opgelost in een glas warme melk is een overheerlijke drank.
In de zomer kan hij opgelost worden in spuitwater met wat vruchtensap (citroen, sinaasappel, e.d.).
Men gewenne zijn kinderen reeds vroeg regelmatig honing te gebruiken waardoor zij beter de verschillende kinderziekten het hoofd kunnen bieden.
Kunsthoning heeft niet die waarde als zuivere bijenhoning, daar hij slechts bestaat uit geïnverteerde suiker en vermengd wordt niet een of andere bloemengeur, terwijl kleurstoffen dit kunstproduct het uiterlijk van honing moeten geven.
Dr. Paula Emrich berichtte in de ‘Schwz. Bztg’ over een hohingkuur in het Kinderhuis te Weezen (Zwitserland): 200 kinderen werden gedurende 6 weken dagelijks 2 keer met honing gevoed en wel aanvankelijk met ½ theelepel tot een eetlepel vol. De honing werd in warme melk opgelost en toegediend.
Bij deze honingkuur steeg het gehalte aan rode bloedlichaampjes van 53% tot 82% en nam het lichaamsgewicht met 4 kg. toe.
Bij een melkkuur steeg het gehalte aan rode bloedlichaam- | |
| |
pjes van 70% tot 78% en nam het lichaamsgewicht slechts 1 kg. toe.
Honing laat zich zeer goed in de keuken gebruiken.
Een heerlijke honinkoek bakt men van 500 gram bloem, 250 gram honing, 8 eetlepels witte suiker, ¼ 1. melk, 2 theelepels zuiveringszout, 2 theelepels gemalen kruidnagelen, 4 theelepels gemalen kaneel en naar smaak, gember, sucade, amandelen e.d.
Nadat meel, suiker en kruiden dooreen geroerd zijn, wordt de melk en de vloeibare honing toegevoegd en goed met elkaar vermengd.
Is het deeg gereed, dan wordt de koek gedurende één uur in een matig warme oven in een met boter besmeerd bakblik of in een bakblik, dat met beboterd vetvrij papier is bekleed, gebakken.
Men laat de koek een paar weken in de kelder liggen alvorens hem aan te snijden.
Een ander goed recept is het volgende:
600 gram bloem, 250 gram basterdsuiker (licht), 260 gram honing, 2 eieren en 1 eetlepel (afgestreken) potas.
Nadat het deeg, zoals bij het vorige recept is vermeld, gereed is gekomen, laat men het ongeveer een half etmaal op een koele plaats (b.v. in de kelder) staan. Daarna in een blik bakken, zoals hiervoor is vermeld en ook eerst na een paar weken aansnijden.
Gewoonlijk kan men door een tongenproef gemakkelijk de herkomst van honing vaststellen, terwijl ook de kleur goede aanwijzingen geeft, op welke plant of bloem in hoofdzaak de honing gewonnen is.
Zo heeft vruchtbomenhoning een aangename, aromatische geur, terwijl de kleur varieert van geel-bruin tot goudgeel, soms naar licht-rood overhellend.
Acaciahoning is helder als water en heeft een buitengewoon aangename smaak en geur.
Koolzaadhoning is citroengeel van kleur en zeer geurig, evenals 3mosterdhoning, welke soms een wat scherpere smaak heeft; gekristalliseerd is hij wit als reusel.
Honing van de esdoorn is licht-geel van kleur. De smaak is heerlijk.
| |
| |
Honing van het bekende onkruid Herik komt met koolzaadhoning overeen.
Witte klaverhoning is van wit tot goud-geel. Gekristalliseerd is hij crême-achtig van kleur en heeft een zachte, soms zeer bizondere smaak, welke hoofdzakelijk wel het gevolg zal zijn van honing, welke op andere gelijktijdig bloeiende planten gewonnen is. Klaverhoning kristalliseert zeer fijn.
Korenbloemhoning is groenachtig van kleur en zeer fijn van smaak en geur.
Lindehoning is goud-geel, met een groenachtige weerschijn, smaak en geur zijn aangenaam aromatisch.
Boekweithoning is van donker-rood tot rood-bruin en heeft een bizondere geur en smaak, welke de een aangenaam, de ander ongenietbaar vindt. Deze honing is voor het bakken van koek zeer gewild.
Heidehoning is bruin tot donker-bruin van kleur, wat scherp van smaak en taai vloeibaar, daardoor buitengewoon geschikt om als raathoning gewonnen te worden.
Heidehoning versuikert niet spoedig, doch grof-korrelig. Behalve bovengenoemde honingsoorten worden nog verscheidene andere gewonnen, welke min of meer in geur, smaak en kleur met bovenstaande soorten overeenstemmen. Een uitzondering maakt de honing, welke in zeer warme jaren met grote verschillen tussen dag- en nachttemperatuur op het blad van linde- en eikebomen gewonnen wordt.
Deze honing is van groen-bruin tot zwart-groen van kleur en is voor overwintering ongeschikt en voor consumptiehoning minder ogelijk.
Ook dennenhoning is zwartachtig-groen van kleur, smaakt wat naar terpentijn en hem worden zeer geneeskrachtige eigenschappen toegeschreven.
In ons land komt deze honing weinig voor.
Waar goede honing een betrekkelijk duur artikel is, heeft men getracht hem op allerlei wijzen te vervalsen. Zo vermengde men honing met water, druivensuiker e.d.
Door het in werking treden van het Honingbesluit zijn aan deze knoeierijen paal en perk gesteld, hoewel de handige
| |
| |
honinghandelaar toch nog door de mazen van het net kan heensluipen.
Een nog moeilijker op te lossen vraagstuk is het herkennen van de honing naar het land van herkomst.
Ons land wordt overstroomd met honing van uitheemse oorsprong. Deze honing komt gewoonlijk van over zee, uit Amerika, Australië enz., en is in prijs billijker dan ons Nederlands product, en daardoor een door handelaren in honing zeer gewild artikel.
Het is zeer goed mogelijk, dat sommige ingevoerde honing aan kwaliteit niets te wensen overlaat, maar men heeft niet de minste zekerheid.
Bovendien is het bekend, dat in Amerika b.v. jaarlijks duizenden bijenvolken te lijden hebben van het gevreesde Amerikaans vuilbroed.
Of het vastgesteld is, dat honing met deze ziekte-bacillen besmet, schadelijk voor de gezondheid is, is mij niet bekend.
Door hem echter te voederen aan zijn bijen, plant men het vuilbroed zonder twijfel over, tenzij men hem langdurig aan kooktemperatuur (100 gr. C.) blootstelt, maar dan doodt men juist de diastatische fermenten en kan men veel beter de goedkopere accijnsvrije suiker aan zijn bijen voederen.
Waar wij dus zelfs de geringste contrôle missen over bereiding enz. van het overzees product, voere men zijn bijen nimmer met honing van onbekende herkomst.
Nu is het uiterst moeilijk om vast te stellen, van welk land de honing afkomstig is.
Dit is alleen mogelijk door middel van de microscoop, n.l. door de stuifmeelproef.
Maar teneinde te kunnen vaststellen of een als Nederlandse honing gedeclareerd product werkelijk niet vermengd is met honing van elders, of zelfs uitsluitend van buitenlandse herkomst is, dient men een grondige studie te hebben gemaakt van alle in ons land voorkomende honingbloemen, welke ook stuifmeel leveren.
Dit is alleen mogelijk door wetenschappelijk gevormde personen; de leek staat hier machteloos.
| |
| |
In hoeverre is het nu voor den doorsnee-imker mogelijk, een oordeel over honing te vormen.
De meeste imkers zijn in de scheikunde geen bollebozen en daarom laat men het scheikundig en microscopisch onderzoek uitsluitend aan daartoe zaakkundigen over.
Maar ogen en smaak geven den imker vrij goede zekerheid, met welke honing hij te doen heeft.
Zo zal hij een oordeel kunnen vormen omtrent de kristallisatie (grof- of fijnkorrelig, hard of ‘smeeïg’).
Soms ook is slechts een gedeelte gekristalliseerd, terwijl een ander gedeelte vloeibaar blijft.
Begint honing te kristalliseren, dan ontstaan vlokken en soms lijkt het, of er zich een bezinksel in de honing vormt. Blijft een gedeelte van de honing ongekristalliseerd, dan is dit gedeelte zeer rijk aan vruchtensuiker en arm aan druivensuiker.
Bij het kristalliseren verandert de kleur van de honing, hij wordt n.l. lichter.
Zoals reeds gezegd, kristalliseert de ene soort honing grofkorrelig, de andere daarentegen met fijne kristallen. Sommige honing (b.v. koolzaad) wordt hard als steen, andere soorten (b.v. klaver) blijft boterachtig week.
De laatste laat zich gemakkelijk op de boterham uitsmeren, veel beter b.v. dan dun-vloeibare honing.
Waar hard-kristalliserende honing bij het gebruik veel last oplevert, wordt hij veelal verwarmd tot weer een dunvloeibare massa is verkregen. Beter kan men echter, vóór het kristallisatie-proces aanvangt, dergelijke honing enten. Men neemt daartoe een kleine hoeveelheid van een boterachtig kristalliserende honing en wrijft die met een spatel in een vijzel of op een bordje zolang, dat een stroopachtige massa is verkregen.
Deze boterachtige substantie vermengt men nu met de nog vloeibare hard-kristalliserende honing, welke nu eveneens boterachtig zal worden en blijven.
De tongenproef vertelt ons vaak spoedig, zij het dan ook niet met besliste zekerheid, met welke honing men te doen heeft.
Het is echter onmogelijk om door middel van gezicht en
| |
| |
smaak eventuele vervalsing of vermenging te beoordelen.
| |
De handel in honing.
Gewoonlijk zijn de imkers geen handelaars in de volstrekte zin van het woord.
Hebben zij van hun bijen honing geoogst, dan wordt hiervan een gedeelte verkocht.
In streken waar de korfbijenteelt nog de overhand heeft, worden de korven gewoonlijk geleverd, uitgebroken in 't vat.
De werkzaamheid van den imker bestaat dan alleen in het af jagen, doden (af zwavelen) of afsalpeteren van het volk en verder in het uitbreken.
Soms wordt de raathoning er uit gehouden, soms ook wordt deze apart verpakt in daartoe geschikte kisten.
De aldus uitgebroken honing wordt in een vat (plm. 350 pond) gestampt en gaat dan naar de zemerij, ter verdere bewerking.
De imker ontvangt zijn geld en hij is van alle last en moeite, aan het bereiden van honing verbonden, af.
De prijs welke hij echter per pond maakt, is niet hoog.
Gewoonlijk verkopen de imkers, die in eenzelfde streek wonen, hun honing op deze wijze gezamelijk aan een opkoper.
Anderen bereiden hun honing zeil; hij wordt gezeemd.
Gezeemde honing is voor bakkersgebruik beter geschikt,
| |
| |
dan om hem in flacons als consumptiehoning aan te bieden. Lek- en slingerhoning hebben als consumptiehoning hoge waarde.
Gewoonlijk worden zij in glazen flacons van 1 pond inhoud het publiek aangeboden.
Op de flacons wordt een net etiket geplakt, bedrukt met de naam van den imker en eventueel de soort van honing.
Honingflacons.
Over het schroefdeksel wordt nog een sluit-etiket geplakt, waarop men enkele bizonderheden kan laten drukken, zoals samenstelling van honing, gebruik e.d.
Men wikkele de flacons vervolgens in wikkelpapieren, welke een uitvoerige beschrijving, medische attesten, aanbevelingen e.d. kunnen bevatten.
Net behandelde en keurig verpakte honing, vindt gretiger kopers, dan honing, welke verpakt is in slordige flacons of dito emmertjes.
Raathoning wordt verpakt in blikken-, houten- of kartonnen dozen, van binnen voorzien van vetvrij papier.
Verzending, van grote hoeveelheden flacons heeft plaats in houten kisten, met gegolfd papier gevoerd, of wat nog beter is, de flacons goed in hooi verpakt.
Vloeibare honing in grote hoeveelheden verzendt men het best in houten of metalen vaten.
Dikwijls worden hiervoor ongebruikte melkbussen gebezigd.
Moet men de honing langere tijd bewaren, dan plaatst men hem in gesloten fust op een droge vorstvrije plaats.
| |
| |
Wil men gekristalliseerde honing weer vloeibaar maken, dan plaatse men het voorwerp waarin zich de honing bevindt, in een waterbad. Het water in de kookpan moet zomogelijk iets hoger staan, dan de honing in het fust.
Men verwarmt, onder voortdurend roeren van de honing, het water tot plm. 60 gr. C. De honing liefst niet hoger. verhitten dan 40 à 50: gr. C.
Weliswaar zal de honing dan na enige maanden weer opnieuw kristalliseren, doch men kan hem desnoods dan weer opnieuw doen smelten.
Heeft men honing voor dagelijks gebruik nodig, dan wil hij wel eens boterachtig week worden, indien men de flacon op een warme plaats (b.v. op de schoorsteenmantel boven de warme haard) plaatst.
Honingbussen.
Indien de vastebouw-imker behoorlijk werk van de bereiding van zijn korf honing wil maken, kan hij echter een product oogsten, dat niet onder behoeft te doen voor de slingerhoning van den lossen bouw-imker.
Veel instrumenten heeft hij daarvoor niet nodig en zij zijn ook niet bizonder kostbaar. Nodig is alleen, dat hij in een goed verwarmd vertrek werkt, niet tegen wat moeite opziet en zeer zindelijk werkt.
Nodig is een gazen doos, al of niet met houten lijsten, aan een van de lange zijden voorzien van een paar scharnieren en aan de andere zijde van een vioolhaakje.
Nodig is ook een ‘Kleine Triumph’, in de wandeling ‘Handkolbtoestel’ genoemd.
Als regel zal hij de te beschrijven werkwijze eerst toe
| |
| |
passen, nadat de volken van de heide zijn gekomen.
Labordoos.
Nadat de bijen uit de woning verwijderd zijn, snijdt hij eerst de mooie raathoning uit en daarna zoekt hij uit het overgeblevene de stukken zonder stuifmeel en zet die naast elkaar in een lege schaal of bak, op hun kant.
De gazen doos (Labordoos) wordt nu open neergelegd en gevuld met stukken honing. Met een ontzeg elvork worden nu de zegeltjes af gewipt, de doos gesloten, omgedraaid, wéér geopend om vervolgens de andere zijde te ontzegelen.
Het ontzegelen.
| |
| |
Na de doos weer gesloten te hebben, kan men deze in de honingslinger plaatsen, zoals men dit met een gewoon honingraampje doet en beginnen te slingeren.
Bevatten de stukken hoofdzakelijk heidehoning dan dient men vóór het slingeren eerst één zijde van de raat te ontzegelen, om daarna deze zijde met het handkolbtoestel te bewerken. Nu wordt het raam - of beter de ramen, want men dient met drie dozen te werken - in de honingslinger gezet en deze zijde uitgeslingerd.
Is deze kant bijna geheel leeg, dan neemt men de dozen uit de slinger, legt de nog niet bewerkte zijde voor zich neer, ontzegelt deze kant, bewerkt hem met het kolbtoestel en na de dozen gesloten te hebben worden zij weer in de
Bewerking van de honing met het Kolbtoestel.
De uitgeslingerde resten.
| |
| |
slinger geplaatst en geheel leeggeslingerd.
Neem zoveel mogelijk grote stukken. Het product, dat men verkrijgt, doet niet onder voor dat van den kastimker en kan nagenoeg op één lijn met de gewone slingerhoning gesteld worden. Zeef de honing door een kaasdoek.
| |
Het zemen van honing.
De vastebouw-imker, die niet over de nodige gereedschappen beschikt om zijn honing behoorlijk te bewerken, zoekt naar middelen, om toch een goede prijs voor zijn product te maken.
Hiervóór hebben we reeds gezegd, dat gewoonlijk een aantal imkers hun honing gezamenlijk verkopen aan een opkoper.
Anderen stichten een zemerij, waar coöperatief de honing geleverd en bewerkt wordt.
Zo'n zemerij, kan, mits goed beheerd, er veel toe bijdragen, dat het bedrijf lonender wordt.
Voor zo'n bedrijf is het nodig, dat men enige honingpersen heeft, terwijl men de beschikking moet hebben over een veevoederfornuis, perszakken of -kleden, zeven, trechters, emmers, tonnen e.d.
De aangevoerde korven worden gewogen en uitgebroken. Eerst nadat de korven van spijlen ontdaan zijn, wordt het droge werk met de handen uitgebroken.
Met een korfmes snijdt men de stukken honing uit, welke vervolgens worden gesorteerd.
In een ton of zak wordt het droge werk voorlopig bewaard en ook het broed wordt terzijde gelegd.
De honing wordt gesorteerd als volgt:
a. | Mooie stukken blanke raathoning worden in een grote bak op hun kant naast elkaar gezet, elk stuk gescheiden door een stuk vetvrij papier; |
b. | Stukken honing, welke geschikt blijken om uit te lekken (klaver, boekweit e.d.), worden op het lektoestel gelegd, nadat zij eerst langs de middenwand doorgesneden zijn; |
c. | Mooie stukken stuifmeelvrije honing om koud te
|
| |
| |
| persen; |
d. | Alle andere honing. |
Eerst perst men de honing onder c genoemd.
Een perszak wordt met deze honing gevuld, in de honingpers gelegd en de boord enige malen gedraaid.
Het persblok wordt boven op de perszak gelegd en de persschroef (vooral langzaam!) enige slagen aangedraaid. De honing zoekt nu aan alle kanten uit de perszak te ontwijken en in een brede straal loopt hij uit de pers in een inmiddels ondergezette emmer.
Na enige tijd houdt het stromen op, waarna men nogmaals aan de persschroef draait, hetgeen men herhaalt totdat geen honing meer uitgedrukt kan worden.
Nu wordt de schroef losgemaakt, de inhoud van de perszak goed heen en weer geschud en het persen begint opnieuw.
De overgebleven perskoek bevat nog heel wat honing en wordt voorlopig in een ton bewaard.
Heeft men geen honing onder c genoemd meer te persen, dan wordt de honing onder d genoemd onder handen genomen, benevens de koeken die koud geperst zijn.
Deze honing wordt warm geperst en komt in afzonderlijke vaten.
Nu komt het veevoederfornuis van pas.
De ketel wordt gedeeltelijk gevuld met de reeds koud geperste koeken, aangevuld zo nodig met stukken onder d genoemde honing.
Inmiddels wordt het vuur aangemaakt (eiken talhout) en de massa flink dooreengeroerd.
Men dient zich herhaaldelijk te overtuigen, dat de brij niet te warm wordt; in geen geval mag de temperatuur zo hoog worden, dat het was smelt. Men verwarmt niet hoger dan 50 gr. C.
Is hij warm genoeg, dan wordt een perszak ermede gevuld en is de behandeling verder precies, zoals bij het koudpersen beschreven.
Vooral zorgt men ervoor, dat de schroef niet te schielijk wordt aangedraaid, daar anders stukgeknepen zakkeri het gevolg er van kunnen zijn.
| |
| |
Deze honing is als consumptiehoning minder geschikt, maar wordt gewoonlijk gebruikt bij de koekfabricatie of ook wel als voerhoning voor de bijen.
Honing- en Waspersje.
Men heeft ook getracht in het grootbedrijf de korfhoning te slingeren, om ook het korfproduct als consumptiehoning in de handel te kunnen brengen. De zemerij te Loppersum en die te Boxtel is daar zeer goed in geslaagd. Het verkregen product kan de toets der kritiek uitstekend doorstaan. Het korfproduct op deze wijze behandeld brengt heel wat meer op, dan de pershoning.
Wat van het persen is overgebleven, heet ‘droog brood’. Dit droge brood is echter nog verre van droog en bevat nog een zeker percentage honing.
Dit percentage is lager, naarmate er intensiever is geperst.
Alvorens het droge brood tot zuivere was ie verwerken, kan men er nog zoetwater van winnen.
Hiertoe worden de koeken stuk geslagen, in een ton gedaan en met veel kokend water overgoten, zodat de massa onder staat.
Gedurende de nacht laat men de massa weken.
De volgende dag wordt het ‘droge brood’ nogmaals geperst (even verwarmen) en het aldus uitgeperste droge brood kan voor wasfabrikatie worden gebruikt.
Het zgn. zoetwater wordt nu gekookt en ingedikt.
Zoetwater heeft geringe handelswaarde en de imker doet verstandig, indien hij het aan zijn bijen opvoedert, na het desnoods met suiker vermengd te hebben.
De stukken raat met stuifmeel stampt men met wat honing
Korfmes voor het uitsnijden van honingraten.
| |
| |
of suikerstroop fijn tot een stroopachtige massa. Deze massa bewaart men in een gesloten vat, bus, fles of i.d. en is buitengewoon geschikt om in het voorjaar zijn volken tot verhoogde broedaanzet te prikkelen.
Bijenstand boven op de Simplon (1480 m. boven de zeespiegel).
|
|